nr. 100
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2008
Naar aanleiding van uw verzoek van 20 december 2007 informeer ik
u hiermee over mijn beslissing de detentie van Lucia de B. niet te onderbreken.
Mevrouw de B. heeft op twee gronden om strafonderbreking verzocht.
In de eerste plaats heeft zij hierom verzocht naar aanleiding van de inhoud
van het rapport van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) van
19 oktober 2007 en een mogelijk daarop volgende vordering tot herziening.
Dit onderdeel van het verzoek heb ik afgewezen omdat een mogelijke vordering
tot herziening geen wettelijke grond vormt voor strafonderbreking. Deze kan
worden verleend op grond van artikel 570 b van het Wetboek van Strafvordering.
Deze bepaling is uitgewerkt in een ministeriële regeling, die een limitatieve
opsomming bevat van mogelijke gronden tot strafonderbreking. Een mogelijke
herziening is in deze regeling niet opgenomen als grond voor strafonderbreking.
Gelet op het bijzondere karakter van de zaak heeft het Openbaar Ministerie
mij niettemin van informatie en advies voorzien.
Van belang is dat de advocaat-generaal bij de Hoge Raad op 23 november
2007 heeft laten weten, dat de bevindingen in genoemd rapport van de CEAS
op zichzelf onvoldoende grond bieden voor het indienen van een vordering tot
herziening. Wel heeft hij laten weten dat een nader onderzoek wordt ingesteld.
Afhankelijk van de resultaten daarvan wordt beslist of een vordering tot herziening
zal worden ingediend.
Nu herziening nog geen uitgemaakte zaak is en het evenmin vaststaat –
mocht tot herziening worden besloten – dat een hernieuwde behandeling
tot een (gedeeltelijke) vrijspraak zal leiden, heeft het Openbaar Ministerie
mij laten weten in de zaak van Lucia de B. geen aanleiding te zien de detentie
te onderbreken en heeft mij geadviseerd een daartoe strekkend verzoek af te
wijzen.
In de tweede plaats heeft mevrouw de B. strafonderbreking verzocht in
verband met haar gezondheidstoestand.
Naar aanleiding van dit onderdeel van haar verzoek, heeft een onderzoek
plaatsgevonden door twee medisch deskundigen; een hoogleraar neurologie en
een forensisch psychiater. Beide deskundigen kwamen onafhankelijk van elkaar
tot de conclusie dat de detentie van Lucia de B. verantwoord kan worden geacht.
Uit overleg dat beide deskundigen hebben gevoerd over de onderzoeksresultaten,
kwamen geen discrepanties naar voren.
De medisch adviseur heeft vervolgens op basis van beide adviezen geconcludeerd
dat geen noodzaak aanwezig is tot verlening van strafonderbreking op medische
gronden.
Gelet op het bovenstaande heb ik het verzoek tot strafonderbreking op
13 december 2007 afgewezen.
Tegen deze beslissing heeft Lucia de B. op 20 december 2007 beroep
ingesteld bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en
Jeugdbescherming. Op dit moment is nog niet bekend wanneer het beroep wordt
behandeld.
De staatssecretaris van Justitie,
N. Albayrak