nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2007
Hierbij ontvangt u mijn antwoord, mede namens de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), op de brief van de Vaste commissie
voor VROM van 17 september 2007 met kenmerk VROM 07-419/07-407 waarin
ik en mijn ambtgenoot van VROM worden verzocht te reageren op twee door haar
ontvangen brieven van de Stichting Natuur en Milieu te Utrecht van 9 juli
2007 respectievelijk van de Stichting tot Behoud van de Hoeksche Waard als
Polderlandschap te Oud-Beijerland (BHWP) van 18 juli 2007.
Allereerst geeft de Stichting Natuur en Milieu in haar brief van 9 juli
2007 aan dat zij verwacht dat de huidige draagkrachttoets in de weg zal staan
aan een adequate toegang tot de gesubsidieerde milieurechtsbijstand voor natuur-
en milieugroepen. Verder vreest zij dat de milieurechtsbijstandverleners op
basis van de toekomstige vergoeding voor milieuprocedures geen zaken meer
zullen willen doen.
Bij brief van 20 augustus 20071 heb ik
de Stichting Natuur en Milieu nader geïnformeerd over het door het kabinet
vastgestelde beleid omtrent de inrichting van de toekomstige milieurechtsbijstand
waarvan sommige maatregelen specifiek zien op deze punten. Deze brief ontvangt
u bijgaand in afschrift. Ik geef hieronder nog een nadere toelichting.
Met ingang van 1 januari 2008 zal de milieurechtsbijstand volledig
zijn ingebed in het reguliere stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Vanaf
dat moment zal de nieuwe toegangsregeling voor natuur- en milieugroepen gelden.
De huidige open draagkrachtnorm voor rechtspersonen in de Wet op de rechtsbijstand
zou vanaf dat moment inderdaad een beletsel kunnen gaan vormen voor de toegang
tot het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand voor natuur- en milieugroepen.
Deze norm is namelijk niet voldoende toegesneden op de financiële situatie
waarin natuur- en milieugroepen verkeren. Derhalve heb ik aan de Raden voor
Rechtsbijstand gevraagd bij beleidsmaatregel een zodanige invulling te geven
aan deze huidige open draagkrachtnorm dat zij per 1 januari 2008 wel rekening kunnen gaan houden met de specifieke financiële omstandigheden
van natuur- en milieugroepen. Dit houdt onder meer in dat de toegang tot de
gesubsidieerde rechtsbijstand voor groepen met rechtspersoonlijkheid onderhevig
wordt aan een draagkrachtgrens van tienduizend euro. Mijn inschatting en die
van de Raden voor Rechtsbijstand is dat hiermee zal worden geborgd dat de
toegang tot de gesubsidieerde rechtsbijstand voor minder draagkrachtige natuur-
en milieugroepen met rechtspersoonlijkheid, waaronder veelal de kleine en
locale milieugroepen, op voldoende niveau blijft.
Ik verwacht dan ook dat deze maatregel mede zal borgen dat het toekomstige
systeem van gesubsidieerde milieurechtsbijstand voldoende toegankelijk blijft
voor minder draagkrachtige natuur- en milieuorganisaties.
Verder zal per 1 januari 2008 ook het forfaitaire vergoedingenstelsel
in het Besluit Vergoedingen Rechtsbijstand gaan gelden voor de milieuzaken
die op toevoegbasis worden gedaan door een gesubsidieerde advocaat. Wat betreft
de toekomstige forfaitaire vergoeding voor milieuprocedures deel ik de zorgen
van de Stichting Natuur en Milieu niet. De vergoeding die normaliter geldt
voor een bestuursrechtelijke procedure wordt specifiek voor milieuzaken verhoogd
van acht naar elf punten. De verhoging is een antwoord op de door de Raden
voor Rechtsbijstand aangeleverde gegevens over de te verwachten gemiddelde
tijdsbesteding in (toekomstige) milieuprocedures. Hierdoor houdt deze vergoeding
zowel rekening met zaken die relatief tijdsintensief zijn als met zaken die
relatief minder tijdsintensief zijn. Daarnaast voorziet het forfaitaire stelsel
van vergoedingen erin dat in milieuzaken met een bewerkelijk karakter een
extra financiële toeslag kan worden aangevraagd bij de Raden. Verder
wordt met steun van de Raden voor Rechtsbijstand en het ministerie van VROM
een Stichting Milieurechtsbijstand opgericht die onder meer de milieurechtsbijstandverlener
zal ondersteunen bij zijn werkzaamheden, bijvoorbeeld door middel van een
landelijk kennisnetwerk.
Ten slotte heeft zowel het merendeel van de voormalige milieurechtsbijstandverleners
als een nieuwe aanwas van advocaten zich bereid verklaard om tegen voornoemde
vergoeding te gaan participeren in het toekomstige stelsel. Op dit moment
heb ik er dan ook alle vertrouwen in dat ook in de toekomst er voldoende kwaliteit
en capaciteit aan milieurechtsbijstand zal zijn.
Daarnaast heb ik de Raden voor Rechtsbijstand gevraagd de komende jaren
de effecten van de nieuwe milieurechtsbijstandvoorziening intensief te monitoren
zodat bij ongewenste effecten op de toegang voor zowel particulieren als natuur-
en milieugroepen tijdig kan worden ingegrepen.
De Stichting BHWP vraagt aanvullend in haar brief aandacht voor de eigen
bijdrage die zal gaan gelden voor milieurechtspersonen. Conform het advies
van de Raden voor Rechtsbijstand zal vanaf 1 januari 2008 de eigen
bijdrage in milieuzaken voor milieurechtspersonen tijdelijk met vijfenzeventig
procent per procedurestap worden gereduceerd ten opzichte van de normale eigen
bijdrage voor rechtspersonen. Na ommekomst van een jaar – de geplande
datum van inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
is op 1 januari 2009 – zal worden bezien of de maatregel ter voorkoming
van ongewenste vraaguitval onder rechtspersonen nog langer van kracht zal
moeten zijn. In deze periode zal worden gemonitord wat de mogelijke effecten
van de invoering van de omgevingsvergunning zullen zijn op de kostencumulatie
voor rechtspersonen. De reductie van de eigen bijdrage voor groepen zal niet
automatisch vervallen bij de invoering van de Wabo; over de hoogte van de
eigen bijdrage zal een beleidsbeslissing worden genomen, waarbij de resultaten
van de evaluatie zullen worden meegenomen.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Justitie,
N. Albayrak