31 200 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2008

nr. 117
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2008

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 27 maart 2008 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over:

– de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 maart 2008 inzake aanvullende informatie over de vergoeding aan mevrouw Herfkens (31 200 V, nr. 79);

– de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 22 februari 2008 inzake nadere informatie over betalingen aan Nederlanders bij internationale organisaties (Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2007/2008, nr. 1500);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 februari 2008 inzake de betrokkenheid van Buitenlandse Zaken bij betalingen aan Nederlanders in VN-dienst (31 200 V, nr. 72).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Volgens de heer Boekestijn (VVD) gelden de eisen voor goed bestuur ook voor Nederlanders, hoewel de kop «Herfkens lak aan de VN-code» anders lijkt te suggereren. Ieder normaal mens zou zich diep schamen als blijkt dat hij of zij in strijd met de regels heeft gehandeld. Herfkens kan alleen maar reageren met te zeggen dat zij geen zin heeft om tegen een bakstenen muur aan te kijken. Voor een armoedebestrijdster heeft zij geen overdreven ontwikkeld moreel besef. De uitgelekte memo bewijst niet dat Buitenlandse Zaken een initiërende rol bij het verlenen van huursubsidie heeft gespeeld, zoals de minister gisteren terecht op de radio zei, maar hij kan toch niet ontkennen dat het is aangeboden of op zijn minst wel met die gedachte is gespeeld? De uitgelekte memo is van 9 oktober 2002 en dus valt minister Verhagen persoonlijk niets te verwijten. Wel zou de heer Boekestijn de minister willen vragen of hij kan garanderen dat de VN-code nooit meer wordt geschonden en dat bij een eventuele nieuwe regeling de goedkeuring van de VN zal worden gevraagd.

De toch laakbare houding van Buitenlandse Zaken inzake schending van de VN-code verkleint de kans dat de huursubsidie via juridische weg kan worden teruggevorderd. Wie zou echter het achterwege blijven van terugvordering in moreel opzicht bevredigend achten? Dat zou volgens de heer Boekestijn om vier redenen volstrekt onacceptabel zijn. Niet alleen bij de Wereldbank waar mevrouw Herfkens als bewindvoerder heeft gewerkt, maar ook in haar VN-contract stond expliciet dat het aannemen van giften van «third parties» verboden was. Ook al zou mevrouw Herfkens dat niet geweten hebben, hetgeen volgens de heer Boekestijn volstrekt ondenkbaar is – iedereen die bij de Wereldbank of de VN werkt kent die code – sinds wanneer is onwetendheid een rechtvaardiging voor een vergrijp? Illegale subsidies worden altijd teruggevorderd. Als EZ een subsidie geeft en de EU tikt het op de vingers, dan wordt dat gewoon teruggedraaid. Waarom dan niet in het geval van mevrouw Herfkens? Moet iemand die geen enkel berouw toont zo maar vrijuit gaan? Kan Herfkens echt weg komen met de redenering dat de schuld geheel bij Buitenlandse Zaken ligt? Daarvoor is haar handelwijze te onbeschaamd. De heer Boekestijn roept de minister dan ook op om mevrouw Herfkens onverwijld te sommeren om de subsidie terug te betalen.

De heer Boekestijn acht de juridische weg niet zo kansloos als de landsadvocaat en de minister suggereren. Hij verzoekt daarom de minister dat advies van de landsadvocaat openbaar te maken.

De voorganger van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Van Ardenne weigerde in 2004 een additionele subsidie te geven aan de Millennium Development Goals Campaign van Herfkens, omdat OS-geld niet aan bewustwordingscampagnes gericht op het Westen behoorde te worden besteed, maar aan Afrika. Snel na zijn aantreden heeft minister Koenders die subsidie alsnog verstrekt. Hiermee wekt hij voor de tweede keer na Schokland op zijn minst de schijn dat hij partijgenoten bevoordeelt. De heer Boekestijn heeft er moeite mee dat Nederlands belastinggeld wordt gebruikt om andere regeringen ertoe te brengen om meer geld uit te geven voor OS. Hij roept de minister dan ook op om deze subsidie onmiddellijk te staken.

De heer Irrgang (SP) merkt op dat PvdA-oud-minister Herfkens jarenlang een huursubsidie van de Nederlandse overheid heeft gekregen, oplopend tot $ 7000 per maand. Zij kreeg dat absurd hoge bedrag omdat zij volgens haarzelf en het ministerie van haar riante VN-salaris geen woning in New York kon krijgen. Deze subsidie was en is in strijd met de VN-regels die zowel het ministerie als Herfkens had moeten kennen. Herfkens had daar zelfs voor getekend. Uit de verslaggeving van het nadere onderzoek is volgens beide ministers niet met zekerheid vast te stellen wie de contacten over deze vergoeding heeft geïnitieerd. De heer Irrgang zet daar vraagtekens bij. Uit een hem ter beschikking gesteld intern memo aan het hoofd Personeelszaken van het ministerie van 9 oktober 2002 blijkt dat de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de VN het zelf voorstelde op basis van een soortgelijke regeling voor een andere medewerker. Op basis van dit memo kan de heer Irrgang alleen maar de conclusie trekken dat de Tweede Kamer op dit punt tot tweemaal toe onjuist is geïnformeerd. Kan minister Verhagen behalve te roepen dat hij verbijsterd is ingaan op de inhoud van dit memo? Herfkens stelt dat het initiatief van het ministerie kwam. Blijkt dat ook niet uit dit memo? De minister stelt dat uit de verslaggeving blijkt dat dit niet meer is na te gaan. Hij zou nu met andere verslaggeving moeten komen die de inhoud van dit memo in twijfel trekt. Desgevraagd zegt de heer Irrgang nog dat hij niet de vrijheid heeft om de naam te noemen van degene die hem dat memo heeft gegeven.

Natuurlijk gaat mevrouw Herfkens in deze zaak niet vrijuit. Haar arrogante en misplaatste reactie over business class vliegen omdat het inchecken anders te lang duurt, haar weigering om zoals de meeste New Yorkers inclusief de burgemeester de metro naar het werk te nemen, bevestigt helaas het beeld van mensen aan de top die zelfs als het om mondiale armoedebestrijding gaat iets te goed voor zichzelf zorgen. Onderzoek leerde overigens ook al snel dat New Yorkse makelaars prima woningen in de aanbieding hebben voor minder dan $ 4500, een voor gewone mensen een astronomisch bedrag, maar goed te betalen met het salaris van de Melkertbaan van mevrouw Herfkens. Heeft overigens de heer Melkert in het verleden ook dergelijke huurvergoedingen ontvangen?

Met de heer Boekestijn zou ook de heer Irrgang graag het advies van de landsadvocaat krijgen. Ook hij is er niet van overtuigd dat er geen juridische stappen mogelijk zijn om de subsidie terug te krijgen.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelt dat conform de gebruikelijke systematiek, gebaseerd op de OESO/DAC-regels, 30% van de apparaatskosten uit ODA wordt betaald. De heer Irrgang vindt het merkwaardig dat een huursubsidie voor een diplomaat in New York wordt gekwalificeerd als ontwikkelingshulp, al is het maar ten dele. Hij kan dat niet uit die OESO/DAC-regels opmaken en zou daar graag nog nadere informatie over krijgen, zo nodig schriftelijk. Is de minister overigens bereid om eens de bezem te halen door dit soort idiote uitgaven en om ontwikkelingsgeld te besteden aan waarvoor het bedoeld is: ontwikkelingshulp?

Mevrouw Ferrier (CDA) vindt het eigenlijk diep triest dat een debat moet worden gevoerd over geld dat niet had mogen worden gegeven en worden ontvangen: belastinggeld. Iedere belastingcent hoort naar behoren, op basis van duidelijke regels en zonder willekeur te worden uitgegeven. Als dat algemeen geldt, dan geldt dit zeer in het bijzonder voor ontwikkelingssamenwerking. Juist van die sector wordt terecht volledige transparantie geëist. Als dan op dit niveau in het hart van de VN – het halen van millenniumdoelstellingen, bestrijding van armoede – transparantie blijkt te ontbreken, schaadt dat de sector op zich, allen die zich vol overtuiging inzetten voor ontwikkelingssamenwerking. Het is zaak dat deze kwestie nooit meer kan voorkomen. Mevrouw Ferrier dankt de bewindslieden dan ook voor hun brief die de nodige helderheid biedt. Het wachten is nu nog op het verslag van het onderzoek van de VN en zij hoopt dat dit zo snel mogelijk komt, zodat deze zaak uit de wereld is.

De fractie van mevrouw Ferrier hecht eraan dat Nederlanders strategische belangrijke posities kunnen bekleden in internationale organisaties. Dat dient ook een Nederlands belang. Vandaar dat naar haar mening suppletie wel mogelijk moet zijn en moet blijven, maar dan wel volgens transparante criteria en vooraf vastgestelde regels. Tot dusver was dat helaas niet het geval. Zij waardeert het dat de bewindslieden op basis van hun onderzoek waar nodig aanpassingen hebben aangebracht. Alles staat nu zwart op wit, zodat iedereen weet wie waar recht op heeft en wat de regels bij verschillende organisaties zijn.

Als uit het aanvullende onderzoek van de VN blijkt dat in specifieke gevallen, zoals dat van mevrouw Herfkens, bekend was dat men ten onrechte geld ontving, dan moet naar de mening van mevrouw Ferrier iedere cent worden terugbetaald. Is mevrouw Herfkens overigens wel eens opgeroepen om de subsidie terug te betalen?

Mevrouw Ferrier wijst erop dat het uitgelekte memo begint met «Naar aanleiding van uw verzoek behulpzaam te zijn bij een aantal logistieke zaken ...» en dat dit verzoek is gekomen van de afd. HDPO. Daar is toch iets aan voorafgegaan? Waarom heeft HDPO dit verzoek gedaan? Dat is niet bekend. Op basis van dit memo kan haars inziens dan ook niet worden geconcludeerd dat het initiatief bij het ministerie lag.

Mevrouw Koşer Kaya (D66) betreurt het dat het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking wordt ondermijnd door dit soort onverkwikkelijke situaties. In hun brief zeggen beide ministers dat terugvordering vooralsnog niet mogelijk is, tenzij zou blijken dat mevrouw Herfkens van de relevante VN-regels wist. Zij verwijzen naar de regels over terugvordering in het ambtenarenrecht en met name naar het beginsel van rechtszekerheid. Bij terugvordering dient de overheid zich inderdaad te houden aan de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals dat van rechtszekerheid. Als zich dat tegen terugvordering verzet, kan die niet doorgaan. De Centrale Raad van Beroep hanteert voor de invulling van dat begrip sinds jaar en dag de stelling dat tot terugvordering of verrekening kan worden overgegaan als de ambtenaar wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat hij/zij een te hoog bedrag of een bepaald bedrag gedurende een te lange periode ontving. In de zaak-Herfkens gaat het dan om het redelijkerwijs kunnen vermoeden dat de vergoeding in strijd met de VN-regels was. Het begrip«redelijkerwijs» wordt in de rechtspraak ingevuld aan de hand van wat de gemiddelde ambtenaar met de functie, opleiding, kennis en ervaring van de betrokken ambtenaar weet of redelijkerwijs had kunnen weten. Daar zit volgens mevrouw Koşer Kaya de crux. Betreft het een hoog opgeleide ambtenaar, dan geldt daar een veel hoger kennisniveau voor dan wanneer het een ambtenaar met een veel lagere opleiding betreft. Gaat om iemand die voor het eerst zo’n arbeidscontract voor zijn neus krijgt of om iemand die dat al vaker heeft getekend? In dit geval gaat het om mevrouw Herfkens, jarenlang bewindsvrouw geweest, niet zomaar iemand, niet iemand die net de arbeidsmarkt op komt, iemand die weet wat er allemaal speelt. Bovendien heeft zij bij haar benoeming een papier ondertekend met de tekst: I also declare and promise to respect the obligations set upon me as set out in the staff regulations and rules. Het tekenen is voorwaarde voor een functie bij de VN. Mevrouw Herfkens zegt getekend te hebben zonder ooit die stafregels gelezen te hebben, maar in regel 1.2(j) staat: Geen staflid zal enig eerbewijs, onderscheiding, gunst, gift of vergoeding van enige overheid accepteren.

Tegen deze achtergrond begrijpt mevrouw Koşer Kaya de brief van de bewindslieden niet. Tegen deze achtergrond kunnen de ministers zich haars inziens niet verschuilen achter het beginsel van rechtszekerheid en blokkeert dit niet terugvordering. Zij kan uit de brief niet opmaken dat terugvordering niet mogelijk is. Het gaat om mevrouw Herfkens die wel degelijk weet wat de regels zijn en daarom zou ook mevrouw Koşer Kaya graag het advies van de landsadvocaat krijgen.

Volgens haar moet snel een einde aan deze kwestie komen, want hiermee wordt ontwikkelingshulp ook naar haar mening ondermijnd. Als de bewindslieden vandaag niet duidelijk kunnen maken dat terugvordering niet mogelijk is, dan is een moreel appel op mevrouw Herfkens onvoldoende en zullen er daadwerkelijk stappen tot terugvordering moeten worden gezet.

Volgens de heer Voordewind (ChristenUnie) blijkt uit de brief van de bewindslieden dat de regels zijn overtreden, zowel door mevrouw Herfkens als door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij vindt het niet zo van belang wie het initiatief heeft genomen. Zijn fractie betreurt het zeer dat deze kwestie het imago van de sector heeft beschadigd. Uit eigen ervaring weet hij dat daar zeer hard wordt gewerkt over het algemeen voor zeer bescheiden salarissen, juist omdat gewerkt wordt voor de allerarmsten.

Voordeel van deze kwestie is wel dat er een zuiverende werking van is uitgegaan en dat de bewindslieden ervoor hebben gezorgd dat de regels nu wel heel helder zijn voor iedereen. Hopelijk komen dergelijke problemen in de toekomst dan ook niet meer voor. Hoe is het mogelijk dat het ministerie niet goed op de hoogte is geweest van deze VN-regels?

Mevrouw Herfkens had de kleine lettertjes kunnen weten. Waarom dan niet alsnog een pleidooi van Buitenlandse Zaken richting mevrouw Herfkens voor terugbetaling? Waarom moet worden gewacht op een VN-onderzoek dat eind maart beschikbaar zou komen? Is dat echt nodig om op juridische grondslag het geld terug te vragen?

Nederlanders in dienst van internationale organisaties zoals de VN horen in dienst te staan van de internationale gemeenschap. Juist om de suggestie van corruptie en belangenverstrengeling te voorkomen en te voorkomen dat medewerkers uit eerste landen het beter hebben dan medewerkers uit derde landen zijn over het algemeen vergoedingen van eigen overheden niet geoorloofd. Hoe rijmt het antwoord van de bewindslieden op schriftelijke vragen dat die Nederlanders in het belang van die neutraliteit geen vergoedingen mogen aannemen, zich met de vergoedingen die voorheen toch zijn gegeven?

Wat gaat het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking ten slotte nog doen om de imagoschade aan de sector ongedaan te maken?

Volgens de heer De Roon (PVV) zou een betere aanhef van dit AO zijn: Zakkenvullers bij Buitenlandse Zaken. Mevrouw Herfkens werkte aan het bestrijden van de armoede tegen een vergoeding van $ 225 000 per jaar en daar bovenop nog eens een $ 6000 à $ 7000 per maand uit de zakken van de Nederlandse belastingbetalers voor de huur van haar appartement in Manhattan. Opmerkelijk genoeg wordt in het huisvestingsmemo van de Permanente Vertegenwoordiging New York van 9 oktober 2002 melding gemaakt van een maandelijks salaris van $ 8224. Wat was nu exact het VN-salaris van mevrouw Herfkens?

Alsof dit nog niet genoeg was, werden door het ministerie ook nog verhuis-, makelaars- en servicekosten betaald. Gekker zou het niet moeten kunnen worden, maar dat wordt het wel, want dit geld had volgens de regels nooit aan mevrouw Herfkens betaald mogen worden en zij had dat volgens diezelfde regels ook nooit mogen aannemen. De ophef rond de door haar aangevraagde Green Card, haar eis om business class te vliegen en haar ronduit denigrerende uitlatingen van enkele weken geleden in NRC Handelsblad over Nederland en dus ook over de mensen die haar huur betaalden, maakt dit alles nog schrijnender. Daardoor ontstaat het beeld van Rupsje Nooitgenoeg. De uitlatingen van deze PvdA-prominente in het interview in het NRC getuigen van een arrogante, elitaire en regenteske houding. Andere PvdA-prominenten lijken voor haar in de bres te springen. Zo zijn er geruchten over een lobby van Melkert voor Herfkens bij het ministerie om haar het geld niet te hoeven laten terugbetalen en houdt een andere partijgenoot, minister Koenders, haar de hand boven het hoofd, want ze hoeft van hem tot dusver geen cent terug te betalen.

Het ministerie heeft zes jaar lang zitten slapen. Het had natuurlijk moeten weten dat er in strijd met de VN-regels werd gehandeld. Dat het niet bij het geval van mevrouw Herfkens is gebleven, maakt het nog erger. De heer De Roon vindt het schandelijk dat niet alleen mevrouw Herfkens maar ook het ministerie Nederland internationaal te kijk heeft gezet. Hij zou dan ook graag precies willen weten hoe veel belastinggeld in totaal ten onrechte is uitgekeerd aan Nederlanders die in dienst zijn of waren bij internationale organisaties zoals de VN.

Afgezien van het feit dat VN-regels zijn overtreden, vindt de heer De Roon het sowieso krom en vreemd dat Nederlanders werkzaam bij internationale organisaties eveneens in dienst zijn van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Nog krommer is het dat mevrouw Herfkens zelf zelfs speciaal voor haar pensioenopbouw en in om in aanmerking te komen voor andere vergoedingen op 1 november 2002 in dienst trad van het ministerie. Hij vraagt de minister van Buitenlandse Zaken als politiek verantwoordelijke voor het personeelsbeleid toe te zeggen dat Nederlanders die werkzaam zijn voor internationale organisaties niet langer in dienst kunnen zijn van het ministerie. Hij verzoekt hem tevens het VN-onderzoek niet af te wachten en onmiddellijk al het door het ministerie onterecht aan mevrouw Herfkens en alle anderen uitgekeerde geld terug te vorderen. Mevrouw Herfkens in het bijzonder, nota bene een oud-minister, had de regels die ze zegt niet gekend te hebben natuurlijk wel moeten kennen. Het mag niet voorkomen dat de gewone man bij het onterecht incasseren van belastinggeld wel door de overheid achterna wordt gezeten en dat leden van de PvdA-elite ermee wegkomen.

Mevrouw Gill’ard (PvdA) betreurt het dat na alle schriftelijke vragen en alle berichten in de media de zaak er alleen maar diffuser op wordt en zij dringt er bij de bewindslieden dan ook op aan om nu de noodzakelijke duidelijkheid te verschaffen. Eerst stelt de minister dat het vooral de verantwoordelijkheid van mevrouw Herfkens is en dat zij de vergoedingen niet in ontvangst had mogen nemen, dan geeft hij aan dat de toenmalige minister de politieke verantwoordelijkheid droeg en ten slotte komt hij tot de conclusie dat het zowel aan mevrouw Herfkens als de VN is om een oordeel te vellen over het naleven van de interne gedragsregels. Geen woord over de verantwoordelijkheid van het ministerie voor de ontstane chaos of de uitbetaling van onterechte vergoedingen. Volgens de minister zat mevrouw Herfkens fout; zij had de vergoeding niet aan haar huisbaas mogen laten uitbetalen en toch verbindt de minister daar geen consequenties aan. Hij gaat niet terugvorderen, er volgen geen sancties en hij lijkt vooralsnog geen actie richting de VN te nemen die alles oogluikend toeliet. Dus, zand erover! Dat beeld zou de minister toch niet willen laten ontstaan? Hij wil toch niet volhouden dat niet kan worden overgegaan tot terugvordering enkel en alleen omdat niet duidelijk is bij wie het initiatief lag? Dat geeft de burgers toch geen vertrouwenwekkend beeld?

Deze week maakte de minister de verwarring nog groter. Eerst lag de onmogelijkheid tot terugvordering bij juridische complicaties. Het standpunt van mevrouw Herfkens dat dit bij het ministerie lag, is inmiddels bekend door het memo waarmee de SP kwam aanzetten. In reactie daarop stelde de minister ineens dat er al eerder gesprekken waren geweest. Weet de minister nu wel of niet hoe een en ander precies is gelopen? Waarom erkent hij niet gewoon dat ook door het ministerie tegen de regels van de VN is gehandeld?

Veel Nederlanders zijn in de problemen gekomen door terugvordering van onterecht verleende huurtoeslagen. De geloofwaardigheid van de overheid komt in het geding als algemene regels in dit geval niet worden nageleefd. De PvdA is van mening dat algemene regels voor iedere burger en alle partijen moeten gelden.

Het UNDP-onderzoek zou nu duidelijkheid moeten verschaffen over de vraag of het ministerie daadwerkelijk tot terugvordering kan overgaan. Zolang de minister geen helderheid verschaft, zal dat onderzoek moeten worden afgewacht. Mevrouw Gill’ard vindt dat erg onbevredigend, ook omdat de uitkomsten ervan nog niet bekend zijn. Wanneer zijn die te verwachten? Haars inziens zou de minister eigenlijk vandaag nog het rookgordijn moeten optrekken. Dat op dit moment niet verondersteld kan worden dat mevrouw Herfkens de regels heeft overtreden en dat moet worden terugbetaald, ligt volgens de minister aan het ontbreken van een juridische basis voor terugvordering. Is dat nu juist of niet? Dat zou ook de vraag oproepen of het geld wel onterecht is gegeven. Het antwoord daarop geeft de minister eigenlijk zelf al aan en is ontluisterend: De tegemoetkoming is terecht toegekend overeenkomstig het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel, maar wat dat inhoudt, weet niemand. Na herhaalde verzoeken richting departement heeft mevrouw Gill’ard dat reglement nog steeds niet gezien. Onderzoek naar gelijke gevallen maakt wel duidelijk dat willekeurig met deze regels wordt omgegaan, zelfs zodanig dat met een buitensporig hoog bedrag een appartement kon worden betaald. Dat zou niet mogen voorkomen. Vandaar dat mevrouw Gill’ard samen met de heer Voordewind schriftelijke vragen heeft gesteld over soortgelijke vergoedingen vanuit andere ministeries. Zij verzoekt de minister het onderzoek en het reglement zo spoedig mogelijk aan de Kamer voor te leggen. Volgens het VN-reglement is het geld onterecht gegeven en dit reglement staat toch boven dat van BZ? Waarom wordt op basis daarvan dan niet overgegaan tot terugvordering? Echter, de regels van de VN zijn in de praktijk een wassen neus, want het is publieksgeheim dat zij ook ongeschreven regels hanteert die zeggen dat vergoedingen aan medewerkers van lidstaten gedoogd worden. Hoe kon mevrouw Herfkens anders bij de UNDP in het verleden openlijk over haar vergoedingen spreken? Meer lidstaten betalen hun landgenoten bij. Dat zegt niet alleen mevrouw Herfkens, maar ook de minister in zijn antwoord op schriftelijke vragen, maar vreemd genoeg verbindt hij ook daar geen consequenties aan. Dat niemand over die ongeschreven regels rept of als men ze recht probeert te zetten, vraagt om moeilijkheden en uiteindelijk om een zwart schaap. Gaat de minister dit nu wel aan de orde stellen bij de VN? Kan hij de garantie geven dat dit soort situaties in de toekomst niet meer voor zal komen, dat er geen tegenstrijdige regels meer zullen zijn, dat er transparantie op dit punt komt en er niet meer zulke hoge vergoedingen zullen worden verstrekt?

De heer Vendrik (GroenLinks) veronderstelt dat eenieder het ermee eens is dat het heel belangrijk is om zuinig om te springen met belastinggeld, dat dit nog des te sterker geldt als het gaat om gelden die uitgetrokken worden voor ontwikkelingssamenwerking, dat naarmate mensen een hogere positie in de publieke sector bekleden, het naleven van regels en soberheid qua arbeidsvoorwaarden die je toekomen zwaarder telt. Als hij daarin gelijk heeft, is dit toch niet zo’n ingewikkelde kwestie? Er zal ook geen twijfel over bestaan dat dit een lelijke kwestie is en dat dit debat eigenlijk niet had moeten worden gevoerd. Er is geld betaald dat volgens de regels niet mag en dat moet dan gewoon worden rechtgezet. Niemand zal het daarmee oneens zijn, maar waarom gebeurt dat dan niet?

Ook zijn fractie vindt het van belang dat Nederlanders fatsoenlijk in buitenlandse dienst kunnen functioneren en hij heeft er begrip voor dat daar soms vergoedingen voor nodig zijn, maar in sommige gevallen gaat het wel om erg veel geld. Het is dan wel van belang dat het financieel beheer op orde is en dat de reglementen en dossiers ook kloppen. Nu is er in 1986 een operatie gestart om ervoor te zorgen dat die dossiervorming en de rechtmatigheid kloppen. Tot nu toe verkeerde hij in de veronderstelling dat die operatie wel gelukt is, maar in dit geval kennelijk niet. Het is vreemd dat er tonnen over tafel zijn gegaan en dat over elementaire vragen geen duidelijkheid bestaat. Daar zou toch een einde aan moeten komen? Zo nodig zou de Algemene Rekenkamer er eens naar moeten kijken.

Als iemand een contract krijgt bij de UNDP, de VN of een aanverwante organisatie, mag je er toch van uitgaan dat zij de salariëring voor hun rekening nemen en dat men daarvan moet kunnen leven? Waarom dan toch die Nederlandse bijdragen, te meer omdat bekend was dat het niet mocht? Dat andere landen het doen, kan toch geen reden zijn? Hij gelooft niet dat hierdoor minder goede Nederlanders in internationale dienst zullen willen treden. Als men de arbeidsvoorwaarden van bijvoorbeeld de UNDP ziet en men vindt dat onvoldoende, dan hoeft men er wat hem betreft niet aan te beginnen en kan men het beter in de private sector gaan zoeken.

Dit alles is voor de fractie van de heer Vendrik reden om te stellen dat het geld gewoon terug moet komen. Zo moeilijk kan dat niet zijn. Hoe hoger je positie, hoe lelijker dit soort gedragingen worden en hoe belangrijker het is dat het wordt rechtgezet, of het juridisch nu wel of niet helemaal in de haak is. Hij wil niet wachten op het VN-onderzoek. Het is bekend dat het niet mocht en het maakt dan niet uit wie ermee begonnen is. Hij wil best geloven dat het cultuur bij Buitenlandse Zaken was om zoiets aan te bieden, maar dat moet nu dan wel worden rechtgezet, via een moreel appel of via een andere manier. Als de conclusie van dit overleg is dat het grond van juridische argumenten hierbij wordt gelaten, zou dat zeer onbevredigend zijn.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Buitenlandse Zaken kan het er alleen maar mee eens zijn als wordt gezegd dat het slecht is wat er is gebeurd en dat het niet had behoren te gebeuren. De Kamer heeft verzocht om snel nadere informatie te verkrijgen. Dat heeft echter wat langer geduurd omdat een en ander niet gemakkelijk inzichtelijk viel te maken. Hij heeft daarom ook opdracht gegeven om de dossiers en gegevens gemakkelijker opvraagbaar, overzichtelijker en toegankelijker te maken.

Toen deze kwestie boven water kwam, raakte hij net zo geïrriteerd als de commissie. Toen bleek dat vergoedingen werden gegeven in strijd met de VN-regels, zijn die ook onmiddellijk stopgezet. Het is op het ministerie van Buitenlandse Zaken nu ook buitengewoon duidelijk dat er geen vergoedingen meer worden verstrekt indien er sprake is van strijdigheid met regels van organisaties. Als er vergoedingen in beeld komen, dan zullen die alleen maar worden gegeven als de desbetreffende organisatie dat toestaat.

Inderdaad is het van belang dat Nederlanders op belangrijke internationale strategische posities kunnen worden geplaatst, niet als lange arm van de Nederlandse overheid, zoals Vrij Nederland suggereerde, maar omdat in de praktijk zo’n landgenoot een gemakkelijker aanspreekpunt is. Het moet echter wel gebeuren in overeenstemming met de daarvoor geldende regels. Daarom heeft ook hij zich er zo aan geërgerd dat in dit geval niet conform die regels is gehandeld.

Uit zijn onderzoek op het ministerie is gebleken dat voordat de resolutie van de VN op dit punt is aanvaard dergelijke vergoedingen ook in andere landen gebruikelijk waren. Daarom is die resolutie ook tot stand gekomen, maar blijkbaar was men daar op het ministerie niet van op de hoogte. Dat dit een slechte zaak is, behoeft geen betoog, net zo min als dat er in het geval van Herfkens fouten zijn gemaakt. Het is voor degenen die vanuit het ministerie bij internationale organisaties worden gedetacheerd duidelijk dat herhaling van dergelijke fouten niet getolereerd zal worden. Er worden in de toekomst geen vergoedingen meer gegeven als dat in strijd is met de desbetreffende organisatie. Als dat betekent dat goede kandidaten niet bereid zijn om er dan heen te gaan, dan zij dat zo. Want als het niet meer geven van extra vergoedingen zou betekenen dat internationale organisaties helemaal geen goede kandidaten zouden kunnen krijgen, dan zal er gesproken moeten worden over hun arbeidsvoorwaarden.

Als het gaat om de hoogte van vergoedingen bij huur, wordt gebruik gemaakt van externe organisaties die weten wat in de gegeven omstandigheden als normale huur kan worden gezien. Dat geldt overigens ook voor andersoortige vergoedingen, juist om willekeur te voorkomen.

Juist omdat zijn collega en hij net zo geïrriteerd waren over deze gang van zaken als de Kamer hebben zij er alles aan gedaan om de onderste steen boven te krijgen. Als zij de Kamer dan informeren, ook naar aanleiding van herhaalde vragen, dat niet is vast te stellen van wie het initiatief is uitgegaan, dan kan men daarvan uitgaan. Hij weet heel goed wat het onjuist informeren van de Kamer betekent.

Het memo waarop de SP de hand heeft weten te leggen, is gedateerd 9 oktober 2002 en begint met: Naar aanleiding van uw verzoek, behulpzaam te zijn ... Blijkbaar is dat een verzoek van HDPO aan de vertegenwoordiging in New York. Daaraan is dus inderdaad iets voorafgegaan. Ook de minister heeft zich natuurlijk afgevraagd welk verzoek dat is geweest. Het enige dat hij daarvan heeft kunnen achterhalen, is dat er in september 2002 een gesprek is geweest tussen mevrouw Herfkens en HDPO. Hij heeft niet kunnen vaststellen op wiens initiatief dat gesprek heeft plaatsgevonden – geen van de betrokkenen heeft daar desgevraagd enige herinnering aan – maar uit de aantekeningen die van dat gesprek zijn gemaakt, blijkt dat mevrouw Herfkens verschillende vragen had over haar nieuwe baan, de verhuizing naar New York, wie dat betaalde, welke status ze kreeg, wel of geen diplomatiek paspoort, optopping van haar inkomsten ter compensatie van de hogere kosten van huisvesting en over nog enkele andere zaken. Deze aspecten zijn in dat gesprek dus aan de orde geweest, maar niet is duidelijk geworden wie wat heeft aangeboden of gevraagd. Er kan dus ook niet worden vastgesteld van wie het initiatief is uitgegaan. Dat maakt wel een verschil als tot terugvordering zou worden overgegaan. Als het ministerie het heeft aangeboden, hetgeen in het memo lijkt te worden gesuggereerd, is de kans op terugvordering nihil. Mevrouw Herfkens kon er dan immers redelijkerwijze van uitgaan dat hetgeen haar werd aangeboden, haar terecht werd aangeboden. In zijn brief staat duidelijk dat zowel het ministerie als de VN en mevrouw Herfkens in dezen niet goed geopereerd hebben: het ministerie had het niet mogen betalen omdat het in strijd is met de VN-regels en mevrouw Herfkens had het niet mogen ontvangen, want zij trad in dienst bij de VN die erop had moeten toezien dat haar eigen regels niet werden overtreden. Omdat niet met zekerheid is vast te stellen wie het initiatief heeft genomen en dus ook niet kan worden uitgesloten dat BZ het heeft aangeboden, kan volgens de minister niet succesvol worden teruggevorderd. Dat is niet alleen de opvatting van de juridische afdeling van zijn ministerie, maar ook van de landsadvocaat. Dat ligt anders als mevrouw Herfkens wist dat ze fout zat en dat is ook de reden van het VN-onderzoek. Het is overigens vast kabinetsbeleid dat adviezen van de landsadvocaat niet openbaar worden gemaakt om te voorkomen dat die ook weer onderwerp worden van het politieke debat.

Niet alleen de minister maar ook de landsadvocaat heeft scherp gekeken naar de rules and regulations. In het contract waaronder zij haar handtekening heeft gezet, verklaart mevrouw Herfkens dat haar die rules en regulations bekend zijn gemaakt en dat zij zich daaraan zal houden. Je zou dan kunnen zeggen dat zij het had behoren te weten en dat dan kan worden teruggevorderd, maar het verbod van de VN staat niet in de rules en regulations maar in de code of conduct. De desbetreffende passage in het contract van de VN ziet daar niet op toe, hetgeen betekent dat aan dit contract niet of nauwelijks harde aanknopingspunten zijn te ontlenen om te stellen dat zij wist dat die vergoedingen niet waren toegestaan. Het onderzoek van de VN is relevant als tijdens gesprekken die namens de VN met mevrouw Herfkens hebben plaatsgevonden over haar aanstelling kenbaar zou zijn gemaakt dat zij geen vergoedingen van anderen mocht aannemen. Eind deze maand, begin volgende maand zouden de resultaten van dat onderzoek bekend moeten zijn en als daaruit blijkt dat mevrouw Herfkens wist dat ze geen vergoedingen mocht aanvaarden, zullen die uiteraard direct worden teruggevorderd. Uiteraard zal de minister proberen zo snel mogelijk inzage te krijgen in de resultaten van het VN-onderzoek, want Nederland krijgt dat natuurlijk niet automatisch. Het betreft hier immers een reguliere arbeidsrelatie tussen de VN en mevrouw Herfkens.

Volgens de minister is vanuit het ministerie mevrouw Herfkens de nadrukkelijke vraag voorgelegd of zij bereid is de huurvergoeding geheel of gedeeltelijk terug te betalen. Gelet op het personeelsvertrouwelijke karakter van dat gesprek kan hij daarover geen verdere mededelingen doen.

Wat betreft de geruchten waarover de heer De Roon sprak, stelt de minister ten slotte met nadruk dat er geen sprake is geweest van een lobby van de heer Melkert of van anderen. De heer Melkert heeft ook nooit een dergelijke vergoeding gehad. De informatie en conclusies zoals neergelegd in de brief aan de Kamer zijn gebaseerd op nauwgezet intern onderzoek en extern juridisch advies.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking hoopt dat inmiddels duidelijk is geworden dat de regering zonder aanziens des persoons aan waarheidsvinding heeft gedaan. Het is goed dat dit debat wordt gevoerd om te bezien wat feit of fictie is, waar insinuatie begint of terechte zorgen ontstaan over het niet juist uitgeven van belastinggeld. Hoofdpunt van regeringsbeleid is effectieve ontwikkelingssamenwerking. In die sector wordt het geld goed besteed en de sector is ook een van de meest geëvalueerde sectoren. Het is ook merkbaar dat met de manier waarop met geld wordt omgegaan positieve resultaten zijn te bereiken. Het is dan ook zeker geen goede zaak dat deze vergoedingsregeling is uitgevoerd zoals die is uitgevoerd. Naar aanleiding van hetgeen in 2002 is gebeurd, dus onder verantwoordelijkheid van de vorige regering, heeft deze regering ook de hand in eigen boezem gestoken, niets vergoelijkt en scherpe maatregelen genomen om herhaling te voorkomen.

Volgens hem is wel en niet terecht gesproken over imagoschade voor ontwikkelingssamenwerking. Het is wel terecht omdat het gaat om een persoon die jarenlang een goede naam heeft gehad op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, maar op zich is dat niet specifiek voor deze zaak. Het gaat om specifieke posities die mensen bij de VN innemen en dat zijn, zoals uit nader onderzoek is gebleken, mensen vanuit verschillende disciplines. Het is dan ook niet terecht in de richting de overgrote meerderheid van mensen die in de sector werken – inderdaad vaak tegen zeer lage salarissen – om in dit geval te zeggen dat deze zaak een kwalificatie is van ontwikkelingssamenwerking. Mensen in de sector hoeven ook niet een hogere zuiverheid te betrachten, elke belastinggulden door wie en voor wie dan ook uitgegeven, moet correct en rechtmatig worden besteed. Waar eventuele imagoschade ontstaat, zal dat worden hersteld, maar hij moet verre van zich werpen dat deze kwestie karakteristiek is voor de sector.

In tegenstelling tot zijn voorganger heeft de minister besloten om de Millennium Development Goals Campaign te steunen. Een eerste pijler van het regeringsbeleid is immers de millenniumdoelstellingen dichterbij te brengen. Dit project past daar volstrekt in, levert daar een grote bijdrage aan en heeft ook een grote hefboomwerking op het gebied van verbetering van het financieren van ontwikkelingssamenwerking, ook in de landen die tot op heden daaraan minder hebben uitgegeven. Hij heeft vanmorgen nog een interessante bijdrage van de heer Boekestijn in de krant gelezen waar hij op dit moment niet verder op wil ingaan, maar die vol staat met insinuaties en onwaarheden. Een daarvan wil hij wel noemen, bijvoorbeeld het feit dat mevrouw Van Ardenne weigerde de bijdrage aan het MDG-project voor een nieuwe fase te steunen omdat zij vond dat het geld beter aan Afrika besteed kon worden. Dat is volstrekt niet het geval. Mevrouw Van Ardenne weigerde een additionele bijdrage in 2004 en had daarin groot gelijk omdat Nederland in 2002 voor de periode tot en met 2005 reeds genereus had bijgedragen en het de beurt was van andere donoren. Dat is ook in een brief aan de administrator van het UNDP kenbaar gemaakt. Vervolgens is door Nederland een aantal criteria aangelegd om dat project te versterken. De VN Summit van 2005 heeft nota bene alle landen opgeroepen om de tweede fase van het project te steunen. Inmiddels heeft een groot aantal landen en organisaties dat ook gedaan juist vanwege het belang van de millennium ontwikkelingsdoelstellingen. Dat is dan ook de enige reden waarom Nederland dit project heeft gesteund. Ook is het niet juist dat deze projecten alleen maar in het noorden plaatsvinden. Integendeel, 75% ervan betreft versterking van de millennium ontwikkelingsdoelstellingen in ontwikkelingslanden. De 25% in het noorden gaan juist om een verhoging mogelijk te maken van de ontwikkelingssamenwerking in een aantal zuidelijke landen, hetgeen ook heeft geresulteerd in hogere bijdragen van Italië en Spanje. De minister zag en ziet dat als een opdracht, juist ook van de VVD. De regering is daartoe herhaaldelijk opgeroepen en de minister werpt het verre van zich dat zijn steun voor dit project ook maar iets te maken zou hebben met partijpolitieke relaties.

Nadere gedachtewisseling

De heer Boekestijn (VVD) vraagt de minister van Buitenlandse Zaken of als het onderzoek van de VN negatief uitvalt hij bereid is mevrouw Herfkens nogmaals indringend te vragen – gesteund door een grote meerderheid van de Kamer – om terug te betalen.

In de richting van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking merkt hij op dat het ook hem gaat om de inhoud en dat hij het krankzinnig vindt dat Nederlands belastinggeld wordt besteed om bijvoorbeeld Frankrijk meer OS-geld te laten betalen. Dan zou Nederland Frankrijk bijvoorbeeld ook kunnen betalen om meer kernenergiecentrales te laten bouwen. OS-geld behoort te worden gebruikt in Afrika. Dat de minister daar niet op is ingegaan, vindt hij teleurstellend.

De heer Irrgang (SP) blijft op zoek naar de waarheid en wil weten waar het initiatief lag. De positie van mevrouw Herfkens zoals die uit het memo blijkt, is volgens hem anders dan de Kamer is voorgehouden. De minister van Buitenlandse Zaken sprak over een gesprek in september en de heer Irrgang zou daarvan graag het verslag zien. Hij zal in de volgende procedurevergadering voorstellen om betrokkenen door de commissie te laten horen. Hij denkt daarbij natuurlijk aan mevrouw Herfkens, mevrouw Van Ardenne en de betrokken ambtenaren. De minister zegt niets te verbergen te hebben en hij zal hier dan ook geen enkel bezwaar tegen hebben.

Hij stelt vervolgens vast dat de heer Melkert geen vergoedingen heeft gekregen en desondanks blijkbaar toch een heel fatsoenlijke woning in New York heeft kunnen vinden. Dat zegt hem wel iets over wat er in het memo staat over redelijke huren.

Ten slotte vraagt hij de minister voor Ontwikkelingssamenwerking al dan niet schriftelijk nog in te gaan op zijn vraag waarom dit soort uitgaven tot ODA wordt gerekend.

Het verheugt mevrouw Ferrier (CDA) dat er vanuit het ministerie al een duidelijk appel is uitgegaan in de richting mevrouw Herfkens om terug te betalen.

Zij vraagt de minister van Buitenlandse Zaken of hij het integrale VN-rapport naar de Kamer wil doorzenden. Zij begrijpt dat de Nederlandse regering de VN erom zal moeten verzoeken.

Zij is het met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking eens dat veel mensen in de sector suppleties weigeren en met een zeer karig loon kunnen leven, maar zij blijft erbij dat het imago van de sector in de samenleving wel degelijk ernstig is geschaad.

Mevrouw Koşer Kaya (D66) vindt dit een zeer principiële kwestie. Als je het imago belangrijk vindt, als je vindt dat belastinggeld niet zomaar mag worden uitgegeven, dan moet je de onderste steen boven tafel krijgen. Als zij voor zich haalt wat de Centrale Raad van Beroep al jarenlang als criterium bij dit soort zaken hanteert – redelijkerwijs kunnen weten, ingevuld naar het begrip van een gemiddelde ambtenaar – dan begrijpt zij niet dat de minister blijft hameren op de vraag of mevrouw Herfkens wist dat het ten onrechte was. Nee, het gaat erom of zij het redelijkerwijs had kunnen weten en dan maakt het niet uit bij wie het initiatief heeft gelegen. Zij begrijpt dan ook niet dat dit niet aan de rechter wordt voorgelegd.

Ook de heer Voordewind (ChristenUnie) is blij dat er al een appel is uitgegaan in de richting mevrouw Herfkens.

Uit de beantwoording heeft hij begrepen dat de code of conduct een cruciaal document is. Elke VN-medewerker moet daar toch op de een of andere manier een kopie van krijgen. Als mevrouw Herfkens die code in haar bezit heeft, dan is het niet de vraag of zij ervan wist, maar of zij ervan had kunnen weten.

De heer De Roon (PVV) zou begrip hebben voor het rechtszekerheidsbetoog van de minister als het zou gaan om een laaggeplaatste functionaris, maar de positie van mevrouw Herfkens was een hogere dan die van degenen van het ministerie waarmee ze over deze vergoeding heeft gesproken en onderhandeld. Dat ontslaat haar in zijn ogen dus niet van een eigen onderzoeksplicht. Haar maatschappelijke, politieke en ambtelijke positie verplichtte haar daar zijns inziens toe.

Mevrouw Gill’ard (PvdA) moet toch constateren dat de minister nog steeds geen openheid van zaken wil geven, want hij heeft nog steeds niet toegezegd om het BZ-reglement naar de Kamer te sturen. Voor de PvdA doet het er wel toe hoe veel wordt opgeplust. Er zijn wel degelijk grenzen aan buitensporige vergoedingen. Gaat de minister nu wel of niet die ongeschreven regels bij de VN ter sprake brengen om een einde te maken aan het gedoogbeleid? Begreep zij de minister goed dat als hij nu tot terugvordering zou overgaan, de kans groot is dat het toch weer moet worden terugbetaald als mevrouw Herfkens naar de rechter stapt?

De heer Vendrik (GroenLinks) vindt de uitkomst van dit overleg onbevredigend. Er rest nog dat VN-onderzoek en wat de regering dan aan bevindingen aan de Kamer presenteert. Het debat is dus nog niet helemaal afgerond en hij ziet het als een plicht van de Kamer om het over zo’n twee weken te vervolgen. Het zou wel zeer onbevredigend zijn als ook dan de conclusie moet zijn dat er drie schuld hebben en niemand betaalt. Hij denkt dan maar aan de minister van Financiën die in een heel ander dossier ook een beroep heeft gedaan op de bestuursvoorzitter van de Autoriteit Financiële Markten om niet tegen zo’n bespottelijk salaris als zijn voorganger in publieke dienst te treden. Daar is toen gehoor aan gegeven. Het kan dus wel en hij vraagt de minister deze mogelijkheid indringend te overwegen.

De minister van Buitenlandse Zaken zal de aantekeningen van het gesprek met mevrouw Herfkens van september 2002 ter beschikking stellen.

Gebleken is dat niemand de code of conduct expliciet aangeboden krijgt. In het VN-contract met een medewerker wordt er zelfs niet naar verwezen.

Het rapport van het UNDP-onderzoek zal waarschijnlijk begin april worden afgerond. Vervolgens gaat dat naar de juridische dienst van de UNDP die zal beoordelen of regels zijn geschonden en naar de directeur van de UNDP die dan zal adviseren over eventuele sancties. Hoe lang dat gaat duren, kan de minister op dit moment niet zeggen. Nederland krijgt niet automatisch inzage, want het gaat om een personeelsvertrouwelijke zaak. Hij zal er in ieder geval bij de UNDP op aandringen dat de onderzoeksresultaten die op dit punt relevant zijn terstond met hem zullen worden gedeeld. Het gaat er dan om of mevrouw Herfkens indertijd op de hoogte is gesteld van de VN-regelgeving inzake huurvergoedingen. Als hij die onderzoeksresultaten krijgt, zal hij ze met de Kamer delen.

In het kader van rechtmatigheidsonderzoek zal de Algemene Rekenkamer nog naar deze kwestie kijken. Mocht dit relevante informatie opleveren, dan zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.

Hij herhaalt dat vanuit het ministerie mevrouw Herfkens nadrukkelijk is gevraagd of zij bereid is de huurvergoeding geheel of gedeeltelijk terug te betalen en dat hij daarover verder geen mededelingen kan doen. Hij wacht af wat de Kamer hiermee doet, maar hij vindt dat het ministerie op dit punt heeft gedaan wat mocht worden verwacht.

De conclusie dat de uitslag van dit debat onbevredigend is, kan de minister niet helemaal delen, want deze kwestie heeft er in ieder geval toe geleid dat in de toekomst niet meer in strijd met de regels van de VN vergoedingen zullen worden verstrekt.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking herhaalt dat deze regering fors heeft opgetreden in een zaak die in 2002 speelde en ervoor heeft gezorgd dat dit niet meer kan gebeuren.

Het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking kan zijns inziens alleen in stand blijven op basis van een altijd goede besteding van fondsen. Op zijn ministerie is men daar dag en nacht mee bezig. Deze zaak doet hem zeer, maar dat neemt niet weg dat er een goede balans moet worden gevonden in zelfkastijding. Dit komt niet alleen in de sector van ontwikkelingssamenwerking voor. Tegelijkertijd moet duidelijk worden gemaakt dat dit zeker op het punt van de armoedebestrijding en de millennium ontwikkelingsdoelstellingen niet past. Vandaar dat de regering zo fors is opgetreden en dit duidelijke signaal in de richting van de samenleving heeft afgegeven.

De kwalificatie «krankzinnig» laat de minister voor rekening van de heer Boekestijn. Slechts een klein onderdeel van de meerjarige bijdrage is gericht op projecten in het noorden en die zijn bijvoorbeeld zeer succesvol geweest in Italië en Portugal, want ze hebben geleid tot een groei van het ontwikkelingsbudget tussen de 18 en 24%, iets waarvoor ook mevrouw Herfkens haar best heeft gedaan.

Hij is het met de heer Irrgang eens dat het zuur is dat volgens de regels 30% van de apparaatkosten uit ODA moet worden betaald. Dat heeft te maken met het feit dat ervan wordt uitgegaan dat 30% van de apparaatkosten van Buitenlandse Zaken betrekking heeft op het realiseren van de OS-inspanningen. Dat wordt nooit specifiek toegerekend – dan zou het vanwege de bureaucratie nog veel meer gaan kosten – maar als algemeen percentage van de totale kosten gezien.

De voorzitter merkt op dat de minister van Buitenlandse Zaken hem een vertrouwelijk memo heeft overhandigd met het verslag van het gesprek dat in september 2002 met mevrouw Herfkens is gevoerd. Ten overvloede merkt hij op dat het hiermee niet meer vertrouwelijk is.

Voorts memoreert hij de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken dat hij de onderzoeksresultaten van de VN met de Kamer zal delen voor zover ze hem bekend zullen worden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van der Kolk-Timmermans


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Van Beek (VVD), Vendrik (GroenLinks), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

Naar boven