nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2008
Naar aanleiding van het mondelinge verzoek van het lid Duyvendak in het
ordedebat op 2 juli 2008 geef ik in deze brief aan hoe met het risico
op staatssteun wordt omgegaan bij het gebiedsontwikkelingsproject Twente.
Aanleiding
Vanuit het Europees Parlement, meer specifiek door Europees Parlementslid
mevrouw Buitenweg, zijn aan de Europese Commissie enkele vragen gesteld over
mogelijke staatssteun bij de tijdelijke exploitatie van vliegbasis Twente,
gedurende de fase van planvorming voor de lange termijn. In reactie op deze
vragen constateert de Commissie dat ze niet over voldoende informatie beschikt
om te bepalen of er sprake is van staatssteun en dat indien er sprake is van
staatssteun deze moet worden aangemeld bij de Commissie.
De Commissie heeft aangegeven de Nederlandse autoriteiten aan te zullen
schrijven om te bepalen over welke voorgenomen publieke financiering het gaat.
Uiteraard zal ik mijn volledige medewerking aan de Commissie verlenen.
Aanbesteding
Het aangekondigde verzoek tot verdere informatie vanuit de Commissie vormt
voor mij geen aanleiding om het ingezette aanbestedingstraject stop te zetten.
Een van de redenen waarom voor een openbare aanbesteding is gekozen, is om
het risico op overcompensatie – en daarmee staatssteun – ten gunste
van de toekomstige exploitant te voorkomen. Door middel van een aanbesteding
wordt immers de prijs voor de dienstverlening marktconform bepaald.
Vragen lid Duyvendak
Heeft Nederland zich niet aan de staatssteunregels
gehouden bij het geven van staatssteun aan vliegveld Twente? Moest de staatssteun
worden aangemeld? Is de minister bereid om de staatssteun alsnog in te trekken?
Ik zie geen aanleiding voor de conclusie dat er in dit geval sprake zou
zijn van staatssteun. Ook de Europese Commissie heeft die conclusie niet getrokken
in tegenstelling tot wat de heer Duyvendak lijkt te suggereren. De conclusie
dat Nederland in strijd heeft gehandeld met de staatssteunregels acht ik dan
ook prematuur.
Dient de lopende aanbestedingsprocedure te worden opgeschort?
Zoals ik hierboven al heb opgemerkt, zie ik geen aanleiding om de aanbestedingsprocedure
op te schorten.
Wat betekent dit voor staatssteun voor andere regionale
vliegvelden in Nederland?
Voor wat betreft de positie van andere regionale vliegvelden zou ik willen
opmerken dat de beoordeling of al dan niet sprake is van staatsteun zorgvuldig,
van geval tot geval en met inachtneming van alle relevante omstandigheden,
moet worden gemaakt. De situatie bij vliegveld Twente staat dan ook los van
de situatie op andere regionale velden. Dit betekent dat ik op basis van de
casus Twente geen uitspraken kan doen over de situatie van andere vliegvelden.
Achtergrond
De bovenstaande antwoorden op de vragen van lid Duyvendak moeten tegen
de volgende achtergrond worden bezien. Het voornaamste uitgangspunt bij de
langetermijnontwikkeling van het gebied is om tot een plan voor gebiedsontwikkeling
te komen waarbij het gebied wordt benut. Met het oog op een optimaal resultaat
is het van belang om de luchtvaartfunctie van het gebied tijdens de planvorming
te behouden. Daardoor wordt niet op voorhand een ontwikkelingsvariant uitgesloten.
Deze investering wordt uit publieke middelen gefinancierd met het oogmerk
tot een optimale en rendabele business case te komen. De investering beoogt
dus het behoud van de waarde van de vliegbasis Twente gedurende de planfase
te verzekeren. Tegen deze achtergrond dienen dan ook de verwachte vragen van
de Commissie over staatssteun te worden bezien.
Ik hoop hiermee de vragen van de heer Duyvendak afdoende te hebben beantwoord.
De minister van Financiën,
W. J. Bos