nr. 34
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2008
Tijdens het ordedebat van 11 maart 2008 is verzocht om een brief
over corruptie in de Nederlandse Antillen en de maatregelen die ik tref om
de corruptie te bestrijden. Deze brief zend ik u mede namens de Minister van
Justitie.
Problematiek
In de NOVA-reportage over corruptie in de Nederlandse Antillen werden
diverse misstanden in het Nederlands-Antilliaans bestuur aan de kaak gesteld.
Het beeld dat uit de reportage naar voren komt correspondeert met recent verschenen
rapporten, zoals het WODC-rapport over Sint Maarten en het Zwartboek over
Bonaire, dat ik aan het Nederlands-Antilliaans Openbaar Ministerie heb aangeboden.
Dit beeld vind ik verontrustend. Ik beschouw met name de structuur (of het
gebrek aan structuur) die corruptie mogelijk maakt als problematisch.
Ik benadruk dat de deugdelijkheid van het bestuur op de eilanden primair
een verantwoordelijkheid is van het land Nederlandse Antillen en de eilandgebieden.
De Nederlandse Antillen hebben laten zien deze verantwoordelijkheid serieus
te nemen. Dit blijkt onder andere uit corruptiezaken die voor de rechter zijn
gebracht en tot veroordelingen hebben geleid. Hiermee geven de Nederlandse
Antillen blijk van «zelfreinigend vermogen». Nederland draagt
bij aan de bevordering van het deugdelijk bestuur door middel van ondersteuning
en het stellen van harde criteria in het staatkundig veranderingsproces.
Ondersteuning
Nederland biedt ondersteuning die is gericht op het versterken van het
bestuur in de Nederlandse Antillen en daarmee het beperken van de mogelijkheden
voor corruptie. In de eerste plaats financiert Nederland de samenwerkingsprogramma’s
Institutionele Versterking en Bestuurskracht. In het kader van
deze programma’s verstevigen de eilandgebieden onder andere hun «checks &
balances», voeren zij hun integriteitsprogramma’s uit en versterken
zij het financieel beheer en de financiële controle. Ook ondersteunt
Nederland door middel van technische bijstand de gezaghebbers in de uitvoering
van hun toezichthoudende taken. Daarnaast is het door Nederland gefinancierde
Plan Veiligheid Nederlandse Antillen gericht op de structurele verbetering
van de organisaties in de rechtshandhavingsketen. Het Plan Veiligheid Nederlandse
Antillen 2, dat is vastgesteld op 21 januari 2008, richt zich op de instituties
die worden genoemd in de Slotverklaring van 2 november 2006. Dat zijn
het Openbaar Ministerie, het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het gevangeniswezen,
de politie en de vreemdelingenketen. Afgesproken is dat binnen dit programma
de meeste aandacht zal uitgaan naar de politie en de vreemdelingenketen (70%
van het budget). Van het budget voor het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen
2 zal 50% worden besteed aan Sint Maarten. Daarnaast is er € 9
miljoen extra vrijgemaakt voor het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen.
Staatkundige verandering
De voorgenomen staatkundige veranderingen leggen extra druk op de eilanden
om de kwaliteit van hun bestuur te verbeteren. De nieuwe staatkundige structuur
kan pas gerealiseerd worden als de eilanden voldoen aan de criteria die gesteld
worden aan de deugdelijkheid van bestuur en aan de afspraken op het terrein
van rechtspleging en rechtshandhaving en op het terrein van financiën.
De criteria waaraan de eilanden moeten voldoen, zijn vastgelegd in bijgevoegde
brief van 7 maart 2006 van de Voorbereidingscommissie Ronde Tafel Conferentie1. Het gaat om criteria waaraan de constituties, de wetgeving
en het overheidsapparaat van de nieuwe entiteiten moeten voldoen. Adequate
regelgeving op het terrein van corporate governance is één van
die criteria. Afspraken over corporate governance maken bovendien deel uit
van het financieel toezicht.
De criteria zijn onderschreven door Curaçao en Sint Maarten in
het bestuurlijk overleg van 2 november 2006. Ook in de Slotverklaring
van de Miniconferentie van 11 oktober 2006 wordt naar deze criteria verwezen.
Deze set van criteria en afspraken (waar bijvoorbeeld ook het financieel toezicht
onderdeel van uitmaakt) moet een voldoende niveau van deugdelijk bestuur waarborgen.
Hiermee moet een situatie van hoger toezicht kunnen worden voorkomen.
Zoals aangegeven in mijn brief van 11 maart 2008 (Kamerstuk 31 200
IV, nr. 30) is de problematiek in de gevangenissen op Sint Maarten, Curaçao
en Aruba een verantwoordelijkheid van de Ministers van Justitie van de Nederlandse
Antillen respectievelijk Aruba. Ik zal de door u genoemde problemen, die ook
in de NOVA-uitzendingen aan de orde werden gesteld, op korte termijn met hen
bespreken.
De antwoorden op de vragen over de Isla-raffinaderij, die op 21 februari
2008 zijn gesteld, heb ik u separaat toegezonden.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten