31 145 Wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens)

U VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 april 2011

De vaste commissies voor de JBZ-Raad1 en voor Justitie2 hebben de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bij brief d.d. 8 februari 2011 bedankt voor zijn brief van 13 januari jl. waarin hij de vragen die zijn gesteld naar aanleiding van het Eindrapport Nulmeting Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens beantwoordt.

Over de antwoorden op de vragen naar het beveiligingsniveau en het waarborgen van de integriteit bij het inwinnen van gegevens door opsporingsdiensten blijven echter nog onduidelijkheden bestaan, die op 22 februari 2011 ook aan de minister van Veiligheid en Justitie zijn voorgelegd.

De minister van Veiligheid en Justitie heeft, mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, op 18 april 2011 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Den Haag, 8 februari 2011

De vaste commissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie danken de minister voor de brief van 13 januari jl. waarin hij de vragen die zijn gesteld naar aanleiding van het Eindrapport Nulmeting Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens beantwoordt. Over de antwoorden op de vragen naar het beveiligingsniveau en het waarborgen van de integriteit bij het inwinnen van gegevens door opsporingsdiensten blijven echter nog onduidelijkheden bestaan. Nu de beveiliging van gegevens en het waarborgen van de integriteit van gegevens en de gegevensinwinning door opsporingsdiensten een belangrijke voorwaarde is voor de effectiviteit van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, en ook zo'n belangrijk onderdeel is van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen om wiens gegevens het gaat, wensen de leden van de vaste commissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie over dit onderwerp nader geïnformeerd te worden.

De opsporingsdiensten blijken tot 1 december 2010 de mogelijkheid te hebben gehad om een «in-control-verklaring» dan wel een verbeterplan op te sturen naar het ministerie van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van in 2009 geconstateerde knelpunten bij de inzet van interceptiemiddelen. Een groot deel van de korpsen heeft zijn verklaring ingestuurd. De overige korpsen zijn gerappelleerd vanuit de Board Opsporing en Interceptiewerkgroep.

U schrijft in de brief dat de Departementale Auditdienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een review heeft uitgevoerd bij drie opsporingsdiensten op de ingeleverde «in-controlverklaring». De uitkomsten van deze review wordt naar verwachting in maart van dit jaar aangeboden aan de Commissie van Advies. De leden van de vaste commissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie stellen het zeer op prijs geïnformeerd te worden over de uitkomsten van deze review en verzoeken u dan ook een afschrift van deze uitkomsten naar hen toe te sturen.

De leden van de vaste commissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie zien met belangstelling uit naar uw reactie.

De voorzitter van de vaste commissie voor de JBZ-Raad,

M. J. M. Kox

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

R. H. van de Beeten

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 22 februari 2011

De vaste commissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie danken u voor de brief van 13 januari jl. waarin de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie mede namens u, de vragen die zijn gesteld naar aanleiding van het Eindrapport Nulmeting Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens beantwoordt. Over de antwoorden op de vragen naar het beveiligingsniveau en het waarborgen van de integriteit bij het inwinnen van gegevens door opsporingsdiensten blijven echter nog onduidelijkheden bestaan. Nu de beveiliging van gegevens en het waarborgen van de integriteit van gegevens en de gegevensinwinning door opsporingsdiensten een belangrijke voorwaarde is voor de effectiviteit van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, en ook zo'n belangrijk onderdeel is van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen om wiens gegevens het gaat, wensen de leden van de vaste commissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie over dit onderwerp nader geïnformeerd te worden.

De opsporingsdiensten blijken tot 1 december 2010 de mogelijkheid te hebben gehad om een «in-control-verklaring» dan wel een verbeterplan op te sturen naar het ministerie van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van in 2009 geconstateerde knelpunten bij de inzet van interceptiemiddelen. Een groot deel van de korpsen heeft zijn verklaring ingestuurd. De overige korpsen zijn gerappelleerd vanuit de Board Opsporing en Interceptiewerkgroep.

U schrijft in de brief dat de Departementale Auditdienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een review heeft uitgevoerd bij drie opsporingsdiensten op de ingeleverde «in-controlverklaring». De uitkomsten van deze review wordt naar verwachting in maart van dit jaar aangeboden aan de Commissie van Advies. De leden van de vaste commissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie stellen het zeer op prijs geïnformeerd te worden over de uitkomsten van deze review en verzoeken u dan ook een afschrift van deze uitkomsten naar hen toe te sturen.

De leden van de vaste commissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie zien met belangstelling uit naar uw reactie.

Een gelijkluidende brief is op 8 februari jl. reeds verzonden aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De voorzitter van de vaste commissie voor de JBZ-Raad,

M. J. M. Kox

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

R. H. van de Beeten

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2011

In de brief van 8 februari 2011 hebben de voorzitters van de vaste kamercommissies voor de JBZ-Raad en voor Justitie de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) verzocht om informatie. Verzocht is om geïnformeerd te worden over de uitkomsten van de review die in december 2010 door de Departementale Auditdienst van het ministerie van Veiligheid en Justitie is gehouden bij drie opsporingsdiensten die een «in control» verklaring hebben afgegeven betreffende bevragingen van gegevens via het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT).

Op verzoek van de minister van EL&I heb ik de behandeling van dit verzoek op mij genomen.

Bijgevoegd zijn 2 documenten3 waarin de resultaten van de review zijn samengevat. Twee van de drie onderzochte opsporingsinstanties bleken daadwerkelijk aan de eisen te voldoen, terwijl 1 organisatie niet aan alle vereisten voldeed. Deze organisatie heeft kort na de review een verbeterplan opgesteld en toegezegd de verbeteringen uit te voeren.

Mede naar aanleiding van de uitkomsten van deze review heb ik besloten een aantal maatregelen te treffen. Die maatregelen zijn verwoord in bijgevoegde brief die ik op 21 maart 2011 naar de voorzitter van de Tweede Kamer heb gestuurd. Deze maatregelen zijn onder meer:

  • 1. Het vaststellen van 1 mei 2011 als uiterste termijn waarbinnen alle (Bijzondere) Opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten (BOID-en) dienen te voldoen aan de vereisten rond bevragingen via het CIOT.

  • 2. Indien een BOID na 1 mei 2011 niet aan alle vereisten voldoet, zal de toegang tot het systeem van het CIOT voor de betreffende BOID tijdelijk worden afgesloten, tot het moment dat de BOID heeft aangetoond wel aan de eisen te voldoen. De betreffende BOID zal gedurende de periode dat de toegang tot het systeem van het CIOT is afgesloten gebruik kunnen maken van de voorzieningen bij andere BOID-en die wel toegang hebben.

  • 3. Tussen 1 mei en 1 juli 2011 zullen zes quick-scans worden uitgevoerd bij willekeurig te kiezen BOID-en. Indien er bij deze quick-scans omissies worden geconstateerd, dan zal direct leiden tot (tijdelijke) afsluiting van de toegang van de betreffende BOID tot het systeem van het CIOT.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Van de Beeten (CDA), Broekers-Knol (VVD), Eigeman (PvdA), Kox (SP), voorzitter, Staal (D66), Franken (CDA), vice-voorzitter, Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Van Kappen (VVD), Haubrich-Gooskens (PvdA), Meurs (PvdA), K.G. de Vries (PvdA), Peters (SP), (PvdA), Reuten (SP), Vliegenthart (SP), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Böhler (GL), Strik (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim), Tiesinga (CDA) en Knip (VVD).

X Noot
2

Samenstelling: Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), voorzitter, Broekers-Knol (VVD), Doek (CDA), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA), vice-voorzitter, Staal (D66), Franken (CDA), Van Bijsterveld (CDA), Janse de Jonge (CDA), Duthler (VVD), Haubrich-Gooskens (PvdA), De Vries (PvdA), Ten Horn (SP), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Lagerwerf-Vergunst (CU), Böhler (GL), (CDA), Strik (GL), Koffeman (PvdD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

X Noot
3

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 141533.22.

Naar boven