31 145
Wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens)

nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID ANKER

Ontvangen 14 mei 2008

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 13.2a, derde lid, de zinsnede «achttien maanden» vervangen door: twaalf maanden.

II

In artikel I, onderdeel E, wordt in punt c de zinsnede «achttien maanden» vervangen door: twaalf maanden.

III

In artikel I, onderdeel H, wordt in artikel 13.9 de zinsnede «vijf jaar» telkens vervangen door: drie jaar.

Toelichting

Dit amendement strekt tot wijziging van de in dit wetsvoorstel voorgestelde bewaartermijn van telecommunicatiegegevens van achttien maanden in twaalf maanden en het verkorten van de evaluatietermijn van vijf naar drie jaar.

De richtlijn dataretentie beoogt de termijnen zoals gehanteerd in de verschillende lidstaten te harmoniseren, maar biedt lidstaten nog wel ruimte om te kiezen voor een bewaartermijn tussen de zes en vierentwintig maanden.

Een langere bewaartermijn dan de huidige drie maanden moet zorgvuldig worden beargumenteerd vanuit de criteria die het EHRM stelt. De inmenging door enig openbaar gezag moet noodzakelijk zijn, evenredig, specifiek, expliciet en legitieme doeleinden dienen, het moet adequaat en op een relevante wijze geschieden en niet buitensporig zijn in relatie tot het doel. De regering heeft onvoldoende kunnen onderbouwen dat de langere bewaartermijn van achttien maanden ten opzichte van een bewaartermijn van twaalf maanden voldoet aan bovengenoemde criteria. De termijn van achttien maanden loopt bovendien sterk uit de pas bij de termijnen die andere lidstaten hanteren.

Een bewaartermijn van twaalf maanden betekent een betekenisvolle verlenging van de bewaartermijn voor de opsporing, terwijl het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer eveneens in het oog wordt gehouden. Met een bewaartermijn van twaalf maanden wordt tevens aangesloten bij onderzoek dat de Erasmus Universiteit Rotterdam op verzoek van de regering heeft ingesteld, waarin wordt aanbevolen de bewaartermijn van telefoongegevens vast te stellen op één jaar, omdat die termijn in het merendeel van de opsporingsonderzoeken voldoende leek. Daarnaast sluit een bewaartermijn van twaalf maanden aan bij het advies van de Raad van State. De Raad is er niet van overtuigd dat de keuze voor een termijn van achttien maanden in overeenstemming is met de proportionaliteitseis die door artikel 8 EVRM in het geval van inbreuk op de privacy wordt vereist. Voor de oorspronkelijke keuze voor maximaal twaalf maanden lijkt volgens de Raad meer aanleiding te zijn.

De evaluatie van de bewaartermijn zal het aantal verzoeken om verstrekking van de gegevens aan bevoegde autoriteiten bevatten. Daardoor is het mogelijk om de noodzaak van de bewaartermijn van twaalf maanden vast te stellen ten opzichte van een bewaartermijn van zes maanden. Om te voorkomen dat de bewaartermijn niet langer is dan strikt noodzakelijk, voorziet dit amendement tevens in een verkorting van de evaluatieperiode van vijf naar drie jaar.

Anker

Naar boven