nr. 71
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2009
Hierbij stel ik u graag op de hoogte van de stand van zaken rond een aantal
lopende dossiers.
1. Uitspraken Centrale Raad van Beroep (CRvB) inzake
de Korte Vrijstellingstoets (KVT)
De CRvB heeft op 16 september jl. twee uitspraken gedaan in het kader
van de KVT. De CRvB verklaart in zijn uitspraken artikel 2.7, eerste lid,
van het Besluit inburgering (Bi) onverbindend wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel.
In dit artikel is het evident ingeburgerd zijn (aan te tonen door middel van
de KVT) op B1 niveau geregeld.
De uitspraak betekent niet dat de KVT geen rechtsgeldig instrument meer
is om daarmee te worden vrijgesteld van de inburgeringsplicht. Personen die
op vrijwillige basis gebruik maken van de KVT op B1 niveau en daarvoor slagen
worden vrijgesteld van het behalen van het inburgeringsexamen. Personen die
echter van mening zijn dat zij evident ingeburgerd zijn, kunnen op grond van
de uitspraak van de CRvB aangeven dat de KVT op B1 niveau onredelijk bezwarend
is. Voor deze evident ingeburgerden is er dus geen instrument meer om het
evident ingeburgerd zijn aan te tonen.
De uitspraken hebben ook gevolgen voor de ontheffingsmogelijkheid bij
de KVT.
Daarom wil ik de juridische consequenties van de uitspraken van het CRvB
op het wettelijke stelsel eerst goed bestuderen voordat ik volgende stappen
neem. Ik zal u hierover in het voorjaar berichten.
2. Ontheffingsmogelijkheid aantoonbaar geleverde
inspanningen
Momenteel is het mogelijk om iemand, voor wie het een onmogelijke opgave
is het inburgeringsexamen te halen, zes maanden voor het verstrijken van de
voor de betreffende inburgeringsplichtige geldende termijn, te ontheffen.
Naar aanleiding van de motie Dijsselbloem (Kamerstukken II, 2008–2009,
31 143, nr. 54) zal aan deze regel een extra ontheffingsmogelijkheid
worden toegevoegd op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders
een inburgeringsplichtige die zich in ruime mate heeft ingespannen maar die
duidelijk niet zal kunnen voldoen aan de inburgeringsplicht, eerder kan ontheffen
van die plicht. De hoofdregel blijft echter ongewijzigd omdat ik het belangrijk
vind dat er echt serieuze inspanningen geleverd moeten zijn en dat pas na
verloop van tijd op zorgvuldige wijze kan worden vastgesteld dat een inburgeringsplichtige
echt niet in staat is het examen te halen. Het is van belang dat een inburgeringsplichtige
optimaal gebruik moet kunnen maken van de kansen die hem of haar worden geboden
en daarom niet te snel moet worden ontheven van de inburgeringsplicht. Ook
de slow starters en laatbloeiers moeten alle kansen krijgen.
3. Deelexamens laten meetellen in de outputverdeelmaatstaven
van het Participatiebudget
De Wet inburgering schrijft voor dat inburgeringsplichtigen en vrijwillige
inburgeraars een voorziening krijgen aangeboden die opleidt tot het gehele
inburgeringsexamen. Omdat inburgering maatwerk is kan het aanbod uiteraard
worden toegespitst op de situatie van de inburgeringsplichtige en vrijwillige
inburgeraar.
Zoals in de vorige paragraaf werd aangegeven zijn niet alle inburgeringsplichtigen
in staat het volledige examen te behalen. Ook blijkt uit de praktijk dat niet
alle vrijwillige inburgeraars alle examenonderdelen kunnen of willen afleggen
omdat dat, naar hun opvatting, niet aansluit bij hun behoeften. Gemeenten
hebben gevraagd hoe zij hier mee moeten omgaan in het licht van de outputverdeelmaatstaven
in het Participatiebudget. In die outputverdeelmaatstaven telt het behalen
van het volledige examen zwaar mee voor de bekostiging van gemeenten.
Een oplossing kan zijn dat de vier deelexamens (drie centrale examenonderdelen
en het decentrale examen) afzonderlijk worden meegeteld in de outputverdeelmaatstaven
van het Participatiebudget. Op deze manier kan een inburgeraar die een inburgeringsvoorziening
heeft gekregen maar niet alle examenonderdelen blijkt te kunnen halen, voor
een of meerdere delen van het inburgeringsexamen slagen. Die examendelen tellen
dan mee in de outputverdeelmaatstaf examens van het Participatiebudget. Mocht
blijken dat de inburgeringsplichtige de andere onderdelen niet kan halen dan
kan de gemeente een ontheffing verlenen (zie paragraaf 2).
Dit voorstel vraagt aanpassing van het Besluit participatiebudget.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. van der Laan