31 136
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met invoering van de mogelijkheid de jaarrekening van kleine rechtspersonen op te stellen volgens fiscale grondslagen

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 17 maart 2008

Met genoegen heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie van Justitie bij dit wetsvoorstel. Ik zal in deze nota ingaan op de vragen in het verslag, in de volgorde waarin deze zijn gesteld.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie verwijzen naar een passage in de memorie van toelichting waarin het gecombineerde document voor de deponeringsplicht ingevolge titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de aangifteplicht ingevolge de Wet vennootschapsbelasting 1969 wordt aangekondigd. De leden vragen naar de verwachtingen van de regering omtrent het behalen van dit doel.

De gecombineerde gegevensset waarmee aan de deponeringsplicht en de aangifteplicht ingevolge de Wet Vpb 1969 kan worden voldaan, is al opgenomen in versie 2.0 van de Nederlandse XBRL-taxonomie, die eind 2007 is opgeleverd. Voorafgaand aan oplevering is deze versie door softwareleveranciers getest en zij hebben deze inmiddels verwerkt in de nieuwe releases van hun pakketten. Het document is dus beschikbaar.

De aan het woord zijnde leden refereren aan de kanttekening van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccountants (NIVRA) in een brief d.d. 29 maart 2007 dat de fiscale jaarrekening doorgaans door de fiscaal medewerker en de vennootschappelijke jaarrekening door de accountant worden gemaakt en dat de mogelijkheid bestaat dat dit zo zal blijven. Op deze manier wordt de mogelijkheid geboden, maar de lastenbesparing in de praktijk niet door de ondernemer genoten. De aan het woord zijnde leden ontvangen graag een reactie van de regering op deze overweging.

In het samenwerkingsconvenant tussen overheid en bedrijfsleven voor het gebruik van de Nederlandse XBRL-taxonomie, dat in juni 2006 is gesloten, heeft een groot aantal accountantsorganisaties de verplichting op zich genomen de efficiencywinst die zij boeken door de mogelijkheid van het opstellen van de jaarrekening op fiscale grondslagen – mede met behulp van de Nederlandse XBRL-taxonomie – door te geven aan hun klanten. Ook NIVRA en NOvAA (Nederlandse Orde van Accountants – Administratieconsulenten) zijn convenantspartner en spelen een belangrijke rol in het stimuleren en faciliteren van deze veranderingen bij hun leden. In dat licht is de door de leden van de VVD-fractie aangehaalde kanttekening van het NIVRA dan ook moeilijk te begrijpen. Vanuit de praktijk bereiken mij geluiden dat accountantsorganisaties inmiddels daadwerkelijk overgaan tot het integreren van de samenstellings- en aangiftepraktijk. Het valt overigens te verwachten dat ook de ondernemers zelf, die ervoor kiezen voor beide doeleinden dezelfde waarderingsregels te volgen, erop zullen aandringen dat er door hun boekhouder geen dubbel werk wordt gedaan.

2. Uitwerking

Voor het door de leden van de VVD-fractie gevraagde overzicht van de partijen die zijn betrokken bij het samenwerkingsconvenant tussen overheid en bedrijfsleven voor het gebruik van de Nederlandse XBRL-taxonomie, verwijs ik naar de bijlage bij deze nota, waarin een actuele lijst van alle convenantpartners is opgenomen.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre deze partijen momenteel in de mogelijkheid verkeren de software toe te passen en de geproduceerde documenten vervolgens ook te verwerken.

Op dit moment heeft een flink aantal van de softwareleveranciers die partij zijn bij het convenant, de Nederlandse XBRL-taxonomie geïmplementeerd in de administratiepakketten. Daarmee wordt naar schatting een dekkingsgraad van circa 90% van de Nederlandse ondernemingen gerealiseerd. Op dit moment vervult een aantal accountantskantoren (vooral kantoren die zijn gericht op het midden- en kleinbedrijf) de rol van kopgroep bij de toepassing van de Nederlandse XBRL-taxonomie. Een aanzienlijk aantal neemt echter nog een afwachtende houding aan. Het Nederlandse Taxonomie Project (NTP) heeft inmiddels een ronde gemaakt langs de accountantsorganisaties onder de convenantspartijen om te inventariseren hoe ver deze zijn gevorderd met implementatie van de Nederlandse XBRL-taxonomie in hun producten en diensten en om concrete afspraken te maken over aantallen jaarrekeningen en aangiftes die in 2008 zullen worden aangeleverd. Waar nodig biedt het NTP ondersteuning.

Voorts vragen de aan het woord zijnde leden van welk percentage van de ondernemingen dat gebruik gaat maken van deze technologie is uitgegaan voor de beraming van de te verwachten besparingen van de lasten en kosten.

Voor de raming van de besparingen op de administratieve lasten door de jaarrekening op fiscale grondslagen op te stellen en door toepassing van XBRL is uitgegaan van toepassing van beide faciliteiten door alle kleine rechtspersonen. In het bedrag van de lastenbesparing – zoals ook uiteengezet in paragraaf 4 van de memorie van toelichting – is overigens rekening gehouden met het feit dat nog enkele aanvullende handelingen nodig zouden zijn, zoals het toelichten van het gebruik van de fiscale waarderingsgrondslagen. De verwachting dat op grote schaal gebruik zal worden gemaakt van deze faciliteiten is mede is mede gebaseerd op de omstandigheid dat inmiddels ook een aantal grote handelsbanken heeft aangegeven voor kredietbeoordeling van (kleine) ondernemers gebruik te willen maken van de jaarrekening op fiscale grondslagen. Zij sluiten daarvoor aan op de Nederlandse taxonomie (zie ook nader hieronder het antwoord op de laatste vraag van de SP-fractie in par. 3).

3. Inhoud van de regeling

De leden van de CDA-fractie vragen waarom het wetsvoorstel beperkt is tot kleine ondernemingen en of de geschetste aanpak ook problemen zou kunnen oplossen voor grotere rechtspersonen. Zij vragen of de aangevoerde argumenten – er zijn relatief veel kleine bedrijven en met name kleine bedrijven ondervinden nadeel van de desbetreffende administratieve lasten, omdat zij minder personeel en minder deskundigheid hebben– uitsluitend van toepassing zijn op kleine bedrijven. Het merendeel van de aandeelhouders van kleine rechtspersonen is gewoonlijk als directielid of in een andere rol of op andere wijze zo nauw bij de rechtspersoon betrokken, dat deze aandeelhouders veel minder dan bij middelgrote en grote rechtspersonen boekhoudkundige informatie nodig hebben om de gang van zaken te kunnen beoordelen. Daarbij komt dat als gevolg van de omvangrijke vrijstellingen van de publicatieplicht, kleine rechtspersonen ook nu al slechts een summier vermogensoverzicht met toelichting behoeven te publiceren. Voor kredietverschaffers zoals leveranciers treedt door de overgang op fiscale grondslagen dus slechts een gering verlies aan informatie op. Bovendien leidt fiscale waardering gewoonlijk tot een voorzichtige vermogensvoorstelling, zodat de kans op misleiding van derden ten gevolge van een te gunstige voorstelling van zaken gering is. De ingreep in de aard en de omvang van de financiële informatie die nu wordt voorgesteld, is voor kleine rechtspersonen dermate gering dat die wordt gerechtvaardigd door de besparingen die deze ingreep oplevert voor de administratieve lasten. De voorgestelde faciliteit is mogelijk binnen de marges die de vierde EU-richtlijn op het gebied van het jaarrekeningenrecht kent.

Middelgrote rechtspersonen kennen nauwelijks vrijstellingen ten aanzien van de publicatie van de jaarrekening, waardoor bij toepassing van fiscale grondslagen het hiervoor genoemde verlies aan informatie vergeleken met dat bij kleine rechtspersonen, zou toenemen. Hierdoor zou ook de informatievoorziening aan de ondernemingsraad (zie artikel 31a van de Wet op de Ondernemigsraden), die middelgrote rechtspersonen doorgaans hebben, in het gedrang kunnen komen en zou de ondernemer wellicht toch aanvullende informatie moeten verstrekken aan de ondernemingsraad. De omvang van middelgrote rechtspersonen en daarmee doorgaans ook de betrokkenheid en de belangen van derden bij die rechtspersoon, zijn bovendien dermate groot dat niet meer volstaan kan worden met toepassing van de fiscale waarderingsgrondslagen. Dit geldt des te sterker voor grote rechtspersonen. De rechtspersonen die beursgenoteerd zijn, dienen hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen volgens de IFRS en vallen om die reden buiten de mogelijkheden van het onderhavige wetsvoorstel.

De aan het woord zijnde leden vragen of de strakke scheiding er wellicht toe kan leiden dat het voor middelkleine bedrijven de moeite zou kunnen lonen om het bedrijf op te splitsen, om zo onder de werking van het onderhavige wetsvoorstel te kunnen vallen.

Als het bestuur van een middelgrote rechtspersoon een opsplitsing om redenen van vereenvoudigde verslaggeving kan verantwoorden tegenover haar aandeelhouder(s), is er in beginsel geen reden hem daarvan te weerhouden. Het is aan het bestuur en de aandeelhouder(s) om hun onderneming vennootschapsrechtelijk zo in te richten als hun goeddunkt, uiteraard met inachtneming van de gerechtvaardigde belangen van onder meer crediteuren. Overigens zal deze opsplitsing in ieder geval in een holdingstructuur waarschijnlijk weinig voordeel opleveren voor de rechtspersoon, omdat hij dan geconsolideerd toch middelgroot zal blijven en dus op basis van titel 9 van boek 2 BW een jaarrekening zal moeten opstellen.

Deze leden vragen hoe hoog de reductie van de administratieve lasten zou kunnen zijn als het middenbedrijf ook onder de werking van dit wetsvoorstel zou komen te vallen.

Zoals ik hiervoor heb aangegeven, is het niet goed mogelijk en ook niet wenselijk ook middelgrote rechtspersonen onder de reikwijdte van het wetsvoorstel te laten vallen. Een berekening van de administratieve lasten die daarmee zouden kunnen worden bespaard, heeft dan ook weinig toegevoegde waarde. Overigens is deze groep rechtspersonen relatief beperkt, namelijk circa 7690 rechtspersonen, zodat de lastenvermindering hier in elk geval aanmerkelijk geringer zou zijn dan bij de 246 000 kleine rechtspersonen (565 000 indien ook de 319 000 economisch niet-actieve rechtspersonen worden meegerekend) waarop het wetsvoorstel betrekking heeft (deze cijfers zijn gebaseerd op de nul-meting uit 2002).

De leden van de CDA-fractie vragen waarom banken en financiële instellingen zijn uitgezonderd van dit wetsvoorstel.

Afgezien van de omstandigheid dat er waarschijnlijk maar een beperkt aantal financiële instellingen is dat onder de grenswaarden van kleine rechtspersonen valt, hebben financiële instellingen uitgebreide rapportageverplichtingen aan De Nederlandsche Bank (DNB) en zouden zij daarom waarschijnlijk geen administratievelastenverlichting realiseren bij toepassing van fiscale waarderingsgrondslagen. Ook gelden de vrijstellingen voor kleine rechtspersonen uit artikel 2:396 BW niet voor kleine financiële instellingen (aldus artikel 2:416 lid 1 BW). Een en ander wordt gerechtvaardigd door de bijzondere positie die financiële instellingen hebben in de maatschappij. Cliënten van financiële instellingen moeten worden beschermd tegen het falen van dergelijke instellingen. Het toezicht dat daarom op financiële instellingen wordt gehouden, vereist een diepgaand inzicht in de financiële positie, waarvoor de fiscale waarderingsgrondslagen niet volstaan. Overigens zijn de rapportageverplichtingen in het kader van toezicht onlangs verlicht door betere afstemming tussen de jaarrekeningvoorschriften en de rapportagevoorschriften van DNB (zie het Besluit prudentiële regels Wft van 12 oktober 2006, Stb. 2006, 519).

Ik deel het belang dat de leden van de CDA-fractie eraan hechten dat, naast het belang van de ondernemer, ook rekening wordt gehouden met de belangen van derden die betrokken zijn bij de rechtspersoon. Ik meen dat het wetsvoorstel daaraan recht doet. Ik deel dan ook niet de vrees van deze leden dat kleine rechtspersonen mogelijk misbruik kunnen maken bij de keuze om fiscale grondslagen toe te passen bij het opstellen van de commerciële jaarrekening en daardoor onvoldoende informatie verstrekken aan derden. Wie aan de voorwaarden voor toepassing voldoet – het zijn van een kleine rechtspersoon – mag van fiscale grondslagen gebruik maken; van misbruik is geen sprake. In de jaarrekening zal moeten worden vermeld dát van de fiscale waarderingsgrondslagen gebruik is gemaakt (artikel 2:396 lid 6 BW). Bovendien zal in de toelichting aangegeven moeten worden voor welke belangrijke andere posten het gebruik van fiscale faciliteiten heeft geleid tot een significante afwijking ten opzichte van de wijze van waarderen conform titel 9 van boek 2 BW (zie nader hieronder het antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie). Het kan bijvoorbeeld van belang zijn dat aandeelhouders via de toelichting op de hoogte zijn van belangrijke posten waarbij toepassing van fiscale grondslagen tot een lagere waardering heeft geleid voor het geval aandeelhouders hun belang willen verkopen en de waardering volgens de balans van belang zou kunnen zijn voor de verkoopprijs van de aandelen.

Ook op basis van fiscale grondslagen wordt door kleine rechtspersonen voldoende informatie in de jaarrekening verstrekt. Daar waar de fiscale waarderingsgrondslagen leiden tot andere uitkomsten dan andere grondslagen die krachtens titel 9 van boek 2 BW mogelijk zijn, zijn die uitkomsten voorzichtiger. Er kan dus aan de hand van de fiscale waarderingsgrondslagen geen rooskleuriger beeld van de rechtspersoon geschetst worden dan aan de hand van de waarderingsgrondslagen uit het BW. Het hanteren van fiscale grondslagen is bovendien een mogelijkheid, geen verplichting. De rechtspersoon kan, bijvoorbeeld als bepaalde aandeelhouders daaraan behoefte hebben, desgewenst op basis van titel 9 van boek 2 BW rapporteren. Indien de vergadering van aandeelhouders van mening is dat de aandeelhouders meer of andere financiële informatie nodig hebben, is het bestuur verplicht die te verstrekken, tenzij een zwaarwichtig belang van de rechtspersoon zich daartegen verzet (artikel 2:217 lid 2 BW). Respecteert het bestuur van de rechtspersoon niet de wens van de aandeelhouders om een jaarrekening op basis van de BW-waarderingsgrondslagen op te stellen of om aanvullende financiële informatie te verstrekken op de jaarrekening die volgens fiscale grondslagen is opgesteld, dan hebben de aandeelhouders in het uiterste geval voldoende machtsmiddelen in handen om het bestuur daartoe te dwingen, zoals de weigering om de op fiscale waarderingsgrondslagen opgestelde jaarrekening vast te stellen en het bestuur daarvoor kwijting te verlenen (artikelen 2:210 lid 3 BW). Overigens zijn de aandelen bij vele kleine rechtspersonen in de praktijk in handen van één persoon die tevens bestuurder is.

Mede op basis van het voorgaande is er geen reden om de door de leden van de CDA-fractie aan de regering voorgelegde overweging van de NOvAA over te nemen, namelijk om toepassing van fiscale grondslagen afhankelijk te maken van voorafgaande instemming van alle of een meerderheid van de aandeelhouders. Bij de overgrote meerderheid van kleine rechtspersonen zijn de aandeelhouders nauw bij het bestuur van de onderneming van de rechtspersoon betrokken en kunnen zij daarom over voldoende informatie beschikken.

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat in de commentaren op het wetsvoorstel naar voren wordt gebracht dat, waar sprake is van derdeaandeelhouders, deze derden in bepaalde gevallen aanvullende toelichting moeten kunnen krijgen, opdat zij niet misleid worden. De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarop in te gaan.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de vorige vraag van de aan het woord zijnde leden over de belangen van derden. Wat daar is opgemerkt, geldt ook voor aandeelhouders die niet bij het bestuur van de rechtspersoon betrokken zijn.

Ten slotte vragen deze leden naar de mogelijkheid om de jaarrekening in een andere dan de Nederlandse taal op te stellen. Zou het, zo vragen deze leden, gelet op de internationale positie van veel ondernemingen, niet in de rede kunnen liggen om jaarrekeningen ook in bijvoorbeeld de Engelse of Duitse taal te publiceren.

Zowel de jaarrekening als het jaarverslag kan reeds openbaar gemaakt worden in de Nederlandse, Franse, Duitse of Engelse taal, als de algemene vergadering daartoe heeft besloten (artikel 2:394 lid 1 en zie ook de artikelen 2:362 lid 7 en 391 lid 1 BW). De Nederlandse Taxonomie faciliteert deze mogelijkheid.

De leden van de SP-fractie missen in de memorie van toelichting een analyse van de mogelijke risico’s voor de gebruikers van de jaarrekening. Welke mogelijke gevolgen heeft het opstellen van de jaarrekening volgens fiscale grondslagen voor de kredietverstrekkers, aandeelhouders, of andere denkbare gebruikers, zo vragen deze leden. Zij vragen of de kans bestaat dat gebruikers een voorstelling van zaken wordt gegeven die niet aansluit bij hun informatiebehoefte, en hoe bezwaarlijk dat is.

Aan het gebruik van de fiscale grondslagen in de jaarrekening door kleine rechtspersonen zijn geen serieuze risico’s verbonden nu uit de wettelijke en Europeesrechtelijke regels juist volgt dat deze grondslagen een voldoende getrouw beeld geven van de financiële positie van de rechtspersoon. Zoals hiervoor al op een vraag van de leden van de CDA-fractie is aangegeven, zal in het algemeen aan de hand van de fiscale waarderingsgrondslagen geen rooskleuriger beeld van de rechtspersoon geschetst worden dan aan de hand van de waarderingsgrondslagen uit het BW, aangezien eerstgenoemde grondslagen een voorzichtiger financieel beeld scheppen. Ik verwijs naar hetgeen hiervoor naar aanleiding van de desbetreffende vraag van het CDA is geantwoord.

De leden van de SP-fractie vragen voorts of de regering in kan gaan op de opmerking van het NIVRA dat het nog te bezien valt in hoeverre bijvoorbeeld een bankier als belangrijkste kredietverschaffer voldoende heeft aan een jaarrekening op fiscale grondslagen.

Zoals hierboven al is opgemerkt, heeft een aantal grote handelsbanken aangegeven voor kredietbeoordeling van (kleine) ondernemers gebruik te willen maken van de jaarrekening op fiscale grondslagen. Daartoe werkt het Nederlands Taxonomie Project op dit moment nauw samen met enkele grote handelsbanken. Doel is het realiseren van een taxonomie die is toegesneden op kredietverstrekking door banken. Daarbij wordt op hun verzoek aansluiting gezocht bij de jaarrekening op fiscale grondslagen. De verwachting is dat deze toevoeging begin 2008 in de Nederlandse Taxonomie zal worden opgenomen. Deze acceptatie van de jaarrekening op fiscale grondslagen en deze uitbreiding van de toepassing van XBRL door de bancaire sector zullen een belangrijke stimulans zijn voor zowel ondernemers als accountants om XBRL toe te passen. De mogelijkheid om zowel de jaarrekening, de publicatiestukken, de winstaangifte als de kredietinformatie op fiscale grondslagen op te stellen, maakt het voor een kleine rechtspersoon mogelijk éénmaal met behulp van de Nederlandse Taxonomie informatie te verzamelen en te (laten) controleren en deze meermalen aan overheden en banken over te leggen.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om een nadere toelichting op de onderwerpen die in de in het wetsvoorstel genoemde algemene maatregel van bestuur nader zullen worden uitgewerkt.

In de algemene maatregel van bestuur zullen ten eerste de expliciet ingevolge de Vierde Richtlijn voorgeschreven toelichtingen worden opgenomen. Volgens artikel 35, eerste lid, onder d, en artikel 39, eerste lid, onder e, van de Vierde Richtlijn moet, wanneer op de vaste of vlottende activa louter voor belastingdoeleinden buitengewone waardecorrecties worden toegepast, het bedrag van de correcties in de toelichting vermeld worden en naar behoren gemotiveerd worden. Dit is van toepassing in geval de (fiscaal toegestane) willekeurige afschrijving op bepaalde bedrijfsmiddelen heeft geleid tot vervroegde afschrijvingen en in geval van afboekingen van herinvesteringsreserves. Vooralsnog heeft de willekeurige afschrijving alleen betrekking op milieu-investeringen (artikelen 3.31–39 Wet inkomstenbelasting 2001, hierna: Wet IB 2001). De fiscale faciliteit is voornamelijk beperkt tot bepaalde, in een zogenoemde milieulijst opgenomen activa en tot bepaalde aangewezen bedrijfsmiddelen (zie de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2008, Stcrt. 2007, 249). Ook zal ingevolge de Vierde Richtlijn een toelichting gegeven moeten worden op de afboeking van een herinvesteringsreserve (artikel 3.54 Wet IB 2001), die is gevormd bij de verkoop van materiële vaste activa en waarin de boekwinst op verkochte activa is opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat totdat de vervangende aankoop wordt gedaan, de boekwinst in een reserve wordt opgenomen, terwijl na de vervangende aankoop de fiscale boekwaarde en dus de fiscale afschrijvingen erdoor worden verlaagd. Beide toelichtingen zullen slechts eenmalig vermeld hoeven te worden in de jaarrekening van het jaar waarin de buitengewone waardecorrectie (de eenmalige afschrijving) heeft plaatsgevonden.

Ten tweede zal in de algemene maatregel van bestuur opgenomen worden dat kort aangegeven moet worden voor welke belangrijke andere posten het gebruik van fiscale faciliteiten heeft geleid tot een significante afwijking ten opzichte van de wijze van waarderen conform titel 9 van boek 2 BW. Dit hoeft geen kwantitatieve, financieel vergelijkende informatie te zijn, het gaat er enkel om de lezers van de jaarrekening bewust te maken van het neerwaartse effect op de desbetreffende posten. Deze toelichting kan beschouwd worden als een nadere invulling van de verplichting van artikel 2:384 lid 5 BW dat voorschrijft dat de grondslagen van waardering met betrekking tot elk der posten uiteengezet worden. Ten derde zal worden voorgeschreven hoe bij het voor de eerste maal gebruik maken van de fiscale faciliteit, het daarbij optredende vermogensverschil moet worden gepresenteerd. Zoals al in de memorie van toelichting (par. 3) is aangegeven, is de overgang van de waarderingsgrondslagen van titel 9 van boek 2 BW naar de fiscale grondslagen een stelselwijziging in de zin van artikel 2:384 lid 6 BW. In de algemene maatregel van bestuur zal worden aangegeven dat deze stelselwijziging verwerkt dient te worden als een rechtstreekse mutatie van het eigen vermogen. Ten vierde zal ook de opname van de post belastingen en de waardering van die post in de algemene maatregel van bestuur worden behandeld. De aangifte vennootschapsbelasting kent deze post immers niet en daarom zal daarvoor in de jaarrekening op fiscale grondslagen een post opgenomen moeten worden. Ten slotte zal aandacht geschonken worden aan de verwerking van kosten die niet als fiscale last worden erkend, maar die wel in de commerciële jaarrekening aan bod dienen te komen (zoals gemengde kosten die gedeeltelijk een privé-karakter hebben, of rente die niet aftrekbaar is).

In het licht van het voorgaande vragen de aan het woord zijnde leden een reactie van de regering op de overweging van de NOvAA dat derdeaandeelhouders in voorkomende gevallen een aanvullende toelichting moeten kunnen krijgen, opdat zij niet misleid worden. Ziet de regering noodzaak dit in de algemene maatregel van bestuur op te nemen? Zo neen, waarom niet, vragen deze leden.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord hierboven op de gelijkluidende vraag van de CDA-leden.

Ik ben blij met de steun van de leden van de VVD-fractie voor snelle inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het van belang dat hierna de effecten van de maatregel gemonitord zullen worden ten behoeve van een ex-post evaluatie.

In het XBRL-convenant is opgenomen dat de resultaten van het convenant zullen worden gemonitord en geëvalueerd. Gelet op de relatie tussen dit wetsvoorstel en de toepassing van de Nederlandse Taxonomie ligt het voor de hand daarin ook de resultaten van de toepassing van deze wetswijziging mee te nemen.

4. Gevolgen voor administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering aangeeft dat de mogelijkheid om de vennootschappelijke en fiscale jaarrekening als het ware te laten samenvallen een besparing kan oplevering van € 632 miljoen. Toch valt het deze leden op dat zowel het NIVRA als de NOvAA vraagtekens bij de beoogde administratieve lasten zet. Deze leden vragen hoe de kritiek van het NIVRA en de Orde zich verhoudt tot de rapportage van Actal.

De daadwerkelijke administratievelastenverlichting zal mede afhankelijk zijn van de mate waarin accountantsorganisaties de efficiencywinst die zij boeken door de mogelijkheid van het opstellen van de jaarrekening op fiscale grondslagen – mede met behulp van de Nederlandse XBRL-taxonomie – doorgeven aan hun klanten. Een groot aantal van hen heeft de verplichting daartoe op zich genomen in het eerdergenoemde convenant. Een aantal accountantsorganisaties met een klantenkring in het MKB heeft hun diensten en organisatie zo ingericht (of is daarmee bezig) dat zij deze voordelen ook daadwerkelijk kunnen realiseren voor hun klanten. NIVRA en NOvAA spelen als convenantspartner een belangrijke rol in het stimuleren en faciliteren van deze veranderingen bij hun leden. In dit licht zijn de kanttekeningen die zij plaatsen bij de mogelijke besparingen die dit wetsvoorstel kan genereren, moeilijk te begrijpen.

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen naar aanleiding van de haalbaarheid van de beoogde kostenbesparing van € 400 miljoen. Zij baseren zich daarbij op een artikel van professor Vergoossen in het Financiële Dagblad van 12 juni jl. en een reactie daarop in dezelfde krant van 12 juli jl. van mr. Van der Meij en drs. Van Capelle. De leden vragen of de regering in kan gaan op de opmerkingen van genoemde auteurs. Zij zijn vooral geïnteresseerd in de reactie van de regering op de opmerking van professor Vergoossen dat «kleine ondernemingen bij het opstellen van de commerciële jaarrekening immers doorgaans al [kiezen] voor de grondslagen die zij moeten hanteren bij het bepalen van de belastbare winst». De leden vragen of de stelling van professor Vergoossen correct is en zo ja of het bedrag van € 400 miljoen dan nog wel haalbaar is. Zo nee, waarom niet?

De premisse van de overheid is dat kleine rechtspersonen voldoen aan wet- en regelgeving. Momenteel is het niet toegestaan om op grond van titel 9 boek 2 BW voor fiscale grondslagen te kiezen. Deze mogelijkheid wordt door het onderhavige wetsvoorstel wel geboden. Dit betekent concreet dat rechtspersonen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel met ingang van boekjaar 2007 gebruik kunnen maken van informatie die veelal reeds voorhanden is voor de opgestelde fiscale winstaangifte en dat daarmee een administratievelastenverlichting wordt behaald.

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering nader kan ingaan op de mogelijke besparing van administratieve lasten die kan worden bereikt doordat er na het inwerkingtreden van het wetsvoorstel minder gebruik hoeft te worden gemaakt van de diensten van een accountant. Hoe verhoudt zich dit tot het gegeven dat kleine vennootschappen nu al te maken hebben met slechts een beperkte deponeringsplicht en niet onderworpen zijn aan een verplichte accountantscontrole, zo vragen deze leden.

Kleine rechtspersonen zijn weliswaar beperkt deponeringsplichtig en niet onderworpen aan de verplichte accountantscontrole, maar het opmaken van de jaarrekening en de fiscale aangifte zijn nu wel twee verschillende trajecten, omdat daarvoor verschillende waarderingsgrondslagen zijn voorgeschreven. Door dit wetsvoorstel wordt deze dubbelslag overbodig. In feite wordt één fiscaal jaarrapport gerealiseerd, waarmee de ondernemer zowel aan zijn deponeringsplicht in het handelsregister als zijn fiscale aangifteplicht kan voldoen. Dat betekent hetzij een verlichting van de administratieve lasten voor de ondernemer die zelf de jaarrekening en de aangifte vennootschapsrecht opstelt, hetzij een vermindering van de kosten die hij maakt indien hij daarvoor een accountant of belastingadviseur inschakelt. Dit laatste komt veel voor.

Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering een nadere specificatie kan geven van het besparingspotentieel van € 400 miljoen.

Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, is dit bedrag geëxtrapoleerd uit gegevens op basis van de nulmeting van de administratieve lasten op basis van titel 9 van boek 2 BW voor kleine rechtspersonen. Een nadere specificatie hiervan valt op dit moment niet te geven.

Gelet op de merites van het wetsvoorstel voor administratieve lastenverlichting in het midden- en kleinbedrijf, zou een voortvarende voortzetting van de behandeling van dit wetsvoorstel door uw Kamer zeer welkom zijn. Indien het voorstel vóór 1 april 2008 de behandeling in uw Kamer doorlopen zou hebben en de tekst daarmee zou vaststaan, dan kan de accountantspraktijk hierop anticiperen bij het opstellen van de jaarrekening die in 2008 wordt opgemaakt over boekjaar 2007. Aldus kan nog een aanzienlijk deel van de beoogde lastenverlichting in dit jaar door ondernemers worden gerealiseerd.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

BIJLAGE

Overzicht van de partijen die zijn betrokken bij het samenwerkingsconvenant tussen overheid en bedrijfsleven voor het gebruik van de Nederlandse XBRL-taxonomie (juni 2006)

Overheid:

Staat der Nederlanden

Minister van Justitie

Minister van Financiën

Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties

Staatssecretaris van Economische Zaken

Uitvragende partijen:

Centraal Bureau voor de Statistiek

Kamer van Koophandel Nederland

Minister van Financiën (voor de Belastingdienst)

Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (voor GBO.Overheid)

Beroeps-en serviceorganisaties:

College Belastingadviseurs

Fiscount Accountantsadviseurs B.V.

Full Finance Consultants

Koninklijk NIVRA

Marco Polo Platform

NFB

NOAB

NOvAA

SRA

OASIS Tax-XML

VLB

XBRL International

Ondernemersorganisaties:

Koninklijke Vereniging MKB Nederland

Vereniging VNO-NCW

Intermediairs:

ABAB

ACCON Belastingadviseurs B.V.

Alfa Accountants en Adviseurs B.V.

Arenthals Grant Thornton

BDO Camps

Obers Holding B.V.

Deloitte

Ernst & Young Accountants

ESJ Accountants & Belastingadviseurs B.V.

GIBO Groep B.V.

KPMG Holding N.V.

Mazars Paardekooper Hoffman N.V.

PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.

Van Elderen accountants/belastingadviseurs

ICT dienstverleners:

AccountView B.V.

Adobe Systems Software Ireland Limited

AFAS

Asperion

Astona Engineering

Atos Origin

AXIS software & advies

Batavia Business Reporting

Bedrijvendatabank B.V.

Bedrijvenweb Nederland B.V.

Business Excellence Partners B.V.

CaseWare Nederland

Cash Software B.V.

CBBS B.V.

Condor Solutions B.V.

CoreFiling Limited

Coyote Reporting, LLC.

CreAim

DecisionSoft Limited

DigiNotar B.V.

EA Taxscore Ltd

Eikelboom & De Bondt IT Services B.V.

European Business Process Institute B.V.

Exact Software Nederland B.V.

FINAN Financial Analysis (Findesk B.V.)

FlexService Solutions

Fujitsu Services B.V.

Gemnet CSP B.V.

Getronics PinkRoccade Nederland B.V.

Grexx

IBS Nederland B.V.

Inventive Systems B.V.

Kluwer

Logica CMG

Mamut Software B.V.

MivarGroup

PinkWeb Applications B.V.

Pro Management Automatisering B.V

Quadrant Software B.V.

Reed Business Information

Reeleezee B.V.

Semansys Technologies B.V.

SSC Diaz cv

Twinfield International N.V.

UBmatrix, Inc.

Unit 4 Agresso Accountancy B.V.

Van Aaken Automatisering B.V.

Van Spaendonck Adm&Aut B.V. (loket.nl) Virtu

Visionplanner

Naar boven