31 136
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met invoering van de mogelijkheid de jaarrekening van kleine rechtspersonen op te stellen volgens fiscale grondslagen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 13 november 2007

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. (Middel-)kleine rechtspersonen zijn de ruggengraat van de Nederlandse economie. De leden van de CDA-fractie verwachten van de overheid dat deze hen in staat stelt te ondernemen. Daartoe kunnen bedrijvigheden worden gestimuleerd, of barrières worden weggenomen. Deze leden zijn dan ook tevreden dat het wetsvoorstel kleine rechtspersonen de gelegenheid biedt om bij het opstellen van hun commerciële jaarrekening te volstaan met waardering van de activa en passiva op basis van de waarderingsgrondslagen zoals die ook van toepassing zijn voor de aangifte vennootschapsbelasting. Hierdoor wordt tegemoet gekomen aan de wens van het kabinet om de administratieve lasten voor ondernemers aanzienlijk te reduceren.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel op grond waarvan kleine vennootschappen de mogelijkheid krijgen om hun jaarrekening volgens fiscale grondslagen op te stellen. Deze leden hebben slechts enkele aanvullende vragen naar aanleiding van de haalbaarheid van de beoogde kostenbesparing van € 400 miljoen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding hiervan de behoefte enige vragen te stellen en opmerkingen te maken.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden achten het, met de regering, van groot belang dat de administratieve lasten voor ondernemers zo veel mogelijk worden verlaagd. Voorliggend voorstel is in dat opzicht een duidelijke verbetering voor de kleine ondernemers.

De leden van de VVD-fractie hebben nog wel enkele vragen over het wetsvoorstel. Deze leden hebben vragen over de volgende passage in de memorie van toelichting: «Er wordt naar gestreefd te komen tot een gecombineerd document, waarmee de ondernemer zowel aan een belangrijk onderdeel van zijn deponeringsplicht ingevolge titel 9 van boek 2 BW, als aan zijn aangifteplicht ingevolge de Wet Vpb 1969 kan voldoen». Zij vragen de regering naar de verwachtingen omtrent het behalen van dit doel. Ook het Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccountants (NIVRA) maakt hierbij de kanttekening dat de fiscale jaarrekening doorgaans door de fiscaal medewerker en de vennootschappelijke (ook wel: commerciële) jaarrekening door de accountant worden gemaakt en dat de mogelijkheid bestaat dat dit zo zal blijven (brief d.d. 29 maart 2007). Op deze manier wordt de mogelijkheid geboden, maar de lastenbesparing in de praktijk niet door de ondernemer genoten. De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een reactie van de regering op deze overweging.

2. Uitwerking

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de in de memorie van toelichting genoemde Nederlandse XBRL-taxonomie. Deze leden vragen of de regering aan kan geven welke partijen bij het convenant tot samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven voor het gebruik van de Nederlandse XBRL-taxonomie samenwerkingsconvenant (juni 2006 gesloten) zijn betrokken. Zij vragen in hoeverre deze partijen momenteel ook in de mogelijkheid verkeren de software toe te passen en de geproduceerde documenten vervolgens ook te verwerken. Voorts vragen deze leden van welk percentage van de ondernemingen onderneming dat gebruik gaat maken van deze technologie is uitgegaan voor de beraming van de te verwachten besparingen van de lasten en kosten.

3. Inhoud van de regeling

De leden van de CDA-fractie constateren, dat het wetsvoorstel alleen ziet op kleine rechtspersonen in de zin van artikel 2:396 van het Burgerlijk Wetboek. Kan de regering aangeven, zo vragen deze leden, of de in het wetsvoorstel geschetste aanpak ook problemen zou kunnen oplossen voor grotere rechtspersonen, met andere woorden vragen deze leden, waarom is het wetsvoorstel beperkt tot kleine ondernemingen. Zijn de aangevoerde argumenten – er zijn relatief veel kleine bedrijven en met name kleine bedrijven ondervinden nadeel van de desbetreffende administratieve lasten, omdat zij minder personeel en minderdeskundigheid hebben – uitsluitend van toepassing op kleine bedrijven, zo vragen zij. De leden van de CDA-fractie vragen of de strakke scheiding er wellicht toe kan leiden dat het voor middelkleine bedrijven de moeite zou kunnen lonen om het bedrijf op te splitsen om zo onder de werking van onderhavig wetsvoorstel te kunnen vallen. De leden vragen hoe hoog zou de reductie van de administratieve lasten kunnen zijn als het middenbedrijf ook onder de werking van dit wetsvoorstel zou komen te vallen. Kortom, deze leden vragen de regering om de gronden aan te geven waarom het wetsvoorstel uitsluitend ziet op kleine, en niet mede op grotere ondernemingen. De leden van de CDA-fractie vragen ook waarom banken en financiële instellingen zijn uitgezonderd van dit wetsvoorstel.

Belangrijk vinden de leden van de CDA-fractie het dat, naast het belang van de ondernemer, ook rekening wordt gehouden met de belangen van derden die betrokken zijn bij de onderneming. Keerzijde van het wetsvoorstel is, volgens deze leden, namelijk dat ondernemingen mogelijk misbruik kunnen maken bij de keuze om fiscale grondslagen toe te passen bij het opstellen van de commerciële jaarrekening en daardoor onvoldoende benodigde informatie verstrekken aan derden. Zij vragen of de regering in kan gaan op de overweging van de Nederlandse Orde van Accountants – Administratieconsulenten (NOVAA) om toepassing van fiscale grondslagen afhankelijk te maken van instemming van alle – of van een meerderheid van de – aandeelhouders.

Een ander belangrijk punt dat in de commentaren op het wetsvoorstel naar voren wordt gebracht is dat, waar sprake is van derdeaandeelhouders, deze derden in bepaalde gevallen aanvullende toelichting moeten kunnen krijgen, opdat zij niet misleid worden. De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarop in te gaan.

Tenslotte vragen deze leden naar de mogelijkheid om de jaarrekening in een andere dan de Nederlandse taal op te stellen. Zou het, gelet op de internationale positie van veel ondernemingen, niet in de rede kunnen liggen om jaarrekeningen ook in bijvoorbeeld de Engelse of Duitse taal te publiceren.

De leden van de SP-fractie missen in de memorie van toelichting een analyse van de mogelijke risico’s voor de gebruikers van de jaarrekening. Welke mogelijke gevolgen heeft het opstellen van de jaarrekening volgens fiscale grondslag voor de kredietverstrekkers, aandeelhouders, of andere denkbare gebruikers, zo vragen deze leden. Zij vragen of de kans bestaat dat voor gebruikers een voorstelling van zaken wordt gegeven die niet aansluit bij hun informatiebehoefte, en hoe bezwaarlijk dat is. De leden van de SP-fractie vragen voorts of de regering in kan gaan op de opmerking van het NIVRA dat het nog te bezien valt in hoeverre bijvoorbeeld een bankier als belangrijkste kredietverschaffer voldoende heeft aan een jaarrekening op fiscale grondslagen.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om een nadere toelichting op de onderwerpen die in de in het wetsvoorstel genoemde algemene maatregel van bestuur nader zullen worden uitgewerkt. Deze leden merken op dat de memorie van toelichting bij voorliggend wetsvoorstel slechts vermeldt dat «nadere regels over het gebruik van deze grondslagen en de toelichting die daarbij gegeven moet worden» in de algemene maatregel van bestuur geregeld kunnen worden.

In het licht van het voorgaande ontvangen de leden van de VVD-fractie graag een reactie van de regering op de overweging van de NOVAA dat derdeaandeelhouders in voorkomende gevallen aanvullende toelichting moeten kunnen krijgen, opdat zij niet misleid worden. Ziet de regering noodzaak dit in de algemene maatregel van bestuur op te nemen? Zo neen, waarom niet, vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie zijn met de regering van mening dat snelle inwerkingtreding van het wetsvoorstel gewenst is en dat het van belang is dat hierna de effecten van de maatregel gemonitord zullen worden ten behoeve van een ex-post evaluatie. Op die manier kan het bedrijfsleven zo snel mogelijk profiteren van de administratieve lastenverlichting en kan door de overheid inzichtelijk worden gemaakt hoe groot de daadwerkelijke administratieve lasten-verlichting is (geweest), zo stellen deze leden.

4. Gevolgen voor administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering aangeeft dat de mogelijkheid om de vennootschappelijke en fiscale jaarrekening als het ware te laten samenvallen een besparing kan oplevering van € 632 miljoen. Toch valt het deze leden op dat zowel het NIVRA als de NOVAA vraagtekens bij de beoogde administratieve lasten zet. Hoe verhoudt de kritiek van het NIVRA en de Orde zich tot de rapportage van Actal, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen naar aanleiding van de haalbaarheid van de beoogde kostenbesparing van € 400 miljoen. Deze leden baseren zich daarbij op een artikel van professor Vergoossen in het Financieele Dagblad van 12 juni jl en een reactie daarop in dezelfde krant van 12 juli jl. van mr. Van der Meij en drs. Van Capelle. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering in kan gaan op de opmerkingen van genoemde auteurs. Zij zijn vooral geïnteresseerd in de reactie van de regering op de opmerking van professor Vergoossen dat «kleine onderneming bij het opstellen van de commerciële jaarrekening immers doorgaans al [kiezen] voor de grondslagen die zij moeten hanteren bij het bepalen van de belastbare winst». Met andere woorden – zo lezen de leden van de PvdA-fractie hieruit – dan valt er mogelijk weinig te besparen door het voor kleine rechtspersonen mogelijk te maken dat zij hun jaarrekening op fiscale grondslagen kunnen baseren, aangezien zij dit volgens professor Vergoossen al doen. Deze leden vragen of de stelling van professor Vergoossen gestelde correct is. Zo ja, is het bedrag van € 400 miljoen dan nog wel haalbaar? Zo nee, waarom niet?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering nader kan ingegaan op de mogelijke besparing van administratieve lasten die kan worden bereikt doordat er na het inwerkingtreden van het wetsvoorstel minder gebruik hoeft te worden gemaakt van de diensten van een accountant. Hoe verhoudt zich dit tot het gegeven dat kleine vennootschappen nu al te maken hebben met slechts een beperkte deponeringsplicht en niet onderworpen zijn aan een verplichte accountantscontrole, zo vragen deze leden. Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering een nadere specificatie kan geven van het besparingspotentieel van € 400 miljoen.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de commissie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GL), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Van Dijken (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Roemer (SP), De Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GL), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).

Naar boven