31 135 Plan van Scholen

Nr. 59 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2015

Tijdens de begrotingsbehandeling van 29 oktober jongstleden (Handelingen II 2015/16, nr. 18, items 4 en 11) hebben de leden Bisschop, Van Meenen en Rog een motie ingediend.1 In deze motie wordt de regering verzocht om wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten naar de behoeften en tevredenheid van ouders bij schoolkeuze en de vraag in hoeverre het bestaande scholenaanbod aan de behoeften van ouders voldoet. Op 3 november heeft uw Kamer deze motie aangenomen.

Op 26 november heb ik een brief ontvangen van de profielorganisaties VGS, Verus, LVGS, VBS, VOS/ABB en ISBO waarin zij vragen om betrokken te worden bij het onderzoek waar in de motie om wordt verzocht. U heeft mij op 4 december verzocht om een afschrift van mijn antwoord op deze brief te ontvangen.

In deze brief zet ik uiteen hoe ik de motie ga uitvoeren. Mijn antwoord op de brief van de profielorganisaties is als bijlage toegevoegd2.

Nieuwe systematiek voor het starten van scholen

In mijn brief van 2 juli getiteld Meer ruimte voor nieuwe scholen: naar een moderne interpretatie van artikel 23 heb ik aangegeven dat de huidige systematiek voor het starten van scholen tekortschiet en ervoor zorgt dat het stelsel in feite op slot zit.3 In essentie biedt de huidige systematiek relatief weinig mogelijkheden om gebruik te maken van de vrijheid van onderwijs zoals die is verankerd in artikel 23 van de Grondwet.

Ook de Onderwijsraad adviseert om te kiezen voor een nieuwe systematiek waarin het richtingenbegrip geen rol speelt.4 Ik ben met de Onderwijsraad van mening dat de maatschappelijke veranderingen het noodzakelijk maken om de systematiek voor het starten van nieuwe scholen te wijzigen. De kern van meer ruimte voor nieuwe scholen is om het scholenaanbod beter te laten aansluiten bij de wensen van ouders. Door het starten van een school te laten afhangen van de daadwekelijke belangstelling van ouders, wil ik zorgen voor dynamiek en initiatief om de onderwijssector eigentijds en gezond te houden.

Ons onderwijsstelsel is één van de best presterende stelsels in de wereld en daar mogen we trots op zijn. De reden voor mij om de systematiek te wijzigen is dus niet dat er massale ontevredenheid met het scholenaanbod is. Wel zijn er groepen ouders en besturen die in de huidige systematiek geen kans maken om een school te starten, ondanks dat er voldoende belangstelling voor is. Hier wil ik verandering in brengen.

Onderzoek naar schoolkeuzemotieven

Het onderzoek dat ik zal laten uitvoeren naar aanleiding van de motie zal zich dan ook richten op de motieven van ouders en leerlingen bij schoolkeuze en hun tevredenheid over het scholenaanbod. Het zal de vragen beantwoorden welke afwegingen voor hen belangrijk zijn bij het kiezen van een school en welk relatief belang zij hechten aan de verschillende keuzemotieven voor een nieuwe dan wel een bestaande school.

Het onderzoek zal worden uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau en zal voldoen aan de gangbare eisen voor wetenschappelijk onderzoek. Omdat ik het van belang vind dat het beleid ten aanzien van het starten van nieuwe scholen tot stand komt in dialoog met direct belanghebbenden, zal ik de onderzoekers vragen om diverse partijen uit het onderwijsveld, waaronder de (achterban van) de PO-Raad, de VO-raad, Ouders & Onderwijs en de diverse profielorganisaties, bij het onderzoek te betrekken.

Ik verwacht dat ik de onderzoeksresultaten rond de zomer van 2016 aan uw Kamer kan sturen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 61.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 31 135, nr. 53.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 183.

Naar boven