31 133
Wijziging van de Gemeentewet in verband met het schrappen van de beperking van de tarieven van de onroerendezaakbelastingen

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 26 september 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

ALGEMEEN 1

1. Inleiding 1

2. Maximering OZB schrappen 2

3. Aanvullende afspraak uit het bestuursakkoord: de macronorm 3

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de fracties CDA, PvdA, SP, PVV, Christen Unie, en SGP hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de onderhavige wetsvoorstel. Hierover hebben zij enkele opmerkingen en willen zij gaarne de regering nog een paar vragen voorleggen.

De leden van de PVV-fractie hebben nog de volgende opmerking. Deze leden menen dat dit wetsvoorstel door de regering gemotiveerd wordt met de mededeling dat zij de lokale overheden vertrouwt. Deze leden delen mede dit vertrouwen niet te delen. Lokale lasten, bijvoorbeeld de parkeerbelasting, zijn de afgelopen jaren juist wel gestegen. Dit vertrouwen is derhalve misplaatst.

De leden van de Christen Unie-fractie hebben nog de volgende opmerking. Deze leden delen het uitgangspunt van de regering dat het voorstel recht doet aan de zelfstandigheid van de gemeenten en de inzet om de beleidsruimte van de gemeente te waarborgen.

2. Maximering OZB schrappen

Dit voorstel geeft een wettelijke uitwerking aan de afspraak in het Bestuursakkoord tussen Rijk en VNG met betrekking tot het schrappen van de maximering van de OZB. De regering is ervan overtuigd dat de gemeenteraden een beheerste ontwikkeling van de OZB nastreven. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre een beheerste ontwikkeling op één lijn is te stellen met de wens een macronorm in te voeren met als doel de collectieve lasten voor de burger niet te laten stijgen.

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen de stelling van de regering dat een oordeel over lokale heffingen op het niveau van afzonderlijke gemeenten eerder aan de gemeenteraad dan aan de centrale overheid is. Bovendien zijn deze leden voorstander van enige verruiming van het gemeentelijke belastinggebied.

De leden van de SP-fractie staan sympathiek tegenover het schrappen van de maximering van de OZB, als een bijdrage aan de vergroting van de eigen financiële ruimte voor gemeenten. Maar zij plaatsen vraagtekens bij het verloop van het wetgevingstraject.

De regering stelt voor de huidige maximering van de OZB te schrappen. De leden van de VVD-fractie wijzen erop, dat onlangs met redenen omkleed is besloten een maximering van de tarieven van de OZB in de wet op te nemen. Zie het wetsvoorstel dat de afschaffing van het gebruikersdeel OZB op woningen regelde (Kamerstuk 30 096). De leden van de VVD-fractie vragen de regering of deze redenen thans niet meer gelden. Zo nee, waarom niet? Wat is er sinds de inwerkingtreding van het wetsvoorstel inzake het afschaffen van het gebruikersdeel OZB op woningen veranderd? Deze leden roepen in herinnering dat het afschaffen van het gebruikersdeel OZB op woningen een extra druk op het eigenarendeel van de OZB en op bedrijven zou kunnen leggen. Doet dat zich nu niet meer voor? Waarom zou dat nu anders zijn?

Deze leden vragen of het niet verstandig is, alvorens een wetsvoorstel in te dienen, om eerst ervaring met het huidige systeem op te doen en dit systeem over enige jaren te evalueren. Daarna zou dan kunnen worden bekeken welke actie ondernomen moet worden, zo menen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de PVV-fractie menen dat de regering in het algemeen de lastendruk voor de burger erg verhoogt. Deze leden zien de afschaffing van de maximering voor de OZB als een middel waarmee de lokale overheden opnieuw lokale lastendruk kunnen verhogen. Deze leden zijn hiertegen.

De leden van Christen Unie-fractie zien het schrappen van de maximering als een correctie op het afschaffen van het OZB-gebruikersdeel.

De leden van de SGP-fractie stellen met waardering vast dat de regering in de voorgestelde wetswijziging alsnog materieel het amendement (30 096, nr. 12) overneemt dat het lid Van der Staaij indiende bij de behandeling van het wetsvoorstel dat het OZB-gebruikerstarief afschafte. Maximering van de tarieven van gemeenten is een omslachtige operatie die ver doordringt in de gemeentelijke autonomie. Deze leden vinden het daarom een verbetering dat de beperking van de tarieven komt te vervallen. Tegelijkertijd verbaast het deze leden dat het wetsvoorstel wel ruimte laat voor het stellen van een macronorm. Zij vragen of hiermee niet alsnog inbreuk wordt gedaan op de gemeentelijke autonomie en het door de regering genoemde onderlinge vertrouwen. Graag ontvangen zij daarom van de regering een beschouwing over de verhouding tussen dit wetsvoorstel en de gemeentelijke autonomie.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in dit wetsvoorstel geen aandacht wordt besteed aan alternatieve (nieuwe) belastinggebieden voor gemeenten. Ziet de regering dit voorstel als een zelfstandig voorstel? Waarom is dit wetsvoorstel niet in een breder kader gezet?

3. Aanvullende afspraak uit het bestuursakkoord: de macronorm

De regering kan ervoor kiezen in te grijpen als de macronorm wordt overschreden. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze het huishouden merkt bij het totale lastenplaatje dat jaarlijks wordt opgelegd, dat de macronorm is overschreden.

Doet de nu gekozen systematiek, correctie via het volume van het gemeentefonds, recht aan die gemeenten die de OZB lasten in enig jaar niet of nauwelijks laten stijgen, ten opzichte van een aantal gemeenten waarin in enig jaar de afweging gemaakt wordt dat een extra heffing moet worden gevraagd om gewenste voorzieningen in die gemeenten in stand te houden, zo vragen deze leden.

Ook vragen de aan het woord zijnde leden of de regering wil toezeggen het instrument waaruit de vormgeving van de macronorm blijkt, aan de Kamer wordt toegestuurd vóór afronding van dit wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het loslaten van de maximering van de OZB-tarieven niet mag leiden tot een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk. Daarom hebben deze leden ook nog enkele aanvullende vragen.

De leden van de PvdA-fractie zijn van oordeel dat voor een goede beoordeling van het onderhavige wetsvoorstel zij inzicht moeten hebben in de vormgeving van de macronorm. Op welke termijn wordt duidelijk hoe de macronorm wordt vormgegeven? Wordt de inhoud van de macronorm aan de Tweede Kamer voorgelegd? Kan de regering een indicatie geven van de macronorm in bedragen? Wat is het effect van een stijging van de OZB met 10, 20, 50 of 100% voor de collectieve lastendruk, zo vragen deze leden.

Dit wetsvoorstel voorziet in het schrappen van de huidige maximering van de OZB. Tegelijkertijd wordt de instelling aangekondigd van een zogenoemde «macronorm», waarboven de regering alsnog kan ingrijpen. De leden van de SP-fractie vragen waarom deze macronormering geen onderdeel uitmaakt van dit wetsvoorstel.

Hoe verhoudt deze macronormering zich tot het eveneens door de regering genoemde vertrouwen in gemeentebesturen, zo vragen deze leden. Is de regering het met deze leden eens dat deze, overigens nog geenszins uitgewerkte, macronorm door gemeentebestuurders en gemeenteraadsleden kan worden opgevat als een vorm van wantrouwen? Zo nee, waarom niet?

Deze leden vragen waarom de regering ervoor heeft gekozen om in een Bestuursakkoord met de VNG afspraken te maken over een macronorm, nog voordat voorliggend wetsvoorstel met de Kamer is besproken en uitzicht is op de uitkomst van dit wetgevingsproces. Waarom stelt de regering dat voorafgaand aan de mogelijke instelling van een macronorm advies zal worden gevraagd van de Raad voor de Financiële Verhoudingen? Wat heeft de regering doen besluiten dat een dergelijk advies voor voorliggend wetsvoorstel niet nodig is?

Daar de regering van mening is dat het schrappen van de limitering van de OZB niet mag leiden tot een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk, is besloten om een macronorm in te stellen. Dit is toch op zijn minst opmerkelijk te noemen, want enerzijds wordt gesteld dat het schrappen van de beperking van de tarieven recht doet aan de zelfstandigheid van de gemeenten, anderzijds wordt een macronorm voor de lokale lasten ingesteld en zal er mogelijk sprake zijn van een eventuele correctie van het volume van het Gemeentefonds. Is hier geen sprake van tegenstrijdigheid, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Het lijkt erop alsof er met de ene hand iets wordt gegeven, en met de andere hand wordt genomen.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts de regering uiteen te zetten wat onder een macronorm moet worden verstaan. Hoe zal de macronorm vorm worden gegeven? Krijgt deze macronorm een wettelijke verankering of wordt de norm een afspraak tussen het rijk en de gemeenten? Hoe zal zo’n macronorm uitwerken?

Met betrekking tot de correctie doet zich de vraag voor hoe die te zijner tijd zal plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie krijgen daar graag meer inzicht in. Hoe wordt bij overschrijding van de macronorm de correctie zodanig vorm gegeven dat gemeenten die daarvan de oorzaak zijn ook worden gekort via het gemeentefonds en niet die gemeenten die zich netjes hebben gedragen daarvoor moeten meebetalen? Hoe vindt de berekening plaats?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader in te gaan op de opmerking van de Raad van State dat een correctie van het volume van het Gemeentefonds, die achteraf zal plaatsvinden, de zekerheid voor gemeenten teniet doet en het vertrouwen tussen het rijk en de gemeenten raakt.

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering als vangnet een macronorm zal invoeren met als sanctie op overschrijding korting op het gemeentefonds. Dit betekent in de praktijk dat de goeden onder de kwaden moeten lijden. Gemeenten die zich inhouden bij verhoging van de OZB, kunnen evenzeer de dupe worden indien andere gemeenten dit niet doen, waardoor de macronorm wordt overschreden.

Dit is onrechtvaardig en stelt gemeenten voor een «prisoner’s dilemma». Resultaat zal zijn dat gemeenten juist wel gezamenlijk de OZB exorbitant laten stijgen, waarna de regering het gemeentefonds gaat korten. Dit is rondpompen van geld waarvan de burger de dupe wordt. De leden van de PVV fractie zien graag de visie van de regering op deze punten tegemoet.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering toe te lichten binnen welke termijn duidelijk wordt op welke manier de macronorm wordt vormgegeven?

Tevens vragen deze leden de regering of bij het vaststellen van het bestuursakkoord op dit onderdeel een voorbehoud is gemaakt van een tijdige wetsbehandeling, zo nee, wat kunnen de effecten daarvan zijn op de afspraken uit het bestuursakkoord, zo vragen deze leden.

De aan het woord zijn leden vragen de regering tevens naar de verhouding van voorliggend wetsvoorstel en de afspraak in het bestuursakkoord dat er gesproken zal worden over de samenstelling van het eigen belastinggebied nadat de commissie-Van Aartsen haar conclusies heeft gepresenteerd. Dit is onlangs gebeurd, daarom vragen de leden van de ChristenUnie-fractie binnen welke termijn die gesprekken zullen aanvangen. Komt daarbij ook de OZB-heffing als vorm van eigen belastinggebied als zodanig aan de orde, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie zouden graag in het kader van dit wetsvoorstel vernemen hoe de gemeenten sinds de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB zijn omgegaan met hun tariefstelling. Kan worden weergegeven welk deel van de gemeenten (dicht) bij de maximumgrens zitten met hun tarieven? Welk percentage zijn de tarieven in het algemeen gestegen?

De regering zegt dat dit wetsvoorstel niet mag leiden tot een onevenredige stijging van de collectieve lastendruk. Graag zouden de leden van de SGP-fractie een toelichting hierop ontvangen. Welke criteria en welk percentage stijging denkt de regering te gaan gebruiken om vast te stellen of een stijging onevenredig is?

Deze vragen zijn mede van belang in het licht van de reactie op het advies van de Raad van State. De regering schrijft daarin dat de ontwikkeling van de lokale lasten zal worden gevolgd en zo nodig onderwerp vormen van bestuurlijk overleg. Ook wordt aangegeven dat de afspraken in 2010 worden geëvalueerd. Het is daarbij wel van belang dat de uitgangspunten daarbij helder zijn.

Het verbaast deze leden dat de regering in het wetsvoorstel spreekt over de invoering van een macronorm, terwijl deze norm niet werkelijk in het wetsvoorstel is opgenomen. Kan worden aangegeven wat de status van deze onderdelen van de toelichting is? Gaat de regering ervan uit dat er per definitie een macronorm nodig is of is het de verwachting dat de macronorm in principe niet nodig is?

De regering vermeldt dat over de macronorm een separaat traject wordt voorbereid. Waarom heeft de regering ervoor gekozen om met een onvoldragen wetsvoorstel naar de Kamer te komen? Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie inzicht in dit traject en een concretisering van dit voornemen.

Indien de regering ervoor kiest om door middel van de macronorm te komen tot een korting op het gemeentefonds, roept dit wel de vraag op wat de effecten voor gemeenten zullen zijn. Als gemeenten weten dat een belastingverhoging in de eigen gemeente effecten zal hebben voor alle gemeenten, kan daar op verschillende manieren op worden gereageerd. De ene gemeente zal bewust lage tarieven gebruiken, terwijl het risico wordt gelopen dat als gevolg van gedrag van andere gemeenten de uitkering uit het gemeentefonds omlaag zal gaan. Aan de andere kant zullen er gemeenten zijn die juist hoge tarieven instellen omdat de verlaging van het gemeentefonds toch slechts een gering effect heeft op het budget voor de eigen gemeente. Wordt in het door de regering te nemen traject ook nagedacht over deze effecten en het mogelijke anticiperende gedrag van gemeenten? Wordt hier onderzoek naar gedaan, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct griffier van de commissie,

Elagab


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Dan de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven