31 132
Studiebelasting in het hoger onderwijs

31 200 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008

nr. 2
BRIEF MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2007

In antwoord op het schriftelijk verzoek van de leden van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (d.d. 18 oktober 2007 kenmerk 07-OCW-B-58), om ruimschoots voorafgaand aan het algemeen overleg van 6 november 2007 geïnformeerd te worden over de voortgang van het inspectieonderzoek naar cadeaupunten in het hoger onderwijs stuur ik hierbij het desbetreffende eindrapport1. Ik heb de inspectie naar dit onderzoek gevraagd naar aanleiding van de resultaten van het verkennend onderzoek spookvakken in het hoger onderwijs (Kamerstuk 31 132, nr. 1). Daaruit bleek dat spookvakken zich niet hebben voorgedaan in het hoger onderwijs op een schaal van betekenis maar dat er wel cadeaupunten worden ervaren door studenten.

Alles overziende constateert de inspectie in dit vervolgonderzoek: «De begrippen spookvakken en cadeaupunten hebben in 2007 het ho-vocabulaire tijdelijk verrijkt, maar er moet de sector veel aan gelegen zijn dat deze labels snel na nu niet meer aan de orde zijn. Dat vraagt inspanningen op velerlei gebied, zowel van instellingen als van koepel- en studentenorganisaties, zowel van de kwaliteitsbewaker NVAO en de toezichthouders als van het ministerie van OCW. Inspanning nummer 1 is: onder ogen te zien dat – met alle waardering voor het goede dat in het ho plaatsvindt – op diverse plekken in het ho veel zaken nog niet optimaal verlopen: niet-optimale contacttijd, niet-optimale begeleiding, niet-optimale toetsing, niet altijd voldoende uitdagend onderwijs. En alhoewel dit onderzoek geen aanleiding geeft tot verdenkingen van moedwilligheid of zelfs fraude, is tegelijkertijd duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is».

De concrete conclusies van de inspectie zijn:

1. Op grond van ervaringen van studenten komen cadeaupunten op grote schaal voor in het hoger onderwijs. De «lichtheid» van studieonderdelen wordt echter vaak gecompenseerd door studieonderdelen waarvoor studenten meer studie-inzet leveren dan het beoogde aantal studiepunten. Over het gehele bekostigde bacheloronderwijs is de netto-uitkomst ongeveer een half cadeaupunt per student per jaar (HBO: 0,7; WO: 0,1).

2. Ten aanzien van te lichte en te zware studieonderdelen bestaan er verschillen tussen sectoren. Volgens inschattingen van studenten wordt in de hbo-sector Economie netto gemiddeld 1,4 cadeaupunt per student per jaar verstrekt en in de wo-sector Gedrag & Maatschappij 1,5. Daar staat tegenover dat in de wo-sector Techniek studenten per jaar 2,1 studiepunt meer studietijd besteden dan de nominale studietijd voor de betreffende studieonderdelen.

Op grond van deze conclusies doet de inspectie twee aanbevelingen, namelijk:

«1. dat instellingsbesturen nagaan of de feitelijke studielast van studieonderdelen in voldoende mate in overeenstemming is met de beoogde studielast en dat zonodig passende maatregelen worden genomen. Dit geldt in het bijzonder voor de opleidingen in de wo-sector Gedrag & Maatschappij en de hbo-sector Economie.

2. dat de minister van OCW nagaat welke mogelijkheden er zijn om de bestaande onderzoeksinstrumenten met betrekking tot studeren in het hoger onderwijs zodanig te verfijnen, dat ook op instellings- en opleidingsniveau uitspraken kunnen worden gedaan over studielast.»

Het is belangrijk om dit onderzoek in samenhang te bezien met de eerder dit jaar verschenen onderzoeken naar onderwijstijd en spookvakken in het hoger onderwijs. Het algemene beeld is dat er geen sprake is van moedwilligheid of zelfs fraude maar dat er kwalitatief winst te behalen is. De intensiteit van het onderwijs kan en moet echt omhoog. Dit is tevens door de onderwijssector zelf geconstateerd. Ik wil dan ook samen met de instellingen en de studenten werk maken van een ambitieuze studiecultuur, zodat deelname en studiesucces van studenten evenals kwaliteit en excellentie van het onderwijs toenemen. De inspectierapporten onderstrepen het belang van een dergelijke ambitie. Deze ambitie zal dan ook de kern vormen van de binnenkort te verschijnen strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek. Uw Kamer heeft over de strategische agenda hoger onderwijs op 3 december aanstaande een nota overleg bepaald.

De door de student gepercipieerde cadeaupunten zijn per jaar ongeveer 1% van de totale studiebelasting. We moeten het probleem dan ook niet groter maken dan het in werkelijkheid is. Desondanks is het feit dat er door studenten op «grote» schaal cadeaupunten worden gepercipieerd tijdens hun studie onwenselijk. Het feit dat deze perceptie voor een groot deel wordt gecompenseerd door een op andere onderdelen «te zware» ervaring betekent dat de vaststelling van het aantal studiepunten voor een onderdeel van de opleiding beter afgestemd dient te worden op de feitelijke studiebelasting voor de studenten. Dit blijft natuurlijk altijd een moeilijke afweging aangezien studenten sterk van elkaar verschillen en daarmee ook hun perceptie van de daadwerkelijke studiebelasting. Dit alles onderstreept het belang om de examencommissies in het hoger onderwijs verder te professionaliseren zoals aangekondigd in de beleidsreactie op het Onderwijsraadadvies «Examinering, draagvlak en toegankelijkheid» (dd. 5 juli 2007 Kamerstuk 30 800 VIII, nr. 156).

Ook de tweede aanbeveling van de inspectie neem ik over. De vraagstelling van de jaarlijkse studentenmonitor zal op dit punt aangescherpt worden conform de vragen die in dit inspectieonderzoek gesteld zijn. Op deze manier is jaarlijks op landelijk niveau te monitoren of de geconstateerde situatie verbetert. Tevens zal ik nagaan of en op welke wijze uitspraken gedaan kunnen worden op instellings- en opleidingsniveau.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven