nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2008
Bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel «Uitbreiding
van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied
van de volksgezondheid» (Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving –
31 122) heb ik u toegezegd om voorafgaande aan de stemmingen over het
wetsvoorstel over een viertal onderwerpen nog een nadere toelichting te geven.
1. Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen
Het lid van de SP-fractie, de heer Van Gerven, heeft gevraagd waarom de
Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) niet is betrokken
in het wetsvoorstel.
Ter voorbereiding van het wetsvoorstel is een inventarisatie gemaakt van
de wettelijke bepalingen, binnen de wetten waarop de inspectie toezicht houdt,
waar technisch gezien bestuurlijke boete of last onder dwangsom mogelijk zou
zijn. Vervolgens is met de inspectie bezien of er daadwerkelijke knelpunten
in de praktijk worden waargenomen die de introductie van de instrumenten nodig
maakten. De WMO is ook voorwerp van onderzoek geweest. Naar het oordeel van
de inspectie was er geen sprake van daadwerkelijke knelpunten in de praktijk
waarvoor de genoemde instrumenten wenselijk zijn. Daarnaast heeft ook meegespeeld
dat bepalingen in de WMO van dien aard zijn dat strafbaarstelling in het commune
strafrecht in de rede ligt en ook al in de wet is opgenomen.
2. Inzage in patiëntendossier door IGZ in bijzondere
en ernstige situaties
Het lid van de VVD-fractie, mevrouw Schippers, heeft gevraagd in hoeverre
het mogelijk is in heel bijzondere omstandigheden waarvan je echt kunt zeggen
dat er iets ernstigs aan de hand zou kunnen zijn, de inspectie inzage kan
verkrijgen in een patiëntendossier zonder toestemming van betrokkene.
Het gaat dan om gevallen waarin er uit hoofde van ernstige inbreuken
op de wil of de gezondheid van de betrokkene er voor de inspectie een reden
is om te zeggen dat zij daar toch zicht op wil hebben.
Als betrokkene of de ouders van betrokkene als deze minderjarig is, geen
toestemming geven, vind ik het gebruik van het inzagerecht door de inspectie
in zeer ernstige gevallen, bijvoorbeeld kindermishandeling, zeker wenselijk.
Het kunnen onderzoeken van de rol van de hulpverleners in dergelijke situaties
is van groot belang, zeker ook vanwege de maatschappelijke impact van gebeurtenissen
zoals hier bedoeld. Inzage in het medisch dossier is dan absoluut noodzakelijk
om het functioneren van de betrokken hulpverleners te kunnen nagaan in situaties
die te maken hebben met ernstige inbreuken op de wil of de gezondheid van
de betrokken cliënt. De voorgestelde wijzigingen in de Kwaliteitswet
(artikel 7, derde lid) en Wet BIG (artikel 87, lid 2) bieden daartoe de mogelijkheid
voor zover het de naleving van deze wetten betreft.
3. Afgeleid verschoningsrecht voor de inspectie
Ik heb naar aanleiding van de argumenten van het lid van de SP-fractie,
de heer Van Gerven, en het lid van de CDA-fractie, de heer De Vries, toegezegd
na te zullen gaan in hoeverre het wetsvoorstel kan worden aangepast om een
afgeleid verschoningsrecht voor de inspectie mogelijk te maken bij het verkrijgen
van gegevens via dossieronderzoek.
Ik ben er wel gevoelig voor om een dergelijk afgeleid verschoningsrecht
mogelijk te maken. Bijgevoegd treft u een nota van wijziging aan waarin voor
wat betreft de Gezondheidswet, Kwaliteitswet en Wet BIG een dergelijk afgeleid
verschoningsrecht wordt geregeld in de vorm van een geheimhoudingsplicht (kamerstuk
31 122, nr. 20).
4. Vertegenwoordiging bij bezwaar en beroep in geval
het besluit van de minister afwijkt van het besluit van de inspectie
Het lid van de VVD-fractie, mevrouw Schippers vroeg wie de minister vertegenwoordigt
bij bezwaar en beroep met name in het geval het besluit van de minister afwijkt
van het besluit van de inspectie.
Bezwaar en beroep worden als volgt behandeld. De inspectie neemt een besluit
namens de minister. Tegen dat besluit kan door belanghebbenden bezwaar worden
gemaakt. In dat geval behandelt de afdeling Bestuurlijke Boetes van de Voedsel-
en Waren Autoriteit (VWA) het bezwaarschrift. De inspectie heeft met de VWA
afgesproken dat de inspectie, daar waar nodig in een dergelijke bezwaarschriftenprocedure,
inhoudelijk input zal leveren.
In de bezwaarprocedure vindt een volledige heroverweging plaats van de
besluitvorming. De bezwaarschriftencommissie geeft aan de minister een advies
op het bezwaar. Dat kan leiden tot nieuwe besluitvorming van de minister.
Die besluitvorming vindt in het algemeen plaats in nauw overleg tussen de
inspectie en het departement. In de voorbereiding van die besluitvorming is
discussie tussen het ministerie en de inspectie natuurlijk mogelijk. Maar
als de minister beslist dan is dat besluit voor de inspectie een gegeven.
Beroep instellen door de inspectie tegen een besluit in bezwaar is vanwege
het ontbreken van belang dan ook niet mogelijk. Indien een belanghebbende
derde evenwel beroep aantekent tegen een beslissing in bezwaar, behandelt
de VWA eveneens dat beroep.
Overigens is de hier omschreven werking van bestuurlijke procedures ten
aanzien van bezwaar en beroep bij overige bestuurlijke besluiten niet anders.
Het is geen nieuw principe, want dit geldt bij besluitvorming ten aanzien
van bijvoorbeeld bevel, Wet openbaarheid van bestuur en Wet bescherming persoonsgegevens
eveneens.
Op mijn toezegging om u nader te rapporteren over de vraag hoe de activiteiten
van de inspectie zich verhouden tot haar feitelijke en budgettaire formatie,
kom ik afzonderlijk terug.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink