31 120
Wijziging van de Gaswet, de Elektriciteitswet 1998 en enige andere wetten tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten, tot aanbrenging van wijzigingen van inhoudelijk ondergeschikte aard en tot intrekking van diverse wetten die uitgewerkt zijn

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 november 2007

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

A

In artikel 13, vierde lid, wordt «de krachtens het eerste lid gestelde eisen» vervangen door: de bij of krachtens het eerste en tweede lid gestelde eisen.

B

Artikel III, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 12.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «of openbare elektronische communicatiediensten» vervangen door:, openbare elektronische communicatiediensten of programmadiensten.

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot onderscheidenlijk vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Met uitzondering van geschillen op grond van artikel 5.12 is het eerste lid niet van toepassing op geschillen voortvloeiend uit hoofdstuk 5 van deze wet.

C

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

Artikel I, onderdeel K, eerste lid, van de Wet van 17 februari 2007 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument (Stb. 2007, 158) komt als volgt te luiden:

1. In artikel 7.8 wordt in het eerste en tweede lid de zinsnede «of programmadiensten» telkens vervangen door: , nummergebruikers of programmadiensten.

D

Na artikel X wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XA

Aan artikel 28 van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. Bij ministeriële regeling kunnen ter implementatie van bepalingen uit bindende besluiten van de Raad van de Europese Unie of het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk, die betrekking hebben op het afgeven van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, nadere regels worden gesteld.

E

In artikel XI worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

C

In de artikelen 51 en 53 wordt onder nummering van de bestaande tekst tot eerste lid, telkens een lid toegevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degenen, bedoeld in artikel 51, tweede lid, onder 2° van het Wetboek van Strafrecht.

D

Artikel 55, tweede lid, komt te luiden:

2. De in artikel 52, eerste lid, bedoelde ambtenaren oefenen de hun in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht toegekende bevoegdheden zo nodig uit met behulp van de sterke arm.

E

In de artikelen 57, eerste lid, en 64, eerste lid, wordt na «artikel 56, eerste lid, onder a» telkens ingevoegd: en vijfde lid,.

F

In de artikelen 64, derde lid, en 82, vierde lid, wordt na «die aan de overtreding heeft deelgenomen,» telkens ingevoegd: dan wel één van degenen, bedoeld in artikel 51, tweede lid, onder 2° van het Wetboek van Strafrecht,.

TOELICHTING

Onderdeel A

Naar aanleiding van het verslag wordt artikel I, onderdeel A, aangepast.

Onderdeel B

In artikel I, onderdeel La, van de Wet van 17 februari 2007 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument (Stb. 2007, 158) worden twee leden aan artikel 12.2 van de Telecommunicatiewet toegevoegd. Voor de inwerkingtreding van dit onderdeel is een andere wijziging van artikel 12.2 in werking getreden dat een nieuw vierde lid toevoegt. De recente inwerkingtreding van artikel I, onderdeel La, van voornoemde wet, maakt die wijziging weer ongedaan. De voorgestelde wijziging herstelt dit onbedoelde effect.

Onderdeel C

In artikel I, onderdeel K, van de Wet van 17 februari 2007 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument wordt artikel 7.8, eerste en tweede lid, van de Telecommunicatiewet gewijzigd. Deze wijziging is nog niet in werking getreden. Inmiddels is wel een andere wijziging van artikel 7.8 in werking getreden, die verband houdt met het toevoegen van programmadiensten aan dat artikel. De inwerkingtreding van artikel I, onderdeel K, van voornoemde wet zou die wijziging weer ongedaan maken. De voorgestelde wijziging herstelt dit onbedoelde effect.

Onderdeel D

Artikel 28, eerste lid, onder a, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 bepaalt dat de kamers de bevoegdheid hebben om verklaringen ten dienste van handel, industrie, ambacht en dienstverlening af te geven. Gebleken is dat het praktisch kan zijn om met het oog op implementatie van Europese bindende besluiten hierover nadere regels te kunnen stellen. In die gevallen waarin Europese richtlijnen of verordeningen verplichten tot een nadere specificatie van deze bevoegdheid is dat door deze bepaling mogelijk bij ministeriële regeling. Dit bevordert de tijdige implementatie van deze Europese regelgeving. Een voorbeeld van een dergelijke uitwerking van deze bevoegdheid van de kamers is de Aanwijzingsregeling vestiging in de EU 2007, waarin de afgifte van verklaringen van daadwerkelijke en geoorloofde werkzaamheden nader is geregeld ter implementatie van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255).

Onderdeel E

De in de Mededingingswet voorgestelde wijzigingen hangen alle samen met de Wet van 28 juni 2007 houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met de evaluatie van die wet. Die wet is op 1 oktober jongstleden in werking getreden. Sinds die tijd heeft de NMa de bevoegdheid woningen te doorzoeken en is het mogelijk om ook de opdrachtgever of degene die feitelijk leiding geeft aan een overtreding van de wet te bestraffen. In verband hiermee blijkt nog een beperkt aantal wijzigingen van de wet gewenst om onbedoelde effecten van bedoelde wijzigingswet tegen te gaan. Door de voorgestelde wijziging van de artikelen 51, 53, 64 en 82 van de Mededingingswet wordt buiten twijfel gesteld dat deze artikelen ook toepassing vinden ten aanzien van de opdrachtgever en feitelijk leidinggevende en niet uitsluitend ten aanzien van de onderneming zelf. Voor wat betreft de artikelen 51 en 53 hanteert de NMa deze praktijk overigens al. De schriftelijke kennisgeving als bedoeld in de artikelen 64 en 82 aan de opdrachtgever of degene die feitelijk leiding geeft aan de overtreding heeft alleen betrekking op de overtreding voor zover deze is begaan door de opdrachtgever of feitelijk leidinggevende en heeft dus geen betrekking op de overtreding begaan door de onderneming of ondernemersvereniging.

Door met betrekking tot de wijziging van artikel 55, tweede lid, terug te keren naar de tekst van artikel 55 zoals dat gold voor 1 oktober van dit jaar, wordt buiten twijfel gesteld dat de inzagebevoegdheid van artikel 5:17 Awb in alle voorkomende gevallen met behulp van de sterke arm kan worden uitgeoefend. De voorgestelde wijziging van artikel 57 is gewenst, omdat anders onduidelijk blijft hoe hoog de boete is, die is gesteld op overtreding van artikel 56, vijfde lid, zoals dat met ingang van 1 oktober bij amendement is gewijzigd.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven