31 117
Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s)

nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2009

Door middel van deze brief reageer ik op de schriftelijke vragen van de leden Schinkelshoek c.s. over de voortgang van het rapport «Met beeld en beleid» met als kenmerk 31 117 nr. 22 die werden ingezonden op 22 april 2009.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verzocht in 2003 het Interprovinciaal Overleg (IPO) een commissie samen te stellen om een visie te ontwikkelen op de rol van de regionale omroep in de communicatie bij rampen en crises. Deze commissie, die onder voorzitterschap stond van de heer drs. H. Koetje, verwoordde in het voorjaar van 2005 haar bevindingen in het rapport «Met Beeld en Beleid» in de vorm van negen concrete aanbevelingen. In de periode hierna hebben vertegenwoordigers van BZK, IPO en de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS) regelmatig over de concrete invulling van de aanbevelingen gesproken. Op basis hiervan heb ik de volgende beslissingen genomen.

Op aanraden van de commissie zal het ministerie van BZK een modelconvenant ontwikkelen voor het vastleggen van afspraken tussen Veiligheidsregio’s en provincies enerzijds en regionale omroepen anderzijds. In dit convenant worden onder meer, zoals de commissie adviseert, bepalingen opgenomen over het onderscheid tussen officiële informatie en vrije nieuwsgaring, de rol van het bevoegd gezag bij inschakeling van de calamiteitenzender en de verplichting tot regelmatig en gezamenlijk oefenen. In dit modelconvenant wordt tevens een bepaling opgenomen, waarin een verplichting voor de regionale omroep is opgenomen over de inzet van de radio als calamiteitenzender in opdracht van het bevoegd gezag. Voor inzet van de televisie wordt afgeweken van het advies van de commissie en worden in het modelconvenant facultatieve bepalingen opgenomen. Ditzelfde geldt voor faciliteiten als een tickertape, teletekst en internet.

De commissie deed tevens aanbevelingen over enkele financiële aspecten. Op het gebied van inhoudelijke en financiële verantwoording zullen nadere afspraken worden gemaakt tussen het ministerie van BZK en het IPO. Het ministerie van BZK kent, ondanks de aanbevelingen van de commissie Koetje, de regionale omroepen geen extra budgetten toe, omdat het modelconvenant voor de regionale omroepen geen uitbreiding van de verplichtingen kent ten opzichte van de huidige situatie en de kosten hiervoor reeds worden vergoed.

Het modelconvenant zal ter instemming worden voorgelegd aan het IPO, de stichting ROOS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Uiteindelijk wordt het modelconvenant ter beschikking gesteld aan de provincies, de veiligheidsregio’s en de regionale omroepen.

Ik ben tot deze beslissing gekomen, omdat sinds het verschijnen van het rapport «Met Beeld en Beleid» de ontwikkelingen op het gebied van crisiscommunicatie niet stil hebben gestaan. Sinds 2005 beschikt de overheid, op voordracht van de Voorlichtingsraad, over de website www.crisis.nl, die bewust in het leven is geroepen om bestuurders de mogelijkheid te bieden zeer grote groepen gebruikers van gerichte informatie te voorzien, waar nodig en mogelijk zelfs in hun eigen taal. De website biedt als voordeel ten opzichte van de televisie dat gebruikers direct actief die informatie kunnen vinden, die voor hen persoonlijk relevant is en niet hoeven af te wachten tot het moment dat de uitzending aandacht besteedt aan het bewuste onderwerp. Daarnaast biedt de website toegang aan gebruikers over de gehele wereld en is zij dus ook direct te raadplegen door bijvoorbeeld bezorgde familieleden of forensen, die zich buiten het ontvangstbereik van de regionale omroep bevinden. Wanneer mensen bij uitzondering niet beschikken over een computer, kunnen zij via hun relatienetwerk dus eenvoudig de beschikbare informatie opvragen.

De website kent echter, net als de televisie, een belangrijk nadeel: indien sprake is van een stroomstoring is zij niet te raadplegen door de getroffen burgers. In de Nationale Risicobeoordeling zijn de gevolgen van stroomstoringen reeds voldoende onderkend; daarom is bij de ontwikkeling van de campagne «Denk Vooruit» bewust gekozen burgers in de risicocommunicatie te verwijzen naar de radio en niet naar de televisie. In de campagne rond het noodpakket wordt om dezelfde reden burgers geadviseerd een radio ter beschikking te hebben, die opwindbaar is of gebruik maakt van batterijen.

Overigens laat dit alles onverlet dat veel regionale omroepen de afgelopen jaren middelen hebben aangeschaft en regelingen hebben getroffen om direct televisieverslagen te kunnen maken van allerhande nieuwswaardige gebeurtenissen en dat zij, zeker in crisistijd, in het belang van hun kijkers en luisteraars in hun verslaggeving niet onder willen doen voor hun nationale collega’s. Indien de regionale omroepen zelf aangeven dat zij ook met het onderdeel televisie een rol kunnen en willen spelen als calamiteitenzender, kunnen hiertoe in het convenant nadere afspraken worden gemaakt. Deze afspraken hoeven zich niet te beperken tot de inzet als televisiezender, maar kan ook bepalingen bevatten over de inzet van bijvoorbeeld een tickertape (een lopende tekstbalk in het beeld), teletekstfaciliteiten van de betreffende regionale omroep en/of mededelingen van het bevoegd gezag op de internetsite van de omroep. Hier kunnen door het bevoegd gezag afspraken tegenover worden gesteld, die garantie geven voor een snelle, soepele informatieoverdracht.

Het ministerie van BZK erkent dat het bevoegd gezag nog niet in alle gevallen gebruik maakt van de mogelijkheden die middelen als de calamiteitenzender en www.crisis.nl bieden. Onder andere door tussenkomst van medewerkers van het Nationaal Crisiscentrum (NCC) zal zij de middelen actief bij bestuurders en communicatieadviseurs onder de aandacht brengen en hen stimuleren de mogelijkheden optimaal te benutten.

De commissie geeft aan dat de regionale omroepen niet alleen een kostenvergoeding zouden moeten ontvangen voor hun inzet tijdens de crisis, maar dat de aanbevelingen tevens zouden moeten leiden tot «een verruiming van het budget voor de beschikbaarheidfunctie». Hoewel de commissie aangeeft dat op dit onderdeel nader onderzoek vereist is, geeft zij in haar rapport aan dat rekening moet worden gehouden met een bedrag van 50 000 tot 60 000 euro voor ieder van de in totaal 13 regionale omroepen. Het ministerie van BZK heeft in de periode na verschijning van het rapport steeds gemeld dat hiervoor geen budget beschikbaar is.

De regionale omroepen ontvangen via het Provinciefonds al een financiële vergoeding voor hun rol als calamiteitenzender voor het onderdeel radio. De commissie constateert dat het verantwoord is aan te nemen dat deze middelen toereikend zijn voor de uitoefening van de huidige functie voor radio. Verruiming van het budget van de regionale omroep en vergoeding van kosten bij daadwerkelijke inzet zijn niet aan de orde, nu het modelconvenant voor de regionale omroepen geen uitbreiding van de verplichtingen kent ten opzichte van de huidige situatie.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven