31 115
Wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende enkele technische aanpassingen

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 juni 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt, voor onderdeel A, een onderdeel ingevoegd, luidende:

A0

Artikel B 5, eerste lid, komt te luiden:

1. Van het kiesrecht zijn uitgesloten zij die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht zijn ontzet. De uitsluiting wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de kandidaatstelling.

B

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 20 april 2007 ingediende voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht (31 012), na tot wet te zijn verheven in werking treedt voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, eindigt de termijn gedurende welke artikel 54, tweede lid, van de Grondwet, naar de tekst van 1983, van kracht blijft, op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.

Toelichting

A

Deze wijziging houdt verband met het wetsvoorstel tot Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht (31 012) dat op 24 juni 2008 door de Eerste Kamer in tweede lezing is aanvaard. Met het oog daarop wordt in dat wetsvoorstel artikel 54, tweede lid, onderdeel a, van de Grondwet geschrapt. De uitsluiting van het kiesrecht van wilsonbekwamen is ook opgenomen in artikel B 5, eerste lid, onder b, van de Kieswet. Zoals aangekondigd in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 mei 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 115, nr. 8) wordt bij deze nota van wijziging voorgesteld artikel B 5, tweede lid, onderdeel b, te schrappen. Aangezien de inhoudelijke discussie reeds bij de Grondwetswijziging in twee lezingen heeft plaatsgevonden gaat het om een louter technische aangelegenheid en wordt het voorstel niet opgenomen in een apart wetsvoorstel. Voorts speelt het argument van tijdsdruk mee omdat het wenselijk is de wijzigingen van de Kieswet tijdig voor de verkiezingen van het Europees Parlement in juni 2009 in werking te laten treden zodat de gemeenten tijdig hun kiesregisters kunnen aanpassen en de kiesgerechtigde curandi al bij deze verkiezingen hun stem kunnen uitbrengen.

B

Het wetsvoorstel tot Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht, bevat een artikel III waarin is voorgesteld een additioneel artikel II aan de Grondwet toe te voegen. In de eerste volzin van het additionele artikel II is bepaald dat artikel 54, tweede lid, naar de tekst van 1983 gedurende vijf jaren of een bij of krachtens de wet te bepalen kortere termijn van kracht blijft. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel in eerste lezing (Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht, Kamerstukken II 2005/06, 30 471, nr. 3) is aangegeven dat deze bepaling is opgenomen om de wijziging van artikel 54 van de Grondwet op hetzelfde moment in werking te kunnen laten treden als de wijziging van artikel B 5 van de Kieswet. Onderdeel B van deze nota van wijziging strekt ertoe hieraan uitvoering te geven.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven