31 109 Evaluatie Wet BIBOB

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2013

Hierbij bied ik u de jaarverslagen van het Landelijk Bureau Bibob (LBB), onderdeel van de Dienst Justis, en de kwaliteitscommissie Bibob (hierna kwaliteitscommissie) over het jaar 2012 aan.1 De kwaliteitscommissie heeft een geheel onafhankelijke positie en rapporteert rechtstreeks aan de minister van Veiligheid en Justitie. De verslagen worden u weliswaar gezamenlijk aangeboden, maar staan dus van elkaar.

Het Bureau heeft ook in 2012 laten zien dat het goed in staat is haar wettelijke taak uit te voeren en dat het de expertise heeft zeer omvangrijke en complexe zaken te behandelen die de rechterlijke toets doorstaan. Met slechts één uitzondering zijn alle besluiten van bestuursorganen, waarbij het onderliggende Bibob-advies inhoudelijk door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna de Afdeling) werd beoordeeld, in stand gebleven. Voorts oordeelde ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat een klacht over toepassing van de Wet Bibob verworpen moest worden. De betrokkene, aan wie een vergunning geweigerd was, had geklaagd dat de onschuldpresumptie was geschonden.

Het LBB hecht erg aan de mening van de bestuursorganen over de verstrekte adviezen en voert daarom continu een klanttevredenheidsonderzoek uit. Uit het jaarverslag blijkt dat bestuursorganen in 2012 tevreden waren over de adviezen die door het LBB zijn verstrekt en de ondersteuning bij de toepassing van de wet Bibob. Hun oordeel is stabiel gebleven ten opzichte van 2011.

Een punt van aandacht vormen de gestegen doorlooptijden van de adviezen in vergelijking met vorig jaar. Dit is onder meer het gevolg van een toename van meer complexe en omvangrijke zaken. Bestuursorganen raken steeds beter geëquipeerd om middels het eigen Bibob-onderzoek een goede «selectie aan de poort» te maken. De wetswijziging -die in 2013 in werking zal treden – zorgt in elk geval voor een behandeltermijn van 12 weken en de mogelijkheid van opschorting van deze termijn bij het stellen van aanvullende vragen door het LBB. De doorlooptijden van adviezen zijn een belangrijk verbeterpunt in 2013.

In 2012 heeft het LBB de samenwerking met haar ketenpartners in het Bibob-onderzoek, zoals bestuursorganen, informatieleveranciers en de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s), geïntensiveerd.

Een goede samenwerking tussen de ketenpartners is van belang voor de effectiviteit van het Bibob instrument. Het LBB zal zich ook in 2013 inspannen om tot een goede samenwerking te komen, zodat het als ketenpartner actief kan bijdragen aan het versterken van de bestuurlijke aanpak.

Over het jaarverslag van de kwaliteitscommissie Bibob 2012 merk ik het volgende op. De onafhankelijke kwaliteitscommissie Bibob is in 2012 vier keer bijeengekomen om de adviezen van het LBB te beoordelen. De kwaliteitscommissie toetst steekproefsgewijs de kwaliteit van de adviezen van het LBB. De kwaliteitstoets heeft betrekking op de opbouw van het advies, de wijze waarop de informatie is geselecteerd en weergegeven en of de gebruikte informatie de conclusie van het advies kan dragen. Na elke vergadering heeft de voorzitter over de bevindingen een terugkoppeling gegeven aan het LBB en de aanbevelingen besproken. In het jaarverslag 2012 stelt de kwaliteitscommissie dat de adviezen van het LBB inhoudelijk goed, juridisch houdbaar en bruikbaar zijn voor bestuursorganen. In haar jaarverslag heeft de kwaliteitscommissie haar bevindingen verder uitgewerkt ter bevordering van de kwaliteit van de adviezen.

Het jaar 2013 zal in het teken staan van de inwerkingtreding van de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob. Daarnaast bestaat in 2013 het instrument Bibob 10 jaar, aan dit jubileum zal door Justis op gepaste wijze aandacht worden besteed. Zo zal er onder meer een conferentie worden georganiseerd. Hierbij zal worden teruggekeken op de resultaten die de Bibob-praktijk de afgelopen 10 jaar heeft opgeleverd en vooruitgekeken naar wat beter kan in de Bibob-praktijk in de nabije toekomst.

De minister van Veiligheid en Justitie I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven