nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 juni
2007 en het nader rapport d.d. 6 juli 2007, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 20 juni 2007, no. 07.001932, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van titel 5 van Boek
7 van het Burgerlijk Wetboek, met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel strekt ertoe enige onvolkomenheden te herstellen in titel
5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, in titel 16 van het derde Boek van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de Wet op de rechterlijke
organisatie en de Uitvoeringswet grondkamers. De Raad van State onderschrijft
de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 juni
2007, nr. 07.001932, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 28 juni 2007, nr. W03.07 0166/II, bied ik
U hierbij aan.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is in de memorie
van toelichting aangegeven, dat de wet in werking treedt met ingang van 1 september
2007 dan wel indien het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst wordt uitgegeven
na 31 augusutus 2007, met ingang van de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt geplaatst en met terugwerkende kracht tot en met 1 september
2007, omdat met het toekennen van terugwerkende kracht wordt voorkomen dat
er misverstand ontstaat over de bepalingen in titel 7.5 BW in de periode liggend
tussen 1 september 2007 en de plaatsing in het staatsblad op een later
tijdstip. Het is van belang dat het voor de praktijk duidelijk is dat men
met de bepalingen in de wet rekening dient te houden vanaf 1 september
2007.
De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.
1. Ingevolge artikel V van het wetsvoorstel treedt deze wet in werking
met ingang van 1 september 2007. Indien het Staatsblad waarin deze wet
wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 2007, treedt zij in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad
waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 september
2007.
De Raad van State merkt op dat de toelichting op dit wetsvoorstel erg
summier is en voor wat betreft de toekenning van terugwerkende kracht in het
geheel ontbreekt. Mogelijk houdt deze toekenning verband met de
invoering van de wet tot vaststelling en invoering van titel 7.5 (Pacht) van
het Burgerlijk Wetboek.1 De Raad stelt vast dat
het wetsvoorstel een aantal technische wijzigingen bevat. Gelet op het niet-bezwarende
karakter van deze wijzigingen valt zonder nadere toelichting niet in te zien
welk bezwaar er aan onmiddellijke werking zou kleven. De Raad adviseert af
te zien van het toekennen van terugwerkende kracht dan wel, voorzover deze
toch noodzakelijk wordt geacht, deze noodzaak in de toelichting te motiveren.
2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij
het advies behorende bijlage.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
P. van Dijk
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W03.07.0166/II
met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.
– In Artikel I, onderdeel N, «Voorst» vervangen door:
Voorts.
– In Artikel III in de te vervangen tekst voor «Wet»
het woord «de» plaatsen.