31 106
Wijziging van arbeidsongeschiktheidswetten en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met de verhoging van de uitkering voor volledig arbeidsongeschikten naar 75% en in verband met de uitsluiting van de wachttijd in verband met wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Wet verhoging uitkeringshoogte arbeidsongeschiktheidswetten)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

In het Coalitieakkoord is afgesproken om de uitkeringen van volledig arbeidsongeschikten in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) te verhogen van 70% naar 75%. Deze verhoging van het uitkeringspercentage betekent dat bij volledige arbeidsongeschiktheid de WAO-uitkering stijgt naar 75% van het (vervolg)dagloon en de WAZ- of Wajong-uitkering naar 75% van de grondslag. Werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WAO, hebben de verhoging van de WAO-uitkeringen niet kunnen voorzien. Deze verhoging zal daarom door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aan hen worden vergoed. In paragraaf 2 wordt nader ingegaan op de achtergrond en gevolgen van de verhoging van het uitkeringspercentage.

Daarnaast is in het Coalitieakkoord afgesproken om de leeftijdsgrens van degenen die – in het kader van de eenmalige herbeoordelingsoperatie – worden herbeoordeeld met het op 18 augustus 2004 aangepaste Schattingsbesluit (Stb. 2004, 34), te verlagen van 50 naar 45 jaar. Daartoe zal het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidwetten (hierna: Schattingsbesluit) in die zin worden gewijzigd dat het «oude» Schattingsbesluit (zoals dat luidde vóór 18 augustus 2004) per 22 februari 2007 weer van toepassing is op de uitkering van degenen die voor of op 1 juli 1959 zijn geboren. Als gevolg van die wijziging dienen arbeidsongeschikten die zijn geboren tussen 1 juli 1954 en 1 juli 1959 te worden herbeoordeeld op basis van het «oude» Schattingsbesluit. Van deze groep is reeds een deel vóór 22 februari 2007 herbeoordeeld op basis van het aangepaste Schattingsbesluit. In het onderhavige wetsvoorstel wordt geregeld dat het UWV hen – met uitzondering van de volledig arbeidsongeschikten – ambtshalve zal herbeoordelen op basis van het «oude» Schattingsbesluit. Deze ambtshalve herbeoordeling wordt uitgevoerd met de meest recente (medische) gegevens uit het dossier van de betrokkene waarover het UWV beschikt, tenzij de betrokkene om een nieuwe medische keuring verzoekt, en heeft terugwerkende kracht tot en met 22 februari 2007. In paragraaf 3 zal meer uitgebreid worden ingegaan op de procedure die het UWV zal volgen bij de ambtshalve herbeoordeling.

De ambtshalve herbeoordeling kan ertoe leiden dat het arbeidsongeschiktheidspercentage per 22 februari 2007 is toegenomen. Dit kan betekenen dat de betrokkene in een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse moet worden ingedeeld of dat diens uitkering moet worden heropend. Dat gebeurt echter niet zonder meer: de arbeidsongeschiktheidswetten kennen namelijk verschillende wachttijden. Om te waarborgen dat de uitkering na de ambtshalve herbeoordeling (met terugwerkende kracht) per 22 februari 2007 kan worden verhoogd of heropend, wordt in het onderhavige wetsvoorstel geregeld dat er geen wachttijd geldt voor degenen van wie het arbeidsongeschiktheidspercentage is toegenomen als gevolg van die ambtshalve herbeoordeling. In paragraaf 4 zal dit nader worden toegelicht.

2. Verhoging van de uitkeringen van volledig arbeidsongeschikten naar 75%

In artikel 126 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is geregeld dat de uitkering voor duurzaam volledig arbeidsongeschikten bij koninklijk besluit kan worden verhoogd naar 75% van het maandloon. Aan deze verhoging kan desgewenst terugwerkende kracht worden verleend. In de toelichting op de Wet WIA is – naar aanleiding van het Najaarsakkoord van 5 november 2004 – aangegeven dat van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt als in 2006 de instroom in de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) beperkt zal blijven tot 25 000 personen, en als CAO-partijen de bovenwettelijke aanvullingen over de eerste twee ziektejaren zullen beperken tot 170% van het loon. Omdat aan beide voorwaarden in voldoende mate was voldaan, heeft de regering van haar bevoegdheid gebruik gemaakt en de IVA-uitkeringen met terugwerkende kracht tot en met 29 december 2005 (de datum van inwerkingtreding van de Wet WIA) verhoogd naar 75% van het maandloon.

In het Coalitieakkoord is afgesproken dat ook de uitkering van volledig arbeidsongeschikten in de WAO, Wajong en WAZ zal worden verhoogd van 70% naar 75%. Voor volledig arbeidsongeschikten met een WAZ- of Wajong-uitkering betekent dit dat hun uitkering zal worden verhoogd naar 75% van de grondslag. En voor volledig arbeidsongeschikten met een de WAO-uitkering betekent dit dat hun uitkering zal worden verhoogd naar 75% van het (vervolg)dagloon. Deze verhoging van de uitkeringen gaat op 1 juli 2007 in, zoals in de brief van 5 april 2007 is aangegeven (Kamerstukken II 2006/07, 28 333, nr. 82). Dit is de eerste datum waarop het UWV de hogere uitkeringen kan betalen. Vooruitlopend op de wetswijziging is het UWV verzocht om daartoe reeds over te gaan. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt daarvoor een wettelijke basis gegeven doordat aan de verhoging terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 1 juli 2007. Het UWV informeert betrokkenen over mogelijke gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen.

De verhoging van de uitkering geldt uiteraard ook voor degene die een WAO-uitkering ontvangt van een werkgever die eigenrisicodrager is. Deze eigenrisicodragers hebben niet kunnen voorzien dat de uitkering zou worden verhoogd. De verhoging van de uitkering zal daarom niet ten laste van de eigenrisicodragers worden gebracht. In die gevallen waarin de eigenrisicodrager zelf de uitkeringen betaalt, zal hij wel de volledige uitkering moeten betalen aan de werknemer. Het bedrag waarmee de uitkering op grond van het onderhavige wetsvoorstel is verhoogd, komt echter voor rekening van het UWV. Het UWV zal deze eigenrisicodragers jaarlijks ambtshalve een bedrag ineens verstrekken. Ook als het UWV de uitkering voor een eigenrisicodrager betaalt, komt de verhoging van de uitkering voor rekening van het UWV. Dit is overigens een aflopende situatie, omdat de WAO geen instroom meer kent en de eigenrisicoperiode beperkt is tot vijf jaar. In alle situaties, dus ook ingeval het UWV een uitkering verstrekt aan een WAO-gerechtigde van een niet-eigenrisicodrager, komt het bedrag waarmee de uitkering is verhoogd ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Aan dit fonds dragen alle werkgevers bij via de basispremie. De verhoging van een uitkering wordt dus niet doorbelast aan een individuele werkgever.

3. De procedure van de ambtshalve herbeoordeling

Het UWV zal degenen die tussen 1 juli 1954 en 1 juli 1959 zijn geboren en die voor 22 februari 2007 op basis van het aangepaste Schattingsbesluit zijn geschat naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 80%, ambtshalve herbeoordelen. Ook degenen van wie de uitkering na de herbeoordeling gelijk is gebleven of is verhoogd, worden dus ambtshalve herbeoordeeld. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Heerts c.s. over het WAO-stelsel (Kamerstukken II, 2006/07, 28 333, nr. 89). Het UWV zal daarbij een procedure volgen die de betrokkenen zo min mogelijk belast. Zij behoeven geen enkele actie te ondernemen, tenzij zij dat zelf wensen.

Het UWV zal als volgt te werk gaan. Degenen die tot de voornoemde doelgroep behoren (ongeveer 23 000 personen) zullen individueel een brief ontvangen waarin staat dat – vanwege het Coalitieakkoord – hun arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw zal worden vastgesteld per 22 februari 2007. Daarvan zal alleen worden afgezien als de betrokkene expliciet aan het UWV meldt dat hij geen prijs stelt op een nieuwe vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage. Verder wordt in de brief medegedeeld dat deze nieuwe vaststelling kan leiden tot een hogere uitkering dan wel tot heropening van de uitkering per 22 februari 2007.

Voorts wordt in de brief aangegeven dat de nieuwe vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage geschiedt met de meest recente (medische) gegevens uit het dossier van de betrokkene waarover het UWV beschikt. De betrokkene kan, als hij dat wenst, echter ook om een nieuw medisch onderzoek verzoeken. In dat geval volgt een oproep voor een gesprek met de verzekeringsarts. Daarna vindt in de meeste gevallen nog een arbeidskundig onderzoek plaats. In beide gevallen (enkel dossieronderzoek of nieuw medisch en arbeidskundig onderzoek) zullen de betrokken personen worden geïnformeerd over het resultaat van de ambtshalve herbeoordeling.

4. Geen wachttijd bij toename van de arbeidsongeschiktheid

De ambtshalve herbeoordeling kan leiden tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. Als de betrokkene daardoor in een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse wordt ingedeeld, heeft hij aanspraak op een hogere uitkering. Die aanspraak ontstaat echter veelal niet direct, omdat daarvoor een wachttijd van 4, 52 of 104 weken kan gelden. Evenzo geldt dat een eerder ingetrokken uitkering niet zonder meer wordt heropend, ook al is na de ambtshalve herbeoordeling de mate van arbeidsongeschiktheid toegenomen tot ten minste 15 of 25 procent.

De regering vindt het wenselijk dat de eventuele verhoging of heropening van de uitkering met terugwerkende kracht ingaat op 22 februari 2007. Dat is immers de datum waarop het voornemen om tot aanpassing van de uitkeringen te komen, door de regering tot programma werd verheven. Om dit te bewerkstellingen wordt in het onderhavige wetsvoorstel geregeld dat er geen wachttijd geldt ingeval de toegenomen arbeidsongeschiktheid een gevolg is van de in de vorige paragraaf beschreven ambtshalve herbeoordeling. Ingeval de betrokkene om een medisch onderzoek heeft verzocht, kan het zich voordoen dat de mate van arbeidsongeschiktheid mede is toegenomen door een verslechtering van de gezondheidstoestand. In theorie zou een deel van de toegenomen arbeidsongeschiktheid moeten worden toegeschreven aan de wijziging van het Schattingsbesluit en het andere deel aan de verslechterde gezondheidstoestand. Dit zou meebrengen dat de uitkering tweemaal moet worden verhoogd: per 22 februari 2007 en vervolgens na een bepaalde wachttijd. Omwille van de eenvoud en duidelijkheid voor zowel de betrokkene als de uitvoering, prevaleert in dit geval de meest gunstige bepaling, zodat er geen wachttijd geldt.

5. Financiële en economische gevolgen

5.1 Verhoging uitkeringen naar 75%

Het onderhavige wetsvoorstel regelt de verhoging van het uitkeringsniveau voor volledig (80–100%) arbeidsongeschikten in de WAO, WAZ en Wajong van 70% van de uitkeringsgrondslag naar 75% van de uitkeringsgrondslag Volledig arbeidsongeschikten in de WAO ontvangen een bruto uitkeringsverhoging van 5%-punt van hun dagloon of vervolgdagloon. Gemiddeld genomen is dit gelijk aan een brutobedrag op jaarbasis van bijna € 1100.

Volledig arbeidsongeschikten in de WAZ ontvangen een bruto uitkeringsverhoging van 5%-punt van (maximaal) het wettelijk minimumloon. Gemiddeld genomen is dit gelijk aan een brutobedrag op jaarbasis van iets minder dan € 800.

Volledig arbeidsongeschikten in de Wajong ontvangen een bruto uitkeringsverhoging van 5%-punt van het wettelijk minimum(jeugd)loon. Gemiddeld genomen is dit gelijk aan een brutobedrag op jaarbasis van ruim € 800.

Per 1 juli 2007 zijn er bijna 585 000 volledig arbeidsongeschikten: ruim 400 000 in de WAO, ruim 155 000 in de Wajong en bijna 30 000 in de WAZ. Het aantal volledig arbeidsongeschikten in WAO en WAZ daalt omdat in deze regelingen geen nieuwe instroom meer plaatsvindt. Het aantal volledig arbeidsongeschikten in de Wajong stijgt echter. De aantallen personen die een uitkeringsverhoging krijgen staan in tabel 1:

Tabel : Aantallen volledig arbeidsongeschikten (gemiddeld per jaar)

Aantal uitkeringen (x 1 000)200720082009201020112012
WAO400365333303273242
WAZ282521181411
Wajong155159163167171175
Totaal583549517488458428

De bruto kosten van de uitkeringsverhoging, inclusief de geraamde uitvoeringskosten, staan vermeld in tabel 2. De kosten in 2007 zijn beperkter dan in de latere jaren omdat de uitkeringsverhoging ingaat per 1 juli van dat jaar.

Tabel : Bruto kosten uitkeringsverhoging inclusief uitvoeringskosten

Extra uitkeringslasten Inclusief uitvoeringskosten (* € 1 mln)200720082009201020112012
WAO215393356321285250
WAZ10181512109
Wajong64131134138141144
Totaal bruto intensivering289542505471436403

De netto kosten van de uitkeringsverhoging vallen lager uit omdat er elders besparingen optreden vanwege het inkomensafhankelijke karakter van verschillende aanvullingen op de uitkering. Er is sprake van de volgende besparingen:

– De hogere arbeidsongeschiktheidsuitkering kan tot een lagere toeslag ingevolge de Toeslagenwet leiden. Dit komt voor bij mensen die tegen een relatief laag loon in deeltijd werkten en bij zelfstandigen met een winstinkomen onder het wettelijk minimumloon.

– De hogere arbeidsongeschiktheidsuitkering kan tot een afbouw van het kopje ingevolge de kopjesregeling leiden. Dit komt met name voor bij alleenstaanden in de Wajong.

De financiële omvang van bovengenoemde (voor UWV relevante) besparingen bedraagt ruim 15% van de totale intensivering. De netto kosten van de uitkeringsverhoging, inclusief de geraamde uitvoeringskosten, staan vermeld in tabel 3.

Tabel : Netto kosten uitkeringsverhoging inclusief uitvoeringskosten

Extra uitkeringslasten Inclusief uitvoeringskosten (* € 1 mln)200720082009201020112012
Totaal bruto intensivering289542505471436403
Besparingen kopjes/TW458579746863
Totaal netto intensivering244457426397368340

5.2 Verlaging leeftijdsgrens

De financiële gevolgen van de verlaging van de leeftijdsgrens in het kader van de herbeoordelingsoperatie, zijn reeds vermeld in de toelichting op de wijziging van het Schattingsbesluit, waarbij werd bepaald dat het «oude» Schattingsbesluit (zoals dat luidde vóór 18 augustus 2004) per 22 februari 2007 weer van toepassing is op de uitkering van degenen die voor of op 1 juli 1959 zijn geboren.

6. Ontvangen commentaren

Het UWV en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) hebben een concept van het onderhavige wetsvoorstel beoordeeld vanuit een oogpunt van respectievelijk uitvoerbaarheid en toezichtbaarheid. De IWI voorziet geen problemen bij de toezichtbaarheid van de voorgenomen wijzigingen. De hoofdconclusie van het UWV is dat de voorstellen goed uitvoerbaar zijn. Het UWV zal het uitkeringspercentage voor volledig arbeidsongeschikten per 1 juli 2007 verhogen van 70% naar 75%. Op de daarbij gevoegde uitkeringsspecificatie zal een bezwaarclausule worden afgedrukt op basis waarvan bezwaar kan worden gemaakt tegen de verhoging of de gevolgen daarvan, zoals het verlagen of intrekken van het kopje of de toeslag op grond van de Toeslagenwet. Het UWV stelt voor om de verhoging die door eigenrisicodragers wordt betaald, jaarlijks ambtshalve te vergoeden. Dit voorstel van het UWV is overgenomen. Voorts geeft het UWV aan dat de ambtshalve herbeoordeling van de herbeoordeelden van 45 jaar of ouder, in juni 2007 kan worden gestart. Het UWV stelt voor om voor deze ambtshalve herbeoordeling specifieke bepalingen in de wettekst op te nemen die regelen dat geen wachttijd geldt voor verhoging of heropening van de uitkering. De door het UWV voorgestelde tekst is in het onderhavige wetsvoorstel overgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B Artikel II, onderdeel A Artikel III, onderdeel A Artikel IV, onderdelen A en G

In de artikelen II, onderdeel A, III, onderdeel A, en IV, onderdeel A, wordt de verhoging geregeld van de WAZ-, Wajong en WAO-uitkeringen voor volledig arbeidsongeschikten met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2007 (zie paragraaf 2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting). In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 117, zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (WFSV) zodanig aangepast dat de WAO-uitkering, voorzover deze als gevolg van de inwerkingtreding artikel IV, onderdeel A, is verhoogd en de over dat deel van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van enige wet verschuldigde premies of vergoedingen op grond van artikel 46 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) die daarop niet in mindering kunnen worden gebracht, niet ten laste komt van de – door middel van de gedifferentieerde premie gefinancierde – Arbeidsongeschiktheidskas. Als gevolg hiervan komt dat deel van de WAO-uitkering automatisch ten laste van het Aof. In artikel IV, onderdeel G, wordt geregeld dat de eigenrisicodrager dat deel van de WAO-uitkering en de daarover verschuldigde premies en vergoedingen op grond van artikel 46 van de Zvw, door het UWV vergoed krijgt. Door middel van de wijziging van artikel 115, eerste lid, van de WFSV opgenomen in artikel I, onderdeel A, wordt geregeld dat hetgeen de eigenrisicodrager aldus van het UWV ontvangt eveneens ten laste komt van het Aof. Deze wijzigingen werken terug tot en met 1 juli 2007.

Artikel I, onderdeel C

Dit betreft een louter technische wijziging van artikel 117 van de WFSV, die samenhangt met het vervallen van artikel 117, zesde lid, onderdeel e, op grond van artikel I, onderdeel N, onder 4, van het bij koninklijke boodschap van 21 mei 2007 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met het afschaffen van de mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, het afschaffen van de premiedifferentiatie voor de Arbeidsongeschiktheidskas en enige andere wijzigingen (Kamerstukken 31 050).

Artikel II, onderdelen B tot en met E Artikel III, onderdelen B tot en met E Artikel IV, onderdelen B tot en met F

De artikelen II, onderdeel E, III, onderdeel E, en IV, onderdeel B, voegen in de artikelen 35 van de WAZ, 28 van de Wajong en 34 van de WAO een lid in. Dat lid regelt dat het UWV de personen die na 1 juli 1954 maar voor 2 juli 1959 zijn geboren, dus de per 1 juli 2004 45- tot 50-jarigen, en die voor 22 februari 2007 al zijn herbeoordeeld op grond van respectievelijk de artikelen 35, vijfde lid, van de WAZ, 28, vijfde lid van de Wajong of 34, vierde lid, van de WAO nogmaals herbeoordeelt. Het UWV beziet of er per 22 februari 2007 als gevolg van de verlaging van de leeftijdsgrens voor de toepasselijkheid van het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten gronden zijn voor herziening, heropening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. De nieuwe herbeoordeling per 22 februari 2007 vindt plaats op basis van het Schattingsbesluit zoals dat gold voor het wijzigingsbesluit van 18 augustus 2004, dat op 1 oktober 2004 in werking is getreden. De verwachting is dat die herbeoordeling in het algemeen niet zal leiden tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat niet uit te sluiten valt dat in een enkel geval een niet-medische beoordeling tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid leidt, is expliciet geregeld dat dit geen gevolgen heeft voor de hoogte van de uitkering. De betrokken arbeidsongeschikten kunnen ook om een nieuwe medische beoordeling verzoeken, bijvoorbeeld omdat hun gezondheidstoestand is verslechterd. Ook in dat geval zal de mate van arbeidsongeschiktheid in de regel toenemen. Het kan zich in een uitzonderlijk geval echter voordoen dat de mate van arbeidsongeschiktheid is afgenomen. Daarom is in deze tekst naast de woorden «herziening, heropening» ook «intrekking» toegevoegd. Als er aanleiding is voor een intrekking of herziening in verband met een lagere mate van arbeidsongeschiktheid, dan zullen daaraan geen consequenties per 22 februari 2007 worden verbonden. De herziening of intrekking vindt dan plaats per een toekomstige datum na aanzegging van de geduide functies en een uitlooptermijn, dus conform de terzake geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie. De herbeoordeling vindt niet plaats als personen op 22 februari 2007 reeds in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse (80% tot 100%) waren ingedeeld.

In de artikelen II, onderdeel B, III, onderdeel B, en IV, onderdeel C, wordt geregeld dat in de artikelen 15 van de WAZ, 14 van de Wajong en 39 van de WAO een nieuw lid wordt opgenomen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat een herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering plaatsvindt per 22 februari 2007, indien toename van de mate van arbeidsongeschiktheid het gevolg is van bovengenoemde herbeoordeling door het UWV op grond van respectievelijk het nieuwe artikel 35, zesde lid, van de WAZ, 28, zesde lid van de Wajong, of 34, vijfde lid, van de WAO. Er geldt dan dus geen wachttijd (zie ook paragraaf 4 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting). In verband met deze wijziging worden in de artikelen II, onderdeel C, III, onderdeel C, en IV, onderdelen D en F, de artikelen 16 van de WAZ, 15 van de Wajong, 39a, 47a en 47b van de WAO technisch aangepast. In de artikelen II, onderdeel D, III, onderdeel D, en IV, onderdeel E, wordt geregeld dat in de gevallen waarin de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingetrokken in verband met het niet langer arbeidsongeschikt zijn van de betrokkene, de uitkering zonder wachttijd heropend wordt per 22 februari 2007 indien het weer arbeidsongeschikt worden het gevolg is van bovengenoemde herbeoordeling door het UWV op grond van respectievelijk het nieuwe 35, zesde lid, van de WAZ, 28, zesde lid van de Wajong, of 34, vijfde lid, van de WAO. Deze wijzigingen werken terug tot en met 22 februari 2007.

Artikel VI

Op grond van aanwijzing 184, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving behoeft een wijzigingsregeling slechts in bijzondere gevallen een citeertitel. Omdat in de voorgestelde artikelen 117, zesde lid, onder f, van de WFSV en 91e van de WAO de onderhavige wijzigingwet wordt aangehaald, is besloten een citeertitel te geven.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven