31 093
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 5 oktober 2007

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave Blz.

• Algemeen1
• Inleiding2
• Administratieve lasten en kosten van toezicht3
• Overig5
• Artikelsgewijs6
 – Artikel 1:1 Wft – definitie van effect6
 – Artikel 1:1 Wft – definitie van gereglementeerde markt6
 – Artikel 5:25d Wft7
 – Artikel 5:25e Wft7
 – Artikel 5:25n Wft7
 – Artikel 5:25w Wft7
 – Artikel 5:45 Wft8

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het door de regering naar de Tweede Kamer gestuurde wetsvoorstel ter implementatie van de Richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 2004, ook wel de «Transparantierichtlijn» genoemd. De Transparantierichtlijn moet de informatievoorziening door beursvennootschappen in Europa verbeteren, waardoor een barrière voor grensoverschrijdend beleggen wordt weggenomen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de Transparantierichtlijn. De doelstellingen uit deze richtlijn om de marktwerking op de financiële markten te verbeteren en daarmee de interne markt voor financiële diensten verder te voltooien onderschrijven deze leden van harte. Desondanks hebben de leden nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel implementatie van de Transparantierichtlijn. Deze leden zijn voorstander van meer transparantie op financiële markten. Wel hebben zij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de Transparantierichtlijn en hebben de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie zetten vraagtekens bij het korte tijdsbestek dat is gekozen om de wet door zowel de Tweede als Eerste Kamer te laten beoordelen. De Kamer wordt wederom voor een fait accompli gesteld, aangezien de uiterste officiële implementatiedatum van 7 januari 2007 reeds is verstreken en feitelijk niet van implementatie per 1 januari 2008 kan worden afgeweken. De leden van de CDA-fractie zijn onaangenaam verrast dat dit wetsvoorstel is ingediend na de uiterste implementatiedatum van de richtlijn. Kan de regering aangeven waarom dit wetsvoorstel zo lang gewacht heeft? En kan de regering een overzicht geven van richtlijnen die voor 1 januari 2009 geïmplementeerd moeten worden en waarvoor de betreffende wetgeving nog niet bij de Tweede Kamer is ingediend?

Is de regering het met genoemde leden eens dat deze richtlijn een belangrijk wetsvoorstel is dat de nodige voorbereidingstijd vergt om goed te kunnen beoordelen?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering schrijft dat de uiterste implementatiedatum van de richtlijn transparantie inmiddels is verstreken. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af wat hiervan de gevolgen zijn. Ondervinden bedrijven die op de Euronext genoteerd zijn hiervan een concurrentienadeel? Zijn er meer landen die de richtlijn transparantie te laat implementeren? Zo ja, welke zijn dat?

Belangrijkste doelstellingen van de richtlijn transparantie zijn dat openbaarmaking van accurate, alomvattende en tijdige informatie over uitgevende instellingen een duurzaam vertrouwen wekt bij beleggers en het mogelijk maakt voor beleggers om zich een verantwoord oordeel te vormen over de resultaten en het vermogen van deze instellingen. Een verdere harmonisatie van de nationale wettelijke bepalingen op het gebied van de verschaffing van periodieke en doorlopende informatie, zou tevens in een hoger niveau van beleggersbescherming moeten resulteren en moet de marktefficiëntie ten goede komen. Ondanks de bezwaren ten aanzien van de procedure die is gevolgd, kunnen de leden van de fractie van het CDA instemmen met deze belangrijkste doelstellingen van deze Richtlijn.

Deze leden vragen zich echter wel af hoe zeker het is dat deze omschreven doelstellingen van deze richtlijn tijdig en volledig gehaald zullen worden. Kan de regering dat concreet aangeven? Kan de regering aangeven hoe en wanneer de voorziene gunstige effecten van deze richtlijn zullen worden gemeten en geëvalueerd?

De richtlijn bevat uiteenlopende verplichtingen voor effecten uitgevende ondernemingen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of bij dit wetsvoorsteltraject relevante marktpartijen zijn geconsulteerd. Zo ja, welke en in welke mate? Zo nee, waarom niet?

De Wet op het financieel toezicht wordt onder andere uitgebreid met bepalingen omtrent de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde instanties van de verschillende lidstaten. De leden van de PvdA-fractie juichen een dergelijke intensivering van de samenwerking van verschillende toezichthouders toe.

Administratieve lasten en kosten van toezicht

De richtlijn transparantie maakt deel uit van het Actieplan voor financiële diensten van de Europese Unie. Een van de belangrijkste doelstellingen die de richtlijn en het actieplan beogen, is totale harmonisatie van financiële markten.

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de inzet van een zo gelijk mogelijk speelveld. Deze leden hebben er reeds eerder voor gepleit het «level playing field» te bewaken.

Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat de regering aangeeft dat er geen «nationale koppen» in deze wetswijziging worden voorgesteld? Is er bij dit wetsvoorstel ook geen discussie, bijvoorbeeld met of onder relevante marktpartijen, over de vraag of er bij dit wetsvoorstel sprake is van zgn. «goldplating»? Zo ja, welke en in welke mate?

Kan de regering aangeven of zij voornemens is om (later) op andere gebieden af te wijken van de Transparantierichtlijn en goldplating toe te passen? Zo ja, op welke gebieden?

Tevens is het van belang te weten in hoeverre ook andere landen zich zullen inzetten voor een zo groot mogelijke harmonisatie. Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat zij ook bij deze richtlijn kunnen uitgaan van volledige harmonisatie en reciprociteit? Kan de regering aangeven welke maatregelen andere nabije en grotere EU-lidstaten over het algemeen hebben genomen of zullen nemen om de Transparantierichtlijn te laten aansluiten bij de nationale wetgeving en praktijk?

In hoeverre denkt de regering dat Nederlandse instellingen (mogelijk) hinder ondervinden van het mogelijk zgn. «goldplating» in andere lidstaten? Is het daarnaast mogelijk om aan te geven op welke punten Nederlandse instellingen of consumenten nog andere problemen, gerelateerd aan deze richtlijn, kunnen verwachten bij toetreding tot andere EU-markten dan de Nederlandse?

De leden van de VVD-fractie vragen of de taaleisen die de Transparantierichtlijn voorschrijft betekenen dat een nationale kop wordt gezet op hetgeen de Transparantierichtlijn voorschrijft? Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de regering een overzicht kan geven van alle nationale koppen die het wetsvoorstel aan de Transparantierichtlijn toevoegt. Kan de regering deze nationale koppen alsnog zoveel mogelijk verwijderen en voor zover de regering dit niet doet beargumenteren wat het nut en de noodzaak is van het creëren of in stand houden van deze nationale kop(pen)?

De AFM is de aangewezen institutie waarnaar de jaarlijkse financiële verslaggeving moet worden gezonden. Gebruikt de AFM deze informatie voor hun taak als toezichthouder of fungeert de AFM hier alleen als doorgeefluik van informatie, zo vragen de leden van de fractie van de SP. Indien de informatie wordt gebruikt voor het uitoefenen van toezicht, is de vraag hoe het toezicht wordt gehouden. Daarnaast is het interessant hoe de AFM hiervoor aan informatie kwam en het toezicht uitoefende. Volgens de memorie van toelichting stond in artikel 5:25m derde lid al dat de AFM de jaarlijkse financiële verslaggeving ontvangt. Betekent dit nu een dubbele verplichting?

Met de implementatie van de Transparantierichtlijn wordt ook grensoverschrijdend toezicht mogelijk. De vraag is wat de invloed van de AFM is in grensoverschrijdend toezicht? Bij welke organisaties in Nederland mag de AFM in de toekomst na invoering van het wetsvoorstel geen toezicht meer uitoefenen waar dat in verleden wel kon?

Naast de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële verslaggeving staat er in het wetsvoorstel de verplichting voor uitgevende instellingen opgenomen om tweemaal per jaar een tussentijdse verklaring te publiceren. Wat verstaat de regering onder belangrijke gebeurtenissen en transacties die tussentijds moeten worden gepubliceerd, zo vragen de leden van de fractie van de SP.

Het wetsvoorstel heeft consequenties met betrekking tot de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Daarnaast zal het toezicht op de naleving van de in wetsvoorstel vervatte bepalingen, dat grotendeels door de AFM zal worden uitgevoerd, ook kosten vergen.

Met betrekking tot eerstgenoemde kosten vragen genoemde leden zich af of deze cijfers onbetwist zijn door relevante (markt)partijen, mede gelet op het ontbrekende advies van het Adviescollege Actal. Deze leden verzoeken de regering hierop te reageren. Deze kosten zien voornamelijk op arbeidskosten. Worden de aangenomen standaarduurtarieven niet als te laag ervaren? Genoemde leden verzoeken de regering feitelijk alsnog een Actaltoets te laten uitvoeren.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af hoe ver de administratieve lasten strekken van het in het onderhavige wetsvoorstel geïntroduceerde begrip «moederonderneming» voor een onderneming die onderdeel is van een concern.

Ten aanzien van de taal waarin gereglementeerde informatie moet worden opgesteld hebben deze leden de volgende vraag: leidt dit ertoe dat veel huidige AEX-fondsen gedwongen zullen zijn informatie (weer) in het Nederlands weer te geven? Kan de regering aangeven hoe groot het belang van Nederlandstalige (potentiële) aandeelhouders is bij Nederlandstalige informatie? Welke vertaalkosten brengt dit met zich mee voor de desbetreffende ondernemingen? De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het beleggersbelang voorop dient te staan, maar dat er in deze ook aandacht mag zijn voor de kosten die de onderneming en daarmee diezelfde belegger moet maken.

Actal heeft besloten geen advies uit te brengen over dit wetsvoorstel, zo constateren de leden van de PvdA-fractie. Wat is het oordeel van de regering over de administratieve lasten die gepaard gaan met onderhavig wetsvoorstel?

De leden van de VVD-fractie vragen een duidelijk en samenvattend overzicht van alle bepalingen in het wetsvoorstel Transparantierichtlijn die leiden tot administratieve lastenverhoging (voor het bedrijfsleven) en een overzichtelijke weergave van de hoogte van deze lasten.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom het wetsvoorstel niet is getoetst door ACTAL en of de regering bereid is hier alsnog op aan te dringen.

De beoogde lastenverlichting door het opheffen van de dubbele deponeringsplicht is minder dan verwacht mocht worden, omdat de doorzendverplichting van de AFM naar het Handelsregister geen betrekking heeft op het jaarverslag en eventuele verdere gegevens. Wat is hiervan de reden? Is de regering bereid om deze bepaling zodanig vorm te geven dat ondernemingen deze gegevens alleen nog bij de AFM hoeven te deponeren, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.

Ook de leden van de VVD-fractie vragen of het zo is dat in het wetsvoorstel de beoogde opheffing van de dubbele deponeringsplicht, zowel bij het Handelsregister als bij de AFM, slechts ten dele wordt gerealiseerd. Gaat de regering dit alsnog herstellen zodat de beoogde lastenverlichting alsnog wordt gerealiseerd?

De leden van de CDA-fractie hecht grote waarde aan een transparante markt waarop eerlijke concurrentie kan plaatsvinden. Toezicht op het gedrag van beleggingsondernemingen is in handen van Autoriteit Financiële Markten. De AFM zal daarnaast, voor zover het uitgevende instellingen betreft die statutaire zetel hebben in Nederland, toezicht blijven houden op de naleving van de voorschriften voor de inrichting van de algemeen verkrijgbaar te stellen jaarlijkse financiële verslaggeving en als gevolg van de richtlijn transparantie, ook toezicht gaan houden op de inrichting van halfjaarlijkse financiële verslaggeving.

Het is van groot belang dat deze instantie is toegerust op de uitgebreide taken die zij na de implementatie van de richtlijn zal krijgen. Kan de regering garanderen dat de AFM kwalitatief voldoende toegerust is om op alle punten van de richtlijn transparantie toezicht te houden?

Kan de regering garanderen dat de bevoegdheden van de AFM voor alle (markt)partijen duidelijk zijn? Kan de regering daarnaast aangeven welke gevolgen de richtlijn transparantie heeft voor de omvang van de AFM, naast het aantal fte? Genoemde leden vragen de regering in hoeverre de richtlijn transparantie leidt tot extra budget voor de AFM (e/o de DNB) als toezichthouder(s), naast de in de MvT genoemde € 440 000. Zij verzoeken de regering om een concrete reactie op deze vragen en opmerkingen.

De regering stelt dat de AFM «slechts beperkte extra capaciteit» nodig zal hebben om de toezicht op de naleving van de bepalingen in het onderhavige wetsvoorstel adequaat uit te voeren, zo constateren de leden van de PvdA-fractie. Het gaat daarbij om 3fte. Kan de regering aangeven waarom zij dit beschouwd als beperkte kosten? Kan een vergelijking worden gemaakt met het aantal extra fte’s dat nodig was en is voor de implementatie van de MiFID?

Overig

De leden van de CDA-fractie hebben reeds melding gemaakt van de krappe termijn waarop deze richtlijn moet worden geïmplementeerd.

Tijdige implementatie is voor de internationaal opererende financiële sector van cruciaal belang. Kan de regering garanderen dat de nieuwe implementatiedatum van 1 januari a.s. gehaald wordt? Kan de regering daarnaast concreet aangeven welke overige maatregelen zij van plan is te nemen om de implementatie van de transparantie richtlijn zo soepel mogelijk te laten verlopen?

Zien deze leden het goed dat er feitelijk geen implementatieperiode voor ondernemingen is? Krijgen de financiële instellingen alsnog een implementatieperiode, zo vragen deze leden de regering? Zo ja, hoelang? Zo nee, waarom niet? Hoe gaan de minister van Financiën en de Nederlandse toezichthouders met instellingen om gedurende de eerste maanden van 2008 of een eventuele gecontroleerde coulanceperiode?

Reeds bij een eerdere implementatie van een richtlijn is er door de leden van de CDA-fractie op gewezen dat onder de tijdsdruk (en door geen of onvolledige consultaties) niet valt uit te sluiten dat bij implementatie verschillende fouten pas op een later tijdstip zullen worden opgemerkt. Hoe schat de regering dat risico in bij dit wetsvoorstel?

Kan de regering aangeven welke maatregelen zij van plan is te nemen om mogelijke hiaten na implementatie van de richtlijn transparantie zo spoedig mogelijk ongedaan te maken? Is de regering bereid om, net zoals is gedaan bij de invoering van de Wft, een meldpunt in het leven te roepen, zodat fouten in de wet snel worden gesignaleerd en aangemeld?

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe de regering deze wetgeving ziet in het licht van niet-uitgevende instellingen. In andere woorden, is de regering van plan om de transparantie-eisen ook op niet-uitgevende instellingen toe te passen? Moeten er ook transparantie-eisen komen voor bijvoorbeeld hedge funds of private equity bedrijven?

Artikelsgewijs

Artikel 1:1 Wft – definitie van effect

In de markt bestaan, kennelijk, nog enkele onduidelijkheden, onder andere over artikel 1:1 Wft. De leden van de fractie van het CDA vragen de regering aandacht voor deze onduidelijkheden.

Voorgesteld wordt om deelnemingsrechten in open-end beleggingsinstellingen voortaan aan te merken als «effect» in de zin van artikel 1:1 Wft. Dit zou een wijziging zijn die voortvloeit uit de MiFID-richtlijn. Kan de regering aangeven welke bepalingen van de MiFID-richtlijn tot deze definitiewijziging nopen en waarom is deze wijziging niet meegenomen in het MiFID wetsvoorstel, zo vragen de leden van de fracties van het CDA en de VVD. Kan de regering voorts aangeven of de verschillende tijdstippen van inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel en dat ter implementatie van MiFID ter zake niet leiden tot een gat in de regelgeving – zij het tijdelijk – of een overlap van eisen voor beleggingsinstellingen?

Kan de regering voorts meer uitgebreid en concreet ingaan op de mogelijke (inhoudelijke) gevolgen van deze voorgestelde wijzigingen?

Graag ontvangen de leden van de fracties van het CDA en van de VVD ook een nadere toelichting op de zinsnede dat geen materiële wijzigingen zijn beoogd met de voorgestelde definitiewijziging. Ook rijst onder genoemde leden de vraag of alle bepalingen uit de Wft waarin het begrip effect voorkomt voortaan van toepassing zullen zijn op open-end beleggingsinstellingen, inclusief het MiFID-regime.

Is voor de gehele Wft en de daarbij behorende lagere regelgeving onderzocht wat de mogelijke gevolgen zijn van de definitiewijziging en of er nieuwe verplichtingen ontstaan voor open-end beleggingsinstellingen ten gevolge van de definitiewijziging?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering bereid is onderzoek te doen naar de mogelijke gevolgen?

Artikel 1:1 Wft – definitie van gereglementeerde markt

De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe de voorgestelde wijziging in de definitie van «gereglementeerde markt» zich verhoudt tot de in het wetsvoorstel ter implementatie van de Mifid-richtlijn voorgestelde nieuwe definitie van «gereglementeerde markt».

In het Mifid-wetsvoorstel dat eerder is ingediend bij de Tweede Kamer dan het onderhavige wetsvoorstel wordt immers voorgesteld om de definitie van «markt in financiële instrumenten» te laten vervallen.

Artikel 5:25d Wft

p4 Artikel 5:25d bepaalt dat uitgevende instellingen de halfjaarberichten binnen twee maanden na afloop van het boekjaar opmaken en algemeen verkrijgbaar stellen. In de richtlijn transparantie wordt echter gesproken over «zo spoedig mogelijk, docht uiterlijk twee maanden na afloop van de verslagperiode». Waarom kiest de regering er niet voor om deze formulering uit de richtlijn over te nemen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Kan de regering duidelijk aangeven wat de verschillen zijn tussen «openbaar maken», «bekend maken aan het publiek» en «algemeen verkrijgbaar stellen»?

Artikel 5:25e Wft

In de toelichting op het tweede lid wordt gesteld dat de inhoud van de tussentijdse verklaring een nauwe samenhang zal vertonen met de informatie die op grond van artikel 5:25i (onverwijlde publicatie van koersgevoelige informatie) in het afgelopen kwartaal reeds algemeen verkrijgbaar is gesteld. Uit de memorie van toelichting blijkt echter niet wat die samenhang is. Gaat het om een samenvatting van de persberichten die op grond van ontwerpartikel 5:25i zijn uitgegeven? Meer toelichting op dit lid zou gewenst zijn. De leden van de fractie van het CDA vragen de regering hierop een reactie te geven.

Artikel 5:25n Wft

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat dit artikel strekt tot implementatie van de Transparantierichtlijn, maar hebben daarbij enkele opmerkingen. Deze leden vragen zich af welk doel het melden van een voornemen van een statutenwijziging dient (welke meldingen worden opgeslagen door een door de minister aan te wijzen instantie) indien niet wordt doorgegeven of een voorgenomen statutenwijziging al dan niet is doorgevoerd. Centrale opslag van deze informatie heeft immers slechts zin indien de genoemde informatie up to date is. Daarom dient naar de mening van deze leden de verplichting te worden opgenomen om door te geven of de voorgenomen statutenwijziging al dan niet is goedgekeurd. Zien genoemde leden dit juist? Waarom wel/niet?

Artikel 5:25w Wft

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of dit artikel voldoende grondslag biedt om uitvoeringsmaatregelen van de Europese Commissie in de vorm van richtlijnen uit te voeren bij algemene maatregel van bestuur, aangezien in de tekst slechts wordt gesproken van bindend besluit van de Europese Commissie. Richtlijnen zijn immers geen bindende besluiten en moeten eerst in nationale wetgeving worden omgezet. Ook de Transparantierichtlijn lijkt een onderscheid te maken tussen enerzijds bindende besluiten en anderzijds uitvoeringsmaatregelen (zie artikel 23 lid 4, 5 en 7 Transparantierichtlijn).

Deze leden hebben voorts de vraag of op grond van de algemene maatregel van bestuur bedoeld in dit artikel regels (zoals wordt vermeld in de toelichting op dit artikel) kunnen worden gegeven omtrent de wijze van algemeenverkrijgbaarstelling van gereglementeerde informatie zolang de Europese Commissie daartoe geen bindend besluit heeft genomen dan wel uitvoeringsmaatregelen heeft getroffen. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om een reactie.

Artikel 5:45 Wft

In dit artikel (dat is opgenomen in hoofdstuk 5.3 inzake de melding van substantiële deelnemingen) wordt het begrip «dochtermaatschappij» dat in hoofdstuk 5.3 een specifieke betekenis heeft, vervangen door het begrip «gecontroleerde onderneming». Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk waarom de vervanging van het begrip «dochtermaatschappij» alleen in dit artikel van hoofdstuk 5.3 is geschied. Zo wordt hetzelfde begrip «dochtermaatschappij» in de artikelen 5:33 en 5:42 Wft niet vervangen. In de Wet tot uitvoering van richtlijn 2004/25/EG betreffende het openbaar overnamebod (Stb. 2007, 202) wordt in de definitie van «personen die in onderling overleg handelen» ook dit begrip «dochtermaatschappij» gebruikt (zie artikel 1 Tijdelijke regeling invoering Wft). Dit strekt tot verwerking van artikel 1 lid 1, onder d jo. lid 2 van de overnamerichtlijn dat verwijst naar artikel 87 van richtlijn 2001/34/EG . Dit laatste artikel hanteert echter het begrip «gecontroleerde onderneming». Ook hier is het onduidelijk waarom het begrip «dochtermaatschappij» niet wordt vervangen door het begrip «gecontroleerde onderneming». De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering hierop te reageren.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GL), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), J. Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GL), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Vacature (CDA), Anker (CU), Mastwijk (CDA), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Spekman (PvdA).

Naar boven