nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS
VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 september 2007
Graag bieden wij u hierbij het advies van de Raad van State en het daarop
betrekking hebbende nader rapport aan inzake het mandaat van de Intergouvernementele
Conferentie ter herziening van het Verdrag betreffende de Europese Unie en
het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Kamerstuk 31 091,
nr. 4). Bijgevoegd is tevens de adviesaanvraag van de regering aan de Raad
van State.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
F. C. G. M. Timmermans
Aan Hare Majesteit de Koningin
Den Haag, 13 juli 2007
Tijdens de vergadering van 21–23 juni 2007 zijn in de Europese
Raad conclusies vastgesteld. Hieraan is als bijlage I een mandaat gehecht
voor een Intergouvernementele Conferentie (IGC) ter herziening van het Verdrag
betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap (VEG).
Op grond hiervan zal dat het Portugese voorzitterschap naar verwachting
op 23 juli a.s. krachtens artikel 48 VEU een Intergouvernementele Conferentie
bijeenroepen, indien aan de vereiste voorwaarden is voldaan (besluit van de
Raad, in casu de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, na raadpleging
van het Europees Parlement). Deze Intergouvernementele Conferentie verschilt
in zoverre van vorige conferenties dat het mandaat inhoudelijk zeer gedetailleerd
is.
Het mandaat drukt daarmee de politieke overeenstemming uit over de vorm
en inhoud van het nieuwe verdrag. Het beoogde tijdsschema is zeer ambitieus:
afronding van de Intergouvernementele Conferentie dit jaar, mogelijk in oktober
en een streefdatum van ratificatie door alle lidstaten voor 1 januari
2009. Daarom acht het kabinet het raadzaam reeds nu advies te vragen aan de
Raad van State, dit mede met oog op de komende besluiten over de inrichting
van de procedure ter goedkeuring en bekrachtiging van het verdrag.
Het kabinet heeft zijn inzet voor een nieuw verdrag vastgelegd in de brieven
van 19 maart jl. (Kamerstukken II 2006/7, 21 501-20, nr. 344) en
21 mei jl. (Kamerstukken II 2006/7, 21 501-20, nr. 356), die brede
steun kregen in de Eerste en Tweede Kamer. Het akkoord over het nieuwe verdrag
beantwoordt naar de mening van het kabinet in hoge mate aan de Nederlandse
inzet. De bestaande verdragen worden niet vervangen door een verdrag met grondwettelijke
ambitie. Het gaat om een gebruikelijke wijziging van de verschillende bestaande
verdragen. Er wordt aangesloten bij de methode van onder meer de verdragen
van Amsterdam en Nice, waarin door middel van een reeks wijzigingen op het
EU-verdrag en het EG-verdrag het functioneren van de Unie wordt verbeterd.
Ook in inhoudelijk opzicht voldoet het verdrag aan de inzet van het kabinet.
Wij vragen de Raad om zijn oordeel over het karakter van een verdrag conform
de conclusies van de Europese Raad, zoals hierboven vermeld. Mogelijk leidt
dit ook tot overwegingen ten aanzien van de goedkeuring. Graag gaan wij ervan
uit dat de Raad van State zijn adviezen van 13 juni 2003, nr. WO2.030204/I,
14 juli 2003 nr. WO4.030194/I en 10 december 2004 nr. WO1.040517/I/K
alsmede zijn advies van 15 september 2005, nr. WO4.050338/I, hierbij
betrekt. Dit laatste advies, betreffende de gevolgen van de Europese arrangementen
voor de positie en het functioneren van de nationale staatsinstellingen en
hun onderlinge verhouding, verscheen na het referendum in 2005. Het bevat
een nauwkeurige analyse van het vraagstuk van de legitimering van Europees
beleid.
Met het oog op het voorgaande mogen wij u, mede namens de Minister-President,
Minister van Algemene Zaken, verzoeken, daartoe gemachtigd door de Ministerraad,
deze punten op grond van artikel 15, tweede lid, van de Wet op de Raad van
State voor advies aan de Raad van State voor te leggen en de Raad te machtigen
zijn advies rechtstreeks aan ons te doen toekomen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
F. C. G. M. Timmermans