31 086
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn markten voor financiële instrumenten (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten)

nr. 23
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 november 2009

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 15 oktober 2009 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Bos van Financiën over:

– de brief van de minister van Financiën d.d. 27 maart 2009 over de resultaten van het onderzoek effectiviteit Financiële Bijsluiter (28 133, nr. 30);

– de brief van de minister van Financiën d.d. 16 juni 2009 met stand van zaken aanpassing provisieregelgeving (31 086, nr. 21);

– de brief van de minister van Financiën d.d. 9 oktober 2009 over de publicatie van de aanpassing versie Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo) inzake provisieregelgeving (31 086, nr. 22).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck

Voorzitter: Blok

Griffier: Berck

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Irrgang, Vos, Weekers, Blanksma-van den Heuvel, Sap, Koşer Kaya, Van Dijck en Blok,

en minister Bos, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de financiële bijsluiter en de provisieregeling. Ik heet opnieuw van harte welkom de minister, de aanwezige ambtenaren en de belangstellenden op de publieke tribune. Aangezien de totale spreektijd kort is, verzoek ik de Kamerleden om hun inbreng in eerste termijn te beperken tot vijf minuten. Het woord is aan de heer Irrgang van de SP.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. In de jaren ’90, in de jaren van marktwerking en deregulering toen wij de Paarse kabinetten hadden, maakte de toenmalige minister van Economische Zaken de heer Wijers een eind aan de provisiemaximalisatieregeling. Die regeling verbood provisies boven een bepaalde hoogte. Die hoogte was afhankelijk van het soort financieel product. In een brief van mei pleit FIDIN ( Federatie financiële intermediaire dienstverlening in Nederland), de brancheorganisatie voor tussenpersonen, weer voor de invoering van een provisiemaximum voor betalingsbeschermers. Dat zijn juist de koopsompolissen waar het bij DSB, en natuurlijk niet alleen daar, om ging. In de brief van de AFM die wij in juni kregen, lijkt de AFM ook te pleiten voor invoering van een provisiemaximum. Is het nu dan geen tijd om aan provisies een maximum te stellen? Wij kunnen heel lang praten over het belang van de markt, maar feit is dat die niet altijd op de goede manier werkt. Het gebeurt dat mensen ergens intrappen, dat ze erin worden geluisd. Een regeling die een maximum stelt aan provisies kan daar een eind aan maken.

Vorig jaar heeft de minister in een overleg de Kamer toegezegd een eind te zullen maken aan de bonusprovisie. Waarom wordt nu toch weer een uitzondering gemaakt voor niet-geldelijke voordelen? Het heeft de SP-fractie verbaasd dat die uitzondering werd gemaakt. De aangedragen argumenten overtuigen niet. Het gaat bij deze uitzondering weliswaar om niet-geldelijke voordelen, maar die niet-geldelijke voordelen leiden uiteindelijk tot een financieel voordeel voor de tussenpersonen. De beloningen in natura maken dat er minder uitgaven voor tussenpersonen nodig zijn, bijvoorbeeld voor ICT-systemen. Dus de niet-geldelijke voordelen zorgen uiteindelijk voor een financieel voordeel voor de tussenpersonen. Het argument dat ICT-systemen nodig zijn in verband met de schaalgrootte is in die zin niet juist dat tussenpersonen zelf voor de schaalgrootte kunnen zorgen door samen te werken. Die samenwerking is zelfs wenselijk en misschien noodzakelijk.

Mijn derde opmerking betreft de methode van het dienstverleningsdocument. Wij hebben daar weinig vertrouwen in. Daarom is er ook de noodzaak om tot een provisiemaximum te komen. Als je met een dienstverleningsovereenkomst werkt, moet die kort zijn en in een apart document worden vastgelegd. Dat lijkt nu niet het geval te zijn. Het onderzoek van de Consumentenbond zegt dat ook. Het zegt dat procenten in plaats van euro’s worden genoemd, dat het document veel te lang is en het soms zelfs 16 pagina’s telt. Op die manier kun je niets van deze methode verwachten.

Tot slot wil ik een fundamentele opmerking maken. Wordt het alles overziende niet tijd om de zorgplicht, die inhoudt dat een financiële partij de klant moet informeren en moet zeggen wat voor hem passend is, uit te breiden tot wat in het Verenigd Koninkrijk gebruikelijk is, namelijk de klant het beste advies geven in plaats van hem te informeren? De AFM maakt ook over de reikwijdte van de zorgplicht in genoemde brief een aantal fundamentele opmerkingen.

Mevrouw Vos (PvdA): Voorzitter. Het vorige AO maakte al duidelijk dat de markt voor financiële producten niet werkt zoals de markt voor koelkasten. Die vergelijking wordt steeds gemaakt: de mensen zijn nog steeds meer geïnteresseerd in de werking van hun auto en hun ijskast dan in die van financiële producten. Dat leidt tot ongelukken. Wij moeten gewoon constateren dat van deze situatie veel misbruik is gemaakt en nu moeten wij proberen om, zeker na het gedoe met DSB, de consumenten sterker te maken. Dé manier om een markt iets beter te laten werken, is namelijk de consumenten sterker maken. Ik vraag mij overigens wel af of de financiële markt altijd perfect zal werken, maar nu zijn de consumenten overgeleverd aan de adviseur, de tussenpersoon of, in het geval van DSB, aan de direct writers. Dat werkt niet. Het is een fictie dat een consument genoeg financiële kennis kan hebben om de financiële producten te doorgronden. Het zegt al genoeg dat zelfs Gerrit Zalm niks begrijpt van een gewone spaarhypotheek. Ik wil een aantal voorstellen doen, maar eerst iets zeggen over enkele aspecten van het Bgfo.

Een van de problemen met DSB en met veel andere banken is dat veel producten gewoon te complex zijn. Niemand kan doorzien wat zij inhouden. De hypotheken, de koopsompolissen en de verzekeringen worden tot een dodelijke cocktail gemixt en de consument heeft geen idee wat hij koopt. Ik vind eigenlijk dat de overheid, net als zij destijds heeft gedaan voor de ziektekostenverzekeringen, een onafhankelijke website moet opzetten, maar niet zoiets als Independer, want dat is geen onafhankelijke website. Op de onafhankelijke website die ik voorsta zou moeten staan wat de verschillende producten inhouden. De AFM heeft wel zoiets, maar met die website kunnen alleen de echt financieel geletterden wat. Ik meen dus dat er nog een stap gezet moet worden om consumenten sterker te maken, ook omdat zij nog zo afhankelijk zijn van tussenpersonen. De overheid heeft gewerkt met kiesbeter.nl. Voor de minister heb ik weerdoordebomenhetboszien.nl gereserveerd. Die domeinnaam mag hij van mij hebben. Wij zullen ook pleiten voor het opzetten van een telefonische hulplijn. Je kunt namelijk alles wel op schrift hebben, maar veel mensen willen kunnen bellen. Ook dat kan de consument sterker maken. Daarnaast blijf ik ervoor pleiten om het overstappen gemakkelijker te maken, zodat je ergens weg kunt. Ik vind het namelijk nog steeds jammer dat dat bij banken niet kan.

Wij gaan thans weer allerlei regels aanscherpen en regel op regel stapelen, een punt dat wel bij de evaluatie aan de orde komt, maar het gaat mij nu om het feit dat hoe meer regels je maakt hoe meer mensen daar gebruik van maken. De problemen bij DSB hebben daar ook wel mee te maken, want misschien werd wel volgens de letter van de wet gehandeld, maar niet volgens de geest ervan.

Een mogelijkheid is dan het opzetten van een integriteitsregister. DSI (instituut voor Deskundigheid, Screening en Integriteit) werkt daar al mee in opdracht van de AFM. DSI heeft een register met betrouwbare adviseurs. Het probleem is wel dat als iemand uit het register wordt geschrapt, omdat hij niet meer zo betrouwbaar is, wij niet mogen weten wie die persoon is. DSI pleit zelf ook voor een onafhankelijk register, zodat de consument, net als bij het BIG-register, kan zien of degene met wie hij zaken doet door de screening van DSI is gegaan. Als zoiets goed werkt, hebben wij misschien wat minder gedetailleerde regels nodig.

Om de boetes wordt keihard gelachen. De boete van een ton die DSB een paar maanden geleden kreeg, had helemaal geen effect. Er stonden vier regeltjes over in de krant, en de consument stond met lege handen. Mevrouw Kroes heeft een tijd geleden voorgesteld om de bestuursrechtelijke uitspraak en boete te gebruiken in een civielrechtelijke zaak, bij een massaclaimzaak. De wetgeving die wij nu hebben, is alleen effectief als de gedaagde meewerkt. Ik vind dat je bij een collectief schadesysteem het beschikbare bewijs moet kunnen gebruiken. Daarvoor zijn voorstellen gedaan en hierover is eindeloos gesproken met justitie. Van de minister van Financiën wil ik graag horen wat hij hiervan vindt. Het gebruiken van een bestuursrechtelijke uitspraak is een manier om consumenten beter te kunnen compenseren. Er zal sprake zijn van een veel effectievere boete dan de boete van een paar ton die nu wordt gegeven. Ik neem aan dat zoiets een ontzettend afschrikkende werking heeft voor de financiële instellingen die denken dat zij zich met een bepaald businessmodel de markt kunnen toe-eigenen.

Ik ben heel benieuwd wat de minister vindt van de genoemde uitzonderingen op de Bgfo-regels. Er is het gevaar van het waterbed als voor een aantal producten de noodzaak van transparantie niet geldt. Ik zie niet waarom uitzonderingen moeten worden gemaakt. Het dienstverleningsdocument zou een apart document moeten zijn. Ook bij het bonusverbod moeten weer niet uitweggetjes mogelijk zijn. Dit verbod moet een totaalverbod zijn. Als mensen een cursus willen volgen, een website of software willen, dan moeten zij daarvoor maar betalen.

Tot slot wil ik iets zeggen over de Europese ontwikkelingen. Ik vrees dat alles wat wij optuigen ten onder kan gaan als maximale harmonisatie wordt voorgesteld. Ik ben benieuwd wat de inzet van de minister is op onder andere het punt van de PRIPs (Packaged Retail Investment Products).

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Voorzitter. Ik meen dat het debat van vanochtend duidelijk heeft gemaakt dat er veel aan de hand is. Vanochtend hadden wij het over de banken en nu spreken wij over de producten en de intermediairs, de tussenpersonen. Wij willen daarvoor een aparte regelgeving opzetten. Het is namelijk gebleken dat zelfregulering niet altijd werkt, een bijzondere uitspraak uit de mond van een CDA-woordvoerder, maar het blijkt dat er met zelfregulering excessen zijn. Dat betekent dat de sector waarover wij het hebben helaas wet- en regelgeving over zich aan het afroepen is. Bij verschillende producten wordt een provisie van 70%, 80% of 90% in rekening gebracht en dat vinden ook wij absoluut niet toelaatbaar. De suggestie die hier gedaan wordt om een maximum vast te stellen, kunnen wij ondersteunen. Met een maximum weet iedereen waaraan hij toe is. Wat mij betreft is 15% voldoende om aan een product te kunnen verdienen.

In het laatste debat met de minister is heel duidelijk aan de orde gekomen dat bonussen verboden moeten worden. Daarover waren wij heel duidelijk. Ik vind het jammer dat er toch weer een aantal escapes mogelijk zijn. Wij hebben weer tot de conclusie moeten komen dat de sector heel creatief is met het bedenken van uitzonderingen. Die zijn wat ons betreft onwenselijk. Wij willen helderheid voor iedereen en dat de bonusprovisies verdwijnen.

Wij hebben een balansregel van 70/30 en die verhouding zal langzaam veranderen in 60/40 en 50/50. De sector vraagt om een meer zorgvuldige behandeling, omdat sprake is van nogal wat liquiditeitimpact. Ik weet niet of de minister zich daarover heeft laten voorlichten en of hij weet of er meer faillissementen, waaronder oneigenlijke, zullen komen als wij voortvarend tewerk gaan en de balansregel op 50/50 brengen. Voor het CDA is belangrijk dat wij op het evaluatiemoment medio 2010 vooral kunnen zien wat de situatie met betrekking tot dit punt is en dat wij dan een definitief besluit kunnen nemen: doorgaan op de weg van 70/30, 60/40, 50/50 of dat niet doen. Wat mij betreft dient dat dus bij de evaluatie aan de orde te komen.

Volgens mij conflicteert de inducementregel op een bepaald punt wel met de balansregel. Volgens de inducementregel moet sprake zijn van passende beloning, maar volgens de balansregel wordt elk jaar 10% provisie uitgekeerd zonder dat daar een echte activiteit tegenoverstaat. De AFM zegt hier ook iets over. De vraag is hoe in dezen gehandeld moet worden. Zelfs de sector weet dat niet exact.

De AFM werkt met open normen. Ook de sector pleit voor het werken met open normen. Wij vinden dat prima, maar als de AFM voor elke regel van de open normen een richtlijn van 33 pagina’s moet opstellen om aan te geven hoe je de open norm zou kunnen interpreteren, vraag ik mij af waar wij mee bezig zijn en of deze manier van werken de effectiviteit wel ten goede komt.

Mijn collega van de PvdA noemde al het waterbedeffect. Geen mens weet wat het verschil is tussen een complex product en een niet complex product. Als wij met een verbod komen dat alleen geldt bij de verkoop van complexe producten, is er het gevaar van toename bij de niet complexe producten. De sector van de levensverzekeringen zijn wij bijvoorbeeld zwaar aan het reguleren, maar ondertussen doen zich in de sector van de schadeverzekeringen weer excessen voor.

Verder wijs ik erop dat voor de sector de complexiteit sterk is toegenomen. Wij hebben het hier vaak over vermindering van administratieve lasten en over afname van regeldruk. Dan slaan wij nu de plank mis. Ik meen dat wij de situatie opnieuw moeten bekijken en met een Bgfo 3 een eenvoudig, transparant en integer beleid moeten voeren.

De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Als je je baseert op liberale uitgangspunten geloof je in zelfregulering. Als mensen zich namelijk zelf regels opleggen, heb je de meeste kans dat zij zich daaraan houden. Dan hoef je niet een groot handhavingsapparaat op te tuigen. In de afgelopen jaren hebben wij echter gemerkt dat de financiële sector absoluut niet volwassen genoeg is om zich aan zelfregulering te onderwerpen. Elke keer moest de wetgever de teugels strakker aantrekken. Ook nu moeten wij constateren dat de teugels verder moeten worden aangetrokken. Ik ben dus even het vertrouwen kwijt als het gaat om zelfregulering op de financiële markt.

Ik vraag mij wel af hoe fijnmazig wij het net van regels moeten maken, want er worden toch steeds nieuwe openingen gevonden. Deze fundamentele kwestie is vaker door mij aan de orde gesteld. Wij zouden moeten kunnen volstaan met scherpe, algemene regels. Dat moet de uitdaging zijn. Wij moeten mensen en organisaties scherper afrekenen op het nakomen van hun verplichtingen volgens het idee: als je je niet gedraagt, rook je een zeer zware pijp. Ik voel dan ook wel sympathie voor het voorstel dat collega Vos zojuist deed: als de AFM een boete oplegt, betekent dat eigenlijk dat de instelling over de schreef is gegaan en dan is er het eerste bewijs dat je recht hebt op vergoeding bij een schadeclaim. Mevrouw Kroes werkt in Brussel aan een dergelijke regeling voor consumenten.

Ik vind dat wij heel snel tot een evaluatie moeten komen. Wanneer kunnen wij die verwachten?

De inducementregel, die passende beloning met zich brengt, is een zeer goede regel. De heer Irrgang heeft verwezen naar de Britse praktijk, waar een scherpere formulering wordt gehanteerd. Daarvoor ben ik altijd in, maar ik wijs erop dat de inducementregel zich niet geheel verhoudt met de balansregel. Met haar advies naar aanleiding van de toelichting op de algemene maatregel van bestuur zegt de AFM dat de balansregel in een aantal gevallen misschien haaks staat op de inducementregel. Als dat zo is, moeten wij natuurlijk van de balansregel af. Als dat niet zo is, hoor ik daarvoor graag een goede verklaring. Voor een goed begrip: ik wil de teugels niet laten vieren, maar wel dat het set van regels goed functioneert en er geen innerlijke tegenstrijdigheden zijn.

Negen maanden geleden hebben wij in een AO gepleit voor een totaalverbod op bonusprovisie. Ik was daar een groot voorstander van en het idee werd Kamerbreed gesteund. Ik heb destijds op tal van zaken gewezen en de begrafenisverzekeringen genoemd. De minister heeft toen een toezegging gedaan, maar ik moet constateren dat er nog geen totaalverbod is. Er zijn toch weer sluiproutes. Ik krijg bijvoorbeeld het bericht onder ogen: Avéro betaalt pensioenadviseur kwaliteitsvergoeding. Die vergoeding wordt gegeven op grond van de nieuwe provisieregeling voor pensioenadviseurs. Die vergoeding is echter een activiteitenvergoeding en dan denk ik: hebben ze het dan totaal niet begrepen? Ik word dan echt boos. Wij zijn bezig deze sector weer op orde te brengen. Ook door de sector zelf, door de koepelorganisaties, wordt daar erg veel energie ingestoken en dan kan het toch niet zo zijn dat men elke keer probeert om van de mazen in het net gebruik te maken en zijn marktaandeel te vergroten. In de brief van de AFM die de minister op 8 juni naar de Kamer stuurde, zegt de AFM volgens mij: er bestaan perverse prikkels voor het verkrijgen van hoge provisies. De partij die de hoogste provisie betaalt, krijgt het grootste marktaandeel. De AFM wijst erop dat elke keer naar nieuwe wegen wordt gezocht. Van de sector verneem ik dat wellicht de schadeverzekeringen zullen volgen met ongewenste praktijken. Ik zeg dan: leg alles maar helemaal aan banden, hoezeer mij dat als liberaal ook spijt, maar ik ben het nu echt spuug en spuug zat.

Mijn allerlaatste opmerking betreft de bijsluiter en het dienstverleningsdocument. De bijsluiter moet kort en krachtig zijn, want als die een brochure wordt, leest niemand die meer. De bijsluiter moet lijken op de bijsluiter bij medicijnen: heel gemakkelijk moet je kunnen zien wat de plussen en de minnen zijn. Als het kan, moet de bijsluiter gepersonifieerd worden. Wat het dienstverleningsdocument betreft, sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Vos en de heer Irrgang.

Mevrouw Sap (GroenLinks): Voorzitter. Het zijn mooie tijden voor een partij die altijd naast zelfregulering het belang van een strakke overheidsregulering heeft benadrukt. Tijdens de financiële beschouwingen heeft het CDA zich uitgeput in pogingen om ons duidelijk te maken dat het de bonussen voor bankiers spuugzat is. Nu horen wij de VVD zeggen dat zij de provisies spuugzat is. Dan denk ik dat deze minister niet achter kan blijven en dat hij straks zal zeggen dat hij met een strakkere regeling komt.

Ik zal eerst iets zeggen over de financiële bijsluiter en daarna over de provisieregeling. Het werken met een financiële bijsluiter heeft natuurlijk tot doel de positie van de consument te versterken door de transparantie te vergroten, maar uit de praktijk krijgen wij veel signalen die erop wijzen dat meer transparantie zich tegen de consument keert. Dat blijkt ook uit de ontwikkelingen bij de DSB Bank. Meer transparantie blijkt eerder te werken als een producentenbescherming dan als een consumentenbescherming. Immers, mensen hebben door die grotere transparantie alle informatie gekregen. Vaak hebben zij ook nog eens getekend voor het ontvangen van die informatie. Daarmee hebben zij aangegeven dat zij alles snappen en het overal mee eens zijn. Dan staan zij zwakker als zij een schadeclaim indienen vanwege het feit dat hun een veel te duur en ondoorzichtig product is aangewreven.

Dat betekent dat wij met vooral in te zetten op transparantie niet op de goede weg zijn. Met het vergroten van de transparantie hebben wij wetgeving gecreëerd die juridisch en fiscaal complex is en die de consument de facto niet helpt. Daar moeten wij dus mee stoppen. In plaats daarvan willen wij een heldere en strakke regulering. Over die heldere en strakke regulering hebben collega’s al veel gezegd en daarom zal ik kort zijn: de bonusprovisie moet helemaal verdwijnen. Prima! Let dan ook op al die ontwijkmogelijkheden. Formuleer het verbod zo dat het veld gedwongen wordt om de regels na te komen. Het idee van een maximum van 15% voor toegestane provisies spreekt mij bijzonder aan.

Gisteren bleek op het journaal dat de inhoud van de brief van de AFM is uitgelekt. In die brief lees je tussen de regels door dat men zich moet houden aan de wettelijk voorgeschreven maximale provisie. Ook staat er dat FIDIN, die de tussenpersonen vertegenwoordigt, oproept tot maximering van de provisies op 25%. Als de sector zelf zegt dat 25% het maximum kan zijn, dan weet je dat dat percentage een behoorlijke marge kent. Daar mag je dan zeker 10% vanaf halen en dan is het maximum 15%, het percentage dat het CDA ook noemt, perfect.

Mijn laatste opmerking betreft de effectieve sancties. Collega Vos heeft daarover interessante voorstellen gedaan. Ik ben benieuwd wat de minister daarvan vindt. Ik vind het interessant dat wij bij sancties niet alleen maar denken aan extra hoge boetes, waarvan de opbrengst ten goede komt aan de staatskas, maar dat wij vooral denken aan de mogelijkheid van het inbouwen van prikkels, zodat de gedupeerden daar maximaal profijt van hebben.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Ik zal niet stoer zijn, want ik weet dat het erg moeilijk zal zijn om alle ongewenste praktijken voor honderd procent uit te bannen. Dat neemt niet weg dat wij moeten streven naar effectieve regels. Mijn fractie wil dan ook vooral nagaan of wij de effectiviteit van de regelgeving kunnen vergroten. Zij wil ook nagaan hoe dat moet. Laat ik beginnen met iets te zeggen over de financiële bijsluiter.

Terecht hebben de woordvoerders voor mij aangegeven dat heel veel mensen niet weten wat zij voor hun geld krijgen, vooral niet als het gaat om financiële producten. Bij de financiële dienstverlening zijn die veel te ingewikkeld. Sommige aanbieders moffelen veel te hoge provisies weg in het totaalbedrag. Ook voor mijn partij is dat onacceptabel, want dit kan niet de bedoeling zijn. De consumenten worden niet adequaat, effectief en transparant geïnformeerd. Dat moet wel. Mijn collega Francine Giskes heeft reeds in 2002 gevraagd om invoering van de financiële bijsluiter. Na de evaluatie in 2004 is de financiële bijsluiter aangepast en daarmee erop vooruitgegaan. Zij werd korter en duidelijker, maar de verplichting tot actieve verstrekking is afgeschaft. Uit de cijfers van het laatste onderzoek naar de werking van de financiële bijsluiter is gebleken dat de effectiviteit ervan aanzienlijk is verbeterd, maar dat het aantal consumenten dat de financiële bijsluiter daadwerkelijk gebruikt veel lager is. Dat aantal is gegaan van 74% in 2004 naar 42% in 2009. Daarom heb ik enkele vragen.

Het gebruik van de financiële bijsluiter was in 2009 dus lager dan in 2004, terwijl die wel effectiever was voor de mensen die haar gebruikten. Ziet de minister iets in het idee om de financiële bijsluiter weer actief door bedrijven te laten verstrekken en om dat misschien verplicht te stellen, toegespitst op de persoon die een product koopt? Heel duidelijk moet zijn wat men koopt, hoeveel dat kost, wat de aanschaf betekent en welke risico’s men loopt. De minister is van plan om het platform CentiQ (Cent IQ: kennis van geldzaken) in te zetten om de consument meer bewust te maken van de noodzaak om gebruik te maken van de financiële bijsluiter. Kan de minister toelichten waarom hij hiervoor kiest? Je zou toch ook, zoals ik aangaf, bedrijven kunnen verplichten om de bijsluiter actief te verstrekken. Hoe gaat de minister aanbieders en tussenpersonen stimuleren om de financiële bijsluiter vaker te verstrekken? Het onderzoek is verricht onder onliners, onder mensen die dus het internet gebruiken. Gaat de minister nog na wat de effectiviteit is van de financiële bijsluiter bij de mensen die geen gebruik maken van internet? Zal de minister de financiële bijsluiter ook laten gebruiken bij niet-complexe producten?

Dan wil ik iets zeggen over de provisies. In het geven van provisies schuilt het risico van beloningsgedreven kleuring van het advies dat door tussenpersonen wordt gegeven. D66 is dat met de AFM eens. De AFM is verder van mening dat het huidige, wettelijke instrumentarium niet voldoende is om het in rekening brengen van buitensporige provisies adequaat aan te pakken. De minister komt daarom met een verbod op elke provisie anders dan afsluiten doorlopende provisies. Kan de minister toelichten waarom hij niet de niet-complexe producten heeft betrokken bij de wijziging van het Bgfo? De AFM heeft nadrukkelijk geadviseerd om dat wel te doen. Van 2006 tot 2009 hebben de aanbieders van kredietbeschermers hoge provisies ontvangen. Voor kredietbeschermers ontvingen zij gemiddeld 80% en voor woonlastenbeschermers gemiddeld 40% provisie. Ook de DSB maakte zich aan deze praktijken schuldig. Ziet de minister de ontwikkelingen bij DSB als een signaal om de niet-complexe producten meer in aanmerking te nemen? De minister geeft als reden voor het verbod op alle provisies dat daarmee de ontwijkroutes worden afgesloten. Kan hij dat toelichten? De minister geeft met zijn brief aan een aantal complicaties zoveel mogelijk te hebben ondervangen met de consultatieronde. Kan de minister dat ook toelichten? Wat bedoelt hij met: zoveel mogelijk? Welke maatregelen of veranderingen zijn daarbij aan de orde gekomen?

De heer Tony van Dijck (PVV): Voorzitter. Ons viel het eveneens op dat de financiële bijsluiter niet meer automatisch wordt verstrekt. Vroeger was dat verplicht. Nu kan de consument er zelf om vragen of die online opzoeken. Waarom wordt het verstrekken van de financiële bijsluiter niet gewoon weer verplicht gesteld?

Wij zijn ook geschrokken van de gigantisch hoge provisies. Bij het verstrekken van koopsompolissen consumptieve kredieten bedroeg de provisie 80% en bij koopsompolissen hypothecaire kredieten 71%. Dat werd in het algemeen betaald. De minister gaf zelf aan dat dergelijke hoge provisies idioot zijn. De vraag is dan ook wat hij gaat doen om deze idioterie aan te pakken.

De provisiestructuur kent perverse prikkels. Niet het beste advies wordt gegeven, maar het product dat de hoogste provisie oplevert wordt vaak aangeboden en geprevaleerd. Hoe kan een consument, die de tussenpersoon vertrouwt, ervan uitgaan dat de adviseur hem het beste advies geeft en niet het advies dat de adviseur de kans biedt om het meeste te verdienen? De Partij voor de Vrijheid pleit dan ook voor de mogelijkheid van een second opinion. De consument moet ergens terechtkunnen met de vraag: is dit product voor mij het beste product?

Wij vragen ons af hoe de provisiestructuur in de ons omringende landen er uitziet. Als wij dat weten, kunnen wij daar misschien lering uit trekken. Heeft de toezichthouder wel voldoende instrumenten om buitensporige provisies adequaat aan te pakken? Daarover schrijft de AFM ook iets in de brief. Wij vinden allen die hoge provisies belachelijk en vragen de AFM om op te treden, maar zij geeft zelf aan dat niet te kunnen, omdat zij daarvoor niet het instrumentarium heeft. Daarop krijg ik graag een reactie.

Dan wil ik nog iets zeggen over het stapelen van producten. Dat deed zich ook bij DSB voor. Iemand neemt een hypotheek, een koopsompolis en een overlijdensrisicoverzekering. Het een wordt op het ander gestapeld en uiteindelijk zit iemand met een te hoge last in verhouding tot de waarde van de woning. Kunnen wij ontkoppeling van die producten verplicht stellen en bepalen dat die onafhankelijk van elkaar, separaat moeten worden aangeboden en ook separaat moeten worden verrekend? Dat zou zorgen voor een beter inzicht in datgene wat men koopt en dan weet men beter waarvoor men betaalt. Nu wordt alles in één bedrag ondergebracht.

De zorgplicht houdt meer in dan het bieden van alleen transparantie. De minister zet daar heel erg op in. Dat is op zichzelf goed, want heel veel woekerpolissen zijn verkocht aan mensen die niet wisten dat zij met een woekerpolis van doen hadden. Wij vragen ons wel af of niet meer gecontroleerd moet worden dat de zorgplicht wordt nagekomen en de consument het beste product krijgt voor een redelijke prijs.

Graag krijg ik een reactie op wat de heer Boot gisteren zei bij Pauw & Witteman: Nederland kent 7 miljoen woekerpolissen en 800 000 Legio Lease-producten. Klopt dat?

De voorzitter: Het woord is aan de minister. Vanwege de beperkte tijd voor dit AO sta ik geen interrupties toe, maar aan het eind van het betoog van de minister is er nog gelegenheid voor een korte ronde.

Minister Bos: Voorzitter. Ik hoop dat de Kamerleden er enigszins begrip voor hebben dat de mate waarin ik mij heb kunnen voorbereiden op dit overleg niet overhoudt. In het afgelopen half uur is een enorme hoeveelheid gedetailleerde vragen gesteld, maar het liefst wil ik mij in de twintig minuten die ik heb op een paar zaken concentreren. Daarna kunnen wij inventariseren welke vragen niet beantwoord zijn en zal ik ervoor zorgen dat de leden die volgende week per brief beantwoord krijgen. Dit is de enige manier waarop ik mij enigszins in staat acht om mijn antwoord voor kwart over drie af te ronden.

Voorzitter. De manier waarop wij dit onderwerp behandelen, wordt niet gekenmerkt door een volledig geloof in zelfregulering. Gelet op wat er in de afgelopen jaren is gebeurd, moet je constateren dat er meer regels zijn gekomen, zelfs in die mate dat al weer de roep om vermindering ervan klinkt. Dus een groot geloof in de markt brengt bepaald niet een totaal vertrouwen in deregulering met zich mee. Wij hebben een aantal zaken moeten regelen uit hoofde van adviesmatch, een aantal zaken uit hoofde van MiFID (Markets in Financial Instruments Directive) en wij zijn een aantal zaken aan het regelen uit hoofde van het harmonisatietraject. Sinds 1 januari geldt het eerste deel en vanaf 1 januari 2010 het tweede. Een aantal zaken waarover wij op een dag als vandaag ons ook druk maken en die door de ontwikkelingen bij de DSB Bank aan de orde zijn, kunnen niet meer voorkomen. Wij hebben bijvoorbeeld reeds verandering aangebracht ter verbetering van de provisietransparantie, maar ook de inducementnorm is stevig tot uitdrukking gebracht. Het is waar dat in een groot aantal gevallen een open norm geldt. Met de inducementnorm wordt gesteld dat provisies, het systeem van provisies en de manier waarop provisies bij klanten in rekening gebracht moeten worden uiteindelijk het belang van de klant moeten dienen. Bij de AFM bestaat er geen misverstand over dat provisies van 80% tot 90% niet in het belang van de klant zijn. Dus die zijn gewoon niet mogelijk op grond van deze norm.

Je kunt een stap verdergaan, je kunt gaan in de richting van provisiemaximalisatie, iets waarvoor onder anderen de heer Irrgang pleit, maar allereerst is het dan de vraag of die maximalisatie nodig is, omdat onze wens van maximalisatie vooral voortkomt uit praktijken die stammen uit de periode waarin de nieuwe regelgeving nog niet van kracht was. Misschien zou de nieuwe regelgeving al te hoge provisies kunnen voorkomen. Eigenlijk weten wij dat nog niet, maar onze indruk is dat sinds 1 januari jl. onder druk van de wijziging van de regelgeving de markt aan het veranderen is.

Daarnaast moeten wij een ander aspect in aanmerking nemen. Wij volgen een traject waarmee een aantal jaren is gemoeid. Op grond van een bepaalde systematiek wordt een geheel nieuw bouwwerk neergezet en wordt aangegeven hoe wij om willen gaan met provisies, verantwoordelijkheden en dergelijke. Als wij nu opeens voor provisiemaximalisatie kiezen, kiezen wij eigenlijk voor een geheel andere invalshoek, voor een geheel ander systeem. Je moet je dan afvragen of dat wenselijk is.

Ik begrijp dat een aantal leden zorgen heeft vanwege de gebezigde provisiepraktijk. Ik zeg graag toe om nog een keer met de AFM, maar ook met de Consumentenbond overleg te plegen over de vraag of zij met ons van mening zijn dat wij de huidige praktijk een kans moeten geven en of er inmiddels een keer ten goede is. Misschien zullen zij zeggen: of de wens het gevolg is van de actualiteit dan wel gebaseerd op andere observaties, wij moeten mogelijk voor een andere aanpak kiezen. Ik noem nadrukkelijk de Consumentenbond, omdat juist van de kant van die bond is gezegd: wij hebben liever transparantie dan maximalisatie, want bij maximalisatie gaat iedereen tegen het plafond zitten. Dat laatste zou betekenen dat de mededinging verstoord wordt en de keuzevrijheid voor de klant afneemt, want iedereen gaat dan het maximum aan provisie in rekening brengen. Niettemin, ik begrijp de zorgen heel goed, zeker in het licht van de actualiteit. Dus ik ga dat gesprek graag aan.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. De minister zegt dat een provisie van 80% tot 90% op grond van de nieuwe, open norm niet mogelijk is. Dat heeft hij althans van de AFM begrepen. Die 80% verschilt echter nogal van de 15% die het CDA voorstelt. Het FIDIN stelt een provisie van 25% voor. Tussen het een en het ander zit nogal een verschil. Let wel, het gaat om een afstand van 15% tot 80%. Wij hebben tijdens het vragenuurtje gesproken over 70%. Ik vraag de minister om de Kamer toe te zeggen met een provisiemaximalisatieregeling te komen. Inderdaad, dat zal een systeemwijziging zijn, maar voor die wijziging is alle reden.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik kan dat onderstrepen, maar ik kan ook leven met de toezegging van de minister om met de AFM en de Consumentenbond overleg te plegen om te bezien waar wij met elkaar uit kunnen komen en om na te gaan wat een reëel systeem is. De minister kan daarover vervolgens mededeling aan de Kamer doen.

De heer Weekers (VVD): Wat mij betreft kan dit punt aan de orde komen bij de evaluatie, die snel uitgevoerd moet worden. Als het systeem echt gaat functioneren, hebben wij die maximalisatie niet nodig, maar wat mij betreft blijft die maximalisatie wel in beeld als stok achter de deur.

Mevrouw Vos (PvdA): Ik vind het voorstel om ook met de Consumentenbond overleg te plegen heel erg zinnig. Ik wil gewoon druk op de ketel houden. Met die evaluatie is nog een tijd gemoeid. Ik wil wel dat zodra de minister met deze partijen heeft gesproken hij de Kamer een brief stuurt, zodat wij redelijk snel iets kunnen doen.

Mevrouw Sap (GroenLinks): Ik ben het ermee eens dat er druk op de ketel moet blijven. Kan die brief nog voor de kerst tot ons komen? Dat zou heel mooi zijn. Wij zien dat er in de praktijk ontzettend veel misgaat. Het is dan ook belangrijk om snel door te pakken. Wel vraag ik de minister om heel serieus de optie van provisiemaximalisatie uit te werken. Het liefst zou ik nu de toezegging krijgen dat hij die doorvoert. Het moet niet de bedoeling zijn dat wij in een paar regeltjes lezen dat alle gesprekspartners dat niks vinden. Het gaat mij om echt serieuze verkenningen.

De heer Tony van Dijck (PVV): Ik vind het heel belangrijk dat wij de AFM de instrumenten geven om datgene te bestrijden wat nu voor veel maatschappelijke verontwaardiging zorgt. Ik meen verder dat het belangrijk is dat de beoogde gesprekken snel worden gevoerd en de brief snel komt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik zeg: ga vooral aan het werk, minister.

Minister Bos: Daar speelt u allen een heel grote rol bij.

Voorzitter. Ik ben het met de heer Irrgang eens dat 80% en 90% een heel groot verschil is met 15%, zeker als je vindt dat 80% en 90% provisie niet mag. Probleem is dat ik ook niet weet wat in de range van 15% tot 80% wel redelijk is. Dat is het principiële probleem bij elke vorm van provisiemaximalisatie. Niettemin, zoals ik eerder heb gezegd: in het licht van de oplaaiende discussie en in het licht van de praktijk die wij gezien hebben, vind ik het belangrijk van zowel de AFM als de Consumentenbond te vernemen of zij de markt op dit punt zien veranderen, of zij van mening zijn dat de reeds in gang gezette maatregelen toch voldoende waarborgen bieden, waardoor het type praktijken waar wij ons collectief over opwinden nauwelijks of niet meer voor kunnen komen. Ik kan mij voorstellen dat, zoals de heer Weekers zei, je een stok achter de deur houdt. De uitkomst van het gesprek met de AFM en de Consumentenbond zou echter kunnen zijn dat dit punt wordt betrokken bij de evaluatie van met name de balansregel. Die evaluatie is gepland voor de eerste helft van 2010. Wij treffen er nu de voorbereidingen voor. De evaluatie komt dus betrekkelijk snel en het zou mogelijk zijn om dit punt daarbij te betrekken. Laten wij stap voor stap te werk gaan. Mijn suggestie zou daarom zijn om dit eerst met de AFM en de Consumentenbond te bespreken en dat te doen met het perspectief dat ik schetste. Ik wil daarbij dus nadrukkelijk de mogelijkheid openhouden van opneming in de geplande evaluatie. Dat zou redelijk soepel moeten kunnen.

Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over de problematiek van de administratieve lasten. Ik meen dat wij ons moeten realiseren dat er spanning zal blijven tussen de mate waarin wij denken in staat te zijn om door middel van regelgeving bepaalde praktijken te stoppen en de ambities die wij hebben op het gebied van terugdringing van de administratieve lastendruk. Dat stelt ons voor een heel moeilijke keus. Op beide terreinen onverminderd hoog inzetten, leidt tot spanning. Een van de manieren om die spanning weg te nemen, is het gebruik van open normen. Dan stel je namelijk wel regels, maar op een manier die de minste administratieve lasten met zich meebrengt, omdat die de meeste discretionaire mogelijkheden voor de ter zake bevoegde toezichthouder opent. Als je echter die open norm niet wilt en meer kiest voor een gedetailleerde normstelling, leidt dat tot een hogere administratieve lastendruk. Dat kan men gewenst vinden in het licht van de praktijken waaraan je een eind wilt maken, maar tegelijkertijd is het de vraag of je dan aan die praktijken ook daadwerkelijk een eind maakt. Markten en marktpartijen kunnen namelijk ongelooflijk creatief zijn en de regels omzeilen. Ik doe dus niets af aan het bestaan van het spanningsveld. U hoort mij dan ook niet onverkort zeggen dat vermindering van de administratieve lastendruk heilig is en dat de rest daaraan ondergeschikt is. Nee, er is een spanningsveld en wij zullen continu een afweging moeten maken en van geval tot geval moeten zoeken naar de balans.

Kan alles nog eenvoudiger? Met de keus voor de huidige systematiek hebben wij natuurlijk willen aansluiten bij het MiFID-regime. De MiFID is de Europese richtlijn en met het zoeken naar eenvoud kunnen wij eigenlijk niet met minder genoegen nemen. Wij hebben eerder afgesproken om zo min mogelijk meer te doen dan de Europese richtlijnen voorschrijven. Aan dat uitgangspunt willen wij vasthouden. Bij het toepassen van MiFID gaat het bijvoorbeeld om de inducementnorm en gelet op het vraagstuk van vereenvoudiging lijkt de gekozen opzet het meeste perspectief te bieden.

Uit de inducementnorm volgt dat provisies, waaronder bonusprovisies, alleen zijn toegestaan als zij geen afbreuk doen aan de belangen van de klant. Dat is in hoogste abstractie wat deze norm met zich meebrengt. Dus provisies die verkeerde prikkels geven, zijn niet toegestaan en bonusprovisies zijn totaal niet gerelateerd aan een individuele overeenkomst of aan een individueel product, maar zij zijn louter gebaseerd op verkoopcijfers.

Er zijn uitzonderingen op deze regel. Die hebben met name betrekking op provisies in natura. Het is goed om ons te realiseren dat die uitzonderingen mede op aandringen van de toezichthouder, de AFM, zijn geïntroduceerd. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat provisies in natura, bijvoorbeeld in de vorm van geleverde adviessoftware of opleidingen, de kwaliteit van de dienstverlening ten goede kunnen komen en zodoende in het belang zijn van de klant. Daarmee voldoen die provisies aan de inducementnorm. Aan het toestaan van deze provisies ligt dus deze redenering ten grondslag. Ik had gehoopt dat de leden met mij van mening zouden zijn dat het aantal uitzonderingen op het verbod op bonusprovisies buitengewoon minimaal is, ook veel kleiner dan ik in een eerder debat heb bepleit. Men is dus echt een stuk verder gegaan. Gelet ook op de positie die de AFM inneemt, zijn er dus op dit specifieke punt goede argumenten te geven voor het toestaan van uitzonderingen.

Mevrouw Vos (PvdA): Voor het niet toestaan van uitzonderingen bedoelt u?

Minister Bos: Nee, ik heb het over provisies in natura. Daarvoor kan een uitzondering worden gemaakt.

Mevrouw Vos (PvdA): Dat wilden wij dus helemaal niet.

Minister Bos: Ik gaf zojuist de argumenten waarom die uitzonderingen toch gemaakt zijn en nu reageert u weer op mijn argumenten. Of niet?

Mevrouw Vos (PvdA): Het begint mij een beetje te duizelen, maar ik wil bevestigd hebben dat de hele Kamer geen uitzonderingen wil. Wij zien namelijk het gevaar van het waterbed. Er kunnen wel allerlei redenen aangevoerd worden voor uitzonderingen, maar wij willen dat men op de normale manier betaalt voor wat men nodig heeft.

Minister Bos: Ik zou graag willen dat u reageerde op mijn inhoudelijke argumenten. Er zijn er ten minste twee. Mijn eerste argument is dat de toezichthouder erop aangedrongen heeft om voor de provisies in natura een uitzondering te maken. Mijn tweede argument betreft het feit dat sommige provisies in natura de kwaliteit van de dienstverlening aan de klant ten goede komen en dus mogelijk zijn op grond van de normstelling.

Mevrouw Vos (PvdA): Ik reageerde juist op dat inhoudelijke argument van de toezichthouder. Daarmee zijn wij het gewoon niet eens.

Minister Bos: Ik wil graag weten waarom.

Mevrouw Vos (PvdA): Bij provisie in natura zou de tussenpersoon software kunnen krijgen. Gevolg daarvan is dan dat kleine aanbieders moeilijker toegang hebben tot het intermediaire kanaal. De ervaring van de afgelopen jaren leert dat zodra je een kleine opening creëert die steeds groter wordt. Bovendien heeft het verstrekken van software een concurrentievervalsende werking.

Minister Bos: Onze stelling zou juist zijn dat deze uitzonderingen in het voordeel van de kleinere aanbieder is. Als je tot de grotere aanbieders behoort, is het gemakkelijker om software aan te schaffen en is het gemakkelijker om een opleiding te volgen. Juist als je een kleine aanbieder bent, kun je je dat niet veroorloven en word je met dit soort provisies gesterkt in je positie bij de klanten.

Mevrouw Vos (PvdA): De kleine aanbieders kunnen samenwerken. Wij zijn van verschillende kanten gewaarschuwd en daarbij is gezegd dat deze uitzonderingen absoluut niet het effect hebben waar u op doelt.

Minister Bos: Maar ik vraag u om een inhoudelijke onderbouwing van die stelling.

De heer Weekers (VVD): Ik wil mevrouw Vos helpen. Stel dat tussenpersonen van de ene maatschappij in de watten worden gelegd met allerlei software en cursussen en andere tussenpersonen niet. Dan is het gemakkelijk om die software en cursussen zo in te richten dat de opdrachten naar die ene maatschappij gaan. De VVD hecht groot belang aan het werken met een intermediair, maar wel met dien verstande dat hij de klant aan het beste product en aan de beste producent helpt. Er moet niet een voorselectie zijn ten behoeve van die producenten die het leven voor het intermediair gemakkelijker willen maken.

Mevrouw Vos (PvdA): Ik wil nog een heel duidelijk voorbeeld geven. Ik heb ooit een derde pijler pensioenproduct in elkaar geknutseld met een half procent korting. Wij dachten daarmee de markt te veroveren, maar het product werd niet gekocht, omdat niemand er wat aan verdiende. Zo werkt het systeem nu eenmaal. Wij konden geen golfclinic of iets dergelijks aanbieden, want wij waren een kleine partij en daardoor kwamen wij niet in dat intermediaire kanaal. Daarom ben ik er gebrand op dat geen uitzonderingen worden gemaakt.

Minister Bos: Nu begrijp ik u iets beter. Dat betekent nog niet dat ik het met u eens ben, maar wel dat ik graag toezeg dat ik beide argumenten met de AFM zal bespreken in het licht van de kennelijke wens van velen van u om vooralsnog geen ruimte te scheppen voor dit type uitzonderingen. Ik zal de Kamer vervolgens zo snel mogelijk rapporteren.

Voorzitter. Wij zijn het eens met de heer Irrgang en anderen dat de dienstverleningsovereenkomst in principe leesbaar, begrijpelijk en zo kort mogelijk moet zijn en dat die vervat moet worden in een apart document. De AFM heeft een leidraad gepubliceerd met concrete handvatten. Zij heeft de verantwoordelijkheid om continu te monitoren of de leidraad werkzaam is en of de partijen zich daaraan houden.

Dan wil ik nog iets zeggen over de evaluatie en de balansregel. De evaluatie zal in de eerste helft van 2010 verschijnen en vooral gaan over de balansregel, maar we scheppen nadrukkelijk ruimte voor de mogelijkheid om te bezien of de praktijken in de markt inderdaad zodanig veranderen dat het niet nodig is om tot bonusmaximalisatie te komen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): De evaluatie dient inderdaad te gaan over de balansregel, de inducementnorm en het dienstverleningdocument, maar nu wij met elkaar iets tot stand hebben gebracht en een en ander vastligt in het systeem, gaat het om de effectiviteit ervan. De sector klaagt dat het systeem niet te handhaven of uit te voeren is en dat kleine intermediairs zich er bijna niet aan kunnen houden. Het is namelijk erg complex. Dat aspect zou wat mij betreft bij de evaluatie aan de orde moeten komen. De vraag is dus hoe wij het systeem eenvoudiger kunnen maken.

Mevrouw Sap (GroenLinks): Hierbij geldt uitdrukkelijk het punt van de administratieve lastendruk. De minister zei zojuist dat een gesloten norm tot een hogere druk zou leiden, maar opmerkelijk is dat juist het veld voortdurend zegt die gesloten norm te willen, omdat de open normen een zware administratieve druk met zich meebrengen. Ik wil daarom dat bij de evaluatie expliciet wordt nagegaan hoe de normen feitelijk uitwerken en wat zij betekenen voor de administratieve lastendruk.

Minister Bos: Het laatste punt, het punt dat mevrouw Sap naar voren bracht, kan zonder meer in de gesprekken die ik met de AFM en de Consumentenbond zal hebben aan de orde komen. Wij zullen dus nagaan of er behoefte is aan een gesloten norm. Dat is voor een toezichthouder altijd relevant, want als hij doet waaraan behoefte is, is handhaving gemakkelijker. Het is dus belangrijk om dit te bekijken. Zoals ik al zei, kunnen wij aan de hand van de gesprekken met de AFM en de Consumentenbond nagaan wat er precies bij de evaluatie op dat gebied aan de orde moet komen. Ik wil echter dat de evaluatie vooral zal gaan over de balansregel en de effectiviteit van onze regeling voor provisies. Misschien mag ik hetgeen de leden nu aangeven meer zien als relevante context en als punten die niet allemaal zeer specifiek geëvalueerd hoeven te worden, want dat zou het onderzoek zo ver doen uitdijen dat ik mij afvraag of het binnen de geplande tijd is af te ronden. Dus als ik deze punten mag zien als relevante context, moeten wij een eind kunnen komen.

Mevrouw Blanksma heeft gesproken over de spanning tussen de balansregel en de inducementnorm. Deze twee naast elkaar bestaande normen zijn maatregelen die beide gericht zijn op het voorkomen van perverse financiële prikkels. De inducementnorm is uiteindelijk een norm die bepaalt waaraan men moet voldoen bij het geven van provisies: de prikkel moet van dien aard zijn dat de tussenpersoon zich inzet voor het belang van de klant. De balansregel ziet meer op het moment waarop de provisie wordt uitbetaald. Het een verschilt dus nadrukkelijk van het ander: inhoud versus moment. Ze kunnen wel met elkaar te maken hebben. Je zou kunnen zeggen dat de hit and run-provisie, waaraan je door middel van de balansregel een eind wilt maken, een vorm van provisie is die zelden in het belang van de klant is. Op deze manier kun je de spanning tussen beide normen analyseren, maar zoals gezegd: aan de hand van de gesprekken met de AFM en de Consumentenbond kunnen wij nagaan of het goed is het punt van de provisies bij de evaluatie te betrekken. Dan komt vanzelf de spanning tussen de balansregel en de inducementnorm aan de orde. De werking van de balansregel was toch al onderdeel van de evaluatie.

De heer Weekers (VVD): De werking van de balansregel komt bij de evaluatie aan de orde, dus in de eerste helft van het komende jaar. Als ik goed ben geïnformeerd zal de balansregel in de tussentijd van 70/30 naar 60/40 gaan. Het lijkt mij verstandig om, net als vorig jaar, de huidige situatie, die van 70/30, te bevriezen totdat wij de uitkomst van de evaluatie ontvangen.

Minister Bos: Dat zou ik niet doen. Wij zitten nu op een traject waarover uitvoerig met elkaar is gesproken. Iedereen houdt er rekening mee dat alles gaat zoals wij ons hebben voorgenomen. Daar wil ik nu wel aan vasthouden.

De heer Weekers (VVD): Volgens mij is vriend en vijand het hierover eens. Mag ik daarom de minister in elk geval vragen om hier iemand nog eens rustig naar te laten kijken en daarop in de brief terug te komen?

Minister Bos: Dat is zonder meer goed.

Voorzitter. Willen de leden alle vragen waarop zij geen antwoord hebben gekregen, ons via de griffie doen toekomen? Dan hoeven wij niet alleen op onze aantekeningen af te gaan.

De voorzitter: Daar zullen wij voor zorgen. Daarmee sluit ik dit overleg en dank ik iedereen voor de getoonde zelfbeheersing.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GroenLinks) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Heerts (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GroenLinks) en Smeets (PvdA).

Naar boven