31 084
Wijziging van de Bekendmakingswet en enkele andere wetten in verband met de elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling in geconsolideerde vorm van wetten, algemene maatregelen van bestuur, anders dan bij wet of algemene maatregel van bestuur vastgestelde algemeen verbindende voorschriften en andere besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht (Wet elektronische bekendmaking)

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 december 2007

Wij zijn verheugd over het feit dat de leden van de verschillende fracties in het verslag over het wetsvoorstel elektronische bekendmaking overwegend positief hebben gereageerd op het wetsvoorstel. In deze nota naar aanleiding van het verslag gaan wij in op de vragen en opmerkingen uit het verslag, waarbij wij de indeling van het verslag zoveel mogelijk zullen volgen.

1. Strekking en doelstelling van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie en de SP-fractie stelden enkele vragen over de bekendmaking van «rijksregelgeving» naar aanleiding van de passage in de memorie van toelichting over artikel 22 van het Statuut. Dit artikel draagt aan de regering van het Koninkrijk de zorg op voor de officiële bekendmaking van rijkswetten en algemene maatregelen van rijksbestuur. In Nederland wordt deze bekendmaking verzorgd door de minister van Justitie, in de Nederlandse Antillen en in Aruba door de Gouverneur van het desbetreffende land. Volgens artikel 22 moet de bekendmaking geschieden in het land waar de regeling zal gelden in het officiële publicatieblad van dat land. De uitgifte van de publicatiebladen en dus ook de keuze om deze al dan niet in elektronische vorm uit te geven, is een landsaangelegenheid. De Bekendmakingswet is weliswaar mede van toepassing op de bekendmaking van rijksregelgeving, maar ziet dus alleen op de bekendmaking in Nederland. Binnen de grenzen van artikel 22 van het Statuut staat het de landen van het Koninkrijk vrij om te bepalen op welke wijze zij hun publicatiebladen uitgeven. De staatkundige herstructurering van de Nederlandse Antillen heeft niet tot doel om op dit punt veranderingen aan te brengen in de verantwoordelijkheden van de landen van het Koninkrijk zoals deze uit het Statuut voortvloeien. In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie waarom wij dit punt thans niet hebben meegenomen, merken wij op dat het niet onze voorkeur heeft om het proces rond de staatkundige herstructurering te belasten met eventuele Statuutwijzigingen die buiten het kader van die herstructurering vallen.

In antwoord op de daartoe strekkende vraag van de leden van de CDA-fractie kunnen wij meedelen dat ons geen concrete voornemens bekend zijn van Aruba of de Nederlandse Antillen om tot elektronische uitgifte van publicatiebladen over te gaan.

De leden van deze fractie vroegen in dit verband voorts hoe in de toekomst de publicatie zal verlopen van regelgeving die wordt vastgesteld door de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Vanaf het moment dat deze eilanden als openbare lichamen deel zullen uitmaken van het land Nederland, zal de bekendmaking van door die lichamen vastgestelde algemeen verbindende voorschriften vallen onder het regime van de toekomstige Wet op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES). Deze wet zal de bestuurlijke inrichting van deze openbare lichamen regelen (vergelijkbaar met de regels in de Gemeentewet voor Nederlandse gemeenten) en dus ook regels bevatten voor de bekendmaking van door die openbare lichamen vastgestelde algemeen verbindende voorschriften. In het kader van de voorbereiding van de WolBES wordt onder andere bezien in hoeverre ook voor deze openbare lichamen een verplichting tot elektronische bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften en elektronische beschikbaarheid van geconsolideerde versies kan gelden, op gelijke voet als in het onderhavige wetsvoorstel wordt voorzien voor gemeenten, provincies, waterschappen en PBO-lichamen.

De leden van de SP-fractie vroegen hoe de regering erover denkt om de overgang naar elektronische bekendmaking aan te grijpen om de bekendmakingen te combineren met nadere uitleg, praktijkvoorbeelden en de mogelijkheid om vragen te stellen.

Naast de publicatie van regelgeving in oorspronkelijke en in geconsolideerde vorm vindt er ook voorlichting over regelgeving plaats. Hierbij wordt de regelgeving door middel van uitleg, samenvatting en voorbeelden toegankelijk gemaakt voor een breder publiek. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het Bedrijvenloket, door Postbus 51 en door de producten- of dienstencatalogus die vele overheden op hun website plaatsen. Daarbij wordt de digitalisering van regelgeving benut door bij de voorlichtingsteksten hyperlinks te plaatsen naar de teksten van regelingen. In de visie van de regering is dit de juiste methode.

Daarnaast heeft de werkgroep «Openbare internetconsultatie bij voorbereiding van regelgeving» minimumnormen voorgesteld voor openbare internetconsultatie bij de departementale voorbereiding van wet- en regelgeving. In de brief waarmee dit rapport aan de Tweede Kamer is toegezonden heeft de tweede ondergetekende reeds het belang en het nut van openbare internetconsultatie benadrukt en toegezegd het voortouw te nemen bij de voorbereiding van het kabinetsstandpunt over dit rapport.1

De leden van de VVD-fractie vroegen of reeds op dit moment kan worden aangegeven wanneer zal worden overgegaan tot uitsluitend elektronische uitgifte van het Staatsblad en de Staatscourant.

Het streven is erop gericht om de Wet elektronische bekendmaking per 1 januari 2009 in werking te laten treden.

De leden van deze fractie vroegen tevens hoe burgers en instellingen zullen worden geïnformeerd over het feit dat op enig moment de elektronische publicatie de rechtsgeldige bekendmaking vormt.

Uiteraard gebeurt dit door bekendmaking van de Wet elektronische bekendmaking en van het inwerkingtredingsbesluit in het Staatsblad. Daarnaast ontvangen de abonnees van de gedrukte publicatiebladen hierover bericht en zal op de websites waarop de regelgeving nu nog in onofficiële vorm wordt gepubliceerd hierop worden geattendeerd. Bovendien zal hieraan aandacht worden gegeven door middel van persberichten en andere voorlichtingsactiviteiten.

2. Voorbereiding van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie stelden een aantal vragen over de invoeringsdatum van 1 januari 2010. Geldt deze datum voor de elektronische bekendmaking en voor de verplichting om regelingen in geconsolideerde vorm te publiceren? Geldt deze datum voor alle decentrale overheden? Is deze datum wel verantwoord en hoe hard is deze datum?

In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de regering voorziet dat de artikelen die betrekking hebben op de verplichting van provincies, gemeenten en waterschappen om geconsolideerde regelingen op internet te publiceren eerst per 1 januari 2010 in werking zullen treden, teneinde deze bestuursorganen de gelegenheid te geven om hun regelingenbestanden in elektronische vorm te publiceren.1 Dezelfde verplichting voor PBO-organen gaat direct in bij de inwerkingtreding van de wet, waarbij gestreefd wordt naar 1 januari 2009. Hier is geen overgangstermijn nodig, omdat de regelingen van PBO-organen nu reeds in geconsolideerde vorm in www.wetten.nl zijn opgenomen. De verplichting om algemeen verbindende voorschriften elektronisch bekend te maken gaat voor gemeenten, provincies, waterschappen en PBO-organen in op een bij koninklijk besluit nader vast te stellen datum.

Ten behoeve van het overzicht zijn de verschillende verplichtingen uit het wetsvoorstel met de data waarop deze naar verwachting ingaan, opgenomen in de onderstaande tabel:

Verplichting:Datum ingang:
• Staatsblad en Staatscourant (en het Tractatenblad) worden elektronische uitgegeven• Gemeenteblad, provinciaal blad, waterschapsblad en Verordeningenblad bedrijfsorganisatie mogen elektronisch worden uitgegeven • Geconsolideerde teksten van algemeen verbindende voorschriften van de rijksoverheid en van PBO-organen worden verplicht op internet gepubliceerd.streefdatum 1-1-2009 (bij inwerkingtreding van de Wet elektronische bekendmaking)
• Geconsolideerde teksten van algemeen verbindende voorschriften van gemeenten, provincies en waterschappen worden verplicht op internet gepubliceerd.streefdatum 1-1-2010 (inwerkingtreding van de betreffende artikelen)
• Gemeenteblad, provinciaal blad, waterschapsblad en Verordeningenblad bedrijfsorganisatie moeten elektronisch worden uitgegevenop een nader te bepalen datum (deze datum kan verschillen voor verschillende overheden)

De regering is van mening dat de periode tot 1 januari 2010 de decentrale overheden voldoende gelegenheid biedt om de elektronische publicatie van geconsolideerde regelgeving tot stand te brengen. De projecten die de afgelopen periode zijn voltooid, laten zien dat er in de regel niet meer dan een jaar doorlooptijd nodig is. Mocht daar echter voldoende aanleiding toe zijn, dan is het mogelijk om de verplichting op een later tijdstip in werking te laten treden.

De leden van de CDA-fractie wilden voorts weten of de overgang naar verplichte elektronische bekendmaking voor alle decentrale overheden gelijktijdig zal plaatsvinden.

Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om de verplichting tot elektronische bekendmaking per categorie (gemeenten, provincies, waterschappen, PBO) op een verschillend moment in werking te laten treden. Uit een oogpunt van duidelijkheid voor het publiek is er een voorkeur om de verplichting voor alle categorieën tegelijk in werking te laten treden. Niettemin wil de regering de mogelijkheid open houden om dit anders te doen als de praktijk hierom vraagt.

De leden van de SP-fractie vroegen aandacht voor het feit dat de VNG kanttekeningen plaatst bij het voornemen om op 1 januari 2010 alles in geconsolideerde vorm op internet te publiceren. Zij vroegen of de regering kan beargumenteren waarom zij 1 januari 2010 wel een haalbare datum vindt. Waarom wordt hier een datum genoemd, terwijl de verplichting om elektronisch bekend te maken voor decentrale overheden in zal gaan op een nader vast te stellen datum?

Op de haalbaarheid van 1 januari 2010 is hierboven reeds ingegaan naar aanleiding van vragen van de leden van de CDA-fractie. Met de publicatie van geconsolideerde regelgeving op internet door decentrale overheden is al ruime ervaring opgedaan. Een centrale voorziening om dit proces te ondersteunen wordt binnenkort operationeel. Dit maakt het mogelijk om een realistische datum te noemen waarop de wettelijke verplichting kan ingaan. Met elektronische bekendmaking door decentrale overheden is nog geen ervaring opgedaan. De wenselijkheid en mogelijkheid om dit door een centrale voorziening te ondersteunen is nog onderwerp van overleg. Het is daarom te vroeg om hier al een concrete invoeringsdatum te noemen.

3. Huidig juridisch kader

De leden van de CDA-fractie deden de suggestie om bij de invoering van de elektronische bekendmaking Staatsblad en Staatscourant samen te voegen onder handhaving van de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling tussen de ministers van BZK en Justitie. Een dergelijke «één-loketoplossing» zou de toegankelijkheid verhogen.

De regering meent dat de toegankelijkheid en herkenbaarheid het meest worden gediend met het laten voortbestaan van Staatsblad en Staatscourant. Het verband met publicaties die dateren van voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel blijft daardoor intact. Omdat Staatsblad en Staatscourant in elektronische vorm op één website zullen worden gepubliceerd, worden tegelijkertijd de voordelen van de door de leden van de CDA-fractie bepleite één-loketbenadering gerealiseerd. De beide uitgaven zullen zowel afzonderlijk als gezamenlijk te doorzoeken zijn.

De leden van de CDA-fractie vroegen of de regering verwacht dat gemeenten met een gemeenteblad dit blad zullen opheffen in de aanloop naar verplichte elektronische bekendmaking. Hoe zullen gemeenten andere mededelingen dan de bekendmaking van regelgeving in de toekomst gaan publiceren?

Het wetsvoorstel schrijft in art. XII voor dat gemeenten op een nader vast te stellen datum hun regelgeving bekend gaan maken in een elektronisch gemeenteblad. Het ligt niet voor de hand dat gemeenten in de aanloop hier naar toe het eigen gemeenteblad – voor zover ze hierover beschikken – zullen opheffen. Het ligt voorts in de verwachting dat veel gemeenten die hun bekendmakingen publiceren in plaatselijke of regionale bladen hier in eerste instantie bij wijze van aanvullende service mee door gaan nadat elektronische bekendmaking verplicht is geworden. Met betrekking tot andere mededelingen dan algemeen verbindende voorschriften zijn en blijven gemeenten vrij in de wijze van publiceren. De verwachting is dat dergelijke mededelingen steeds vaker ook in elektronische vorm zullen worden gepubliceerd, waarbij burgers zich per e-mail kunnen laten attenderen aan de hand van een persoonlijk interesseprofiel. Indien een dergelijke vorm van informatievoorziening algemeen ingang vindt, zou dit er op den duur toe kunnen leiden dat de publicatie in huis-aan-huisbladen overbodig wordt.

De leden van de CDA-fractie wilden tevens weten in welke mate de overgang naar verplichte elektronische bekendmaking bij decentrale overheden geregisseerd zal verlopen.

In de memorie van toelichting wordt opgemerkt (blz. 14) dat met vertegenwoordigers van de decentrale overheden wordt bezien wat er nodig is om te bewerkstelligen dat alle overheden verantwoord elektronisch bekend kunnen maken, waarbij wordt overwogen om tot een gemeenschappelijke voorziening te komen die het publicatieproces ondersteunt. De regering verwacht dan ook dat er afspraken met VNG, IPO en UvW tot stand zullen komen die voorzien in een vorm van sturing van dit proces.

De leden van de CDA-fractie vroegen waarom het voorstel van rijkswet dat ertoe strekt ook het Tractatenblad in de toekomst in elektronische vorm te publiceren niet parallel aan dit wetsvoorstel is ingediend. Wanneer is het voorstel alsnog te verwachten? Gaat die operatie wel gelijktijdig oplopen met die waarvan in dit voorstel sprake is?

De totstandkoming van rijkswetgeving vergt, door de betrokkenheid van de koninkrijkspartners, doorgaans meer tijd dan de totstandkoming van nationale wetgeving. Teneinde de tekst van het voorstel van rijkswet zo veel mogelijk af te stemmen op de tekst van het onderhavige wetsvoorstel heeft aanhangigmaking van het voorstel van rijkswet bij de rijksministerraad eerst plaatsgevonden, nadat de wijzigingen die in het onderhavige wetsvoorstel naar aanleiding van het advies van de Raad van State zijn verwerkt, voor zover relevant, ook in het voorstel van rijkswet waren verwerkt. De verwachting is gewettigd dat door de gekozen werkwijze het verdere verloop van het wetgevingstraject bespoedigd zal kunnen worden. Het streven is de elektronische bekendmaking voor zowel het Staatsblad en de Staatscourant als voor het Tractatenblad op hetzelfde tijdstip te laten ingaan. Het voorstel van rijkswet zal binnen enkele weken bij de Tweede Kamer en bij de Staten van de Nederlandse Antillen en van Aruba worden ingediend.

4. Achtergronden

De leden van de CDA-fractie vroegen of er geen extra inspanning nodig is, nu vele duizenden overheidsvoorschriften nog geconsolideerd moeten worden.

De regelgeving van gemeenten, provincies en waterschappen moet voor een belangrijk deel nog worden geconsolideerd. Dit vergt een serieuze inspanning van veel van de betrokken bestuursorganen. Daarom is voorzien in de nodige ondersteuning door het ministerie van BZK. Het gaat daarbij om een centrale voorziening voor de consolidatie en publicatie van regelingen en deskundige begeleiding in de vorm van handleidingen, een helpdesk en een consolidatietoets.

De leden van de CDA-fractie vroegen voorts of het wetsontwerp met zich meebrengt dat aan iedere bemoeienis van de overheid met de totstandkoming van gedrukte wetteksten een eind komt. Kan dit er niet toe leiden dat belangrijke wetteksten, zoals de Grondwet, in de toekomst niet meer tegen een aanvaardbare prijs in gedrukte vorm beschikbaar zijn?

Ook nu heeft de overheid geen bemoeienis met de uitgave van geconsolideerde wetteksten; dit is van oudsher aan de markt overgelaten. Met name bij nieuwe wetgeving komt het overigens wel voor dat de overheid in het kader van de voorlichting zelf gedrukte wetteksten ter beschikking stelt. De huidige praktijk levert geen problemen op. Door de beschikbaarheid van elektronische teksten, die door uitgevers kosteloos kunnen worden verkregen en hergebruikt, ligt het volstrekt niet in de verwachting dat gedrukte versies van geconsolideerde wetteksten in de toekomst niet meer tegen een aanvaardbare prijs beschikbaar zullen zijn.

De leden van de CDA-fractie meenden dat het heel wel mogelijk is om het in beperkte vorm laten voortbestaan van traditionele, gedrukte publicatiebladen te combineren met het door de regering aangehangen principe van bovenschikking van elektronische bekendmaking. Zij konden zich voorstellen dat sommige wetten en besluiten in gedrukte vorm een meerwaarde hebben en dat gedrukte exemplaren een rol kunnen spelen als noodvoorziening. Ook vroegen zij waarom niet van elke elektronische Staatscourant en elk digitaal Staatsblad een papieren back-up wordt gemaakt, onder verwijzing naar de praktijk in België en Estland.

Wij menen dat de leden van de CDA-fractie er terecht op wijzen dat ook bij elektronische bekendmaking de rol van het papier nog niet is uitgespeeld.

Bij bepaalde gelegenheden hebben gedrukte teksten inderdaad een bepaalde meerwaarde. De voorgestelde regeling staat er niet aan in de weg dat van overheidswege in dergelijke gevallen papieren publicaties worden vervaardigd en verspreid van hetgeen in het Staatsblad of in de Staatscourant is gepubliceerd, naast de altijd bestaande mogelijkheid voor wie dat wenst om de elektronische publicatie te printen. De verantwoordelijkheid om een bepaalde tekst ook in druk uit te geven ligt bij het overheidsorgaan dat eerstverantwoordelijk is voor de betreffende tekst.

Daarnaast voorziet het voorgestelde artikel 9 in de mogelijkheid om, als de bedoelde elektronische uitgifte onmogelijk is, te voorzien in een vervangende uitgave volgens bij ministeriële regeling te stellen regels. In de betreffende regeling zal onder meer de mogelijkheid worden opgenomen dat in geval van nood het Staatsblad en de Staatscourant in papieren vorm kunnen verschijnen.

Ten slotte wijzen wij er op dat er van elke wet en van elke algemene maatregel van bestuur altijd een authentiek, papieren exemplaar bestaat, dat volgens de daartoe opgestelde regels wordt gearchiveerd. Uit artikel 1, onderdeel d, van het Besluit bepalingen Kabinet van de Koning volgt dat het Kabinet der Koningin zorg draagt voor het bewaren en – ter archivering – overdragen van deze exemplaren. In artikel 7 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant, dat ongewijzigd zal worden overgenomen in het nieuwe Bekendmakingsbesluit, is vastgelegd dat (de originelen van) wetten en koninklijke besluiten na plaatsing in het Staatsblad door de betrokken minister worden teruggezonden aan het Kabinet der Koningin. Voor de originelen van ministeriële regelingen geldt eveneens dat deze volgens het bepaalde bij en krachtens de Archiefwet 1995 worden gearchiveerd.

Naar het oordeel van de regering is het dan ook niet nodig en ook niet wenselijk om voor te schrijven dat van elk Staatsblad en elke Staatscourant een of meer papieren «bewijsexemplaren» worden gedrukt. Van de elektronische versies worden volgens de gebruikelijke methoden back-ups gemaakt, zodat niet behoeft te worden gevreesd dat een wettekst op enig moment niet meer vindbaar is. Ook de elektronische publicaties vallen onder het bereik van de archiefwetgeving.

De leden van de CDA-fractie vroegen hoe reëel de invoeringsdatum van 1 januari 2010 voor de verplichte publicatie van geconsolideerde decentrale regelingen is. Daarnaast wilden zij weten of wordt aangesloten bij www.wetten.nl, of de gepubliceerde teksten steeds actueel zullen zijn en of hier toezicht op wordt gehouden.

Op de haalbaarheid van 1 januari 2010 is hierboven reeds ingegaan naar aanleiding van eerdere vragen hierover van deze leden.

Alle decentrale regelingenbestanden zullen toegankelijk zijn via www.wetten.nl. De standaard voor de publicatie van decentrale regelgeving kan worden beschouwd als een vereenvoudigde versie van www.wetten.nl. De wijze van consolideren, de wetstechnische informatie en de metagegevens zullen zijn afgeleid van deze landelijke wettenbank. De decentrale overheden zijn er in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor dat de gepubliceerde teksten actueel zijn. Met behulp van de centrale voorziening die BZK ter beschikking stelt voor de consolidatie en publicatie van decentrale regelingen zal geautomatiseerd worden gecontroleerd of de regelingenbestanden regelmatig gemuteerd worden. Indien daar aanleiding toe is zal nader worden onderzocht of een bestand nog actueel is. Als er gebreken worden geconstateerd zal de betreffende overheid daarover worden geïnformeerd. Als het onderhoud niet wordt verbeterd kan de centrale ontsluiting van dat bestand via www.wetten.nl tijdelijk worden beëindigd. Overigens moet er rekening mee worden gehouden dat het enkele werkdagen kan duren voordat een bekendmaking verwerkt is in een geconsolideerde tekst.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie om het voorbeeld van enkele landen te volgen door voor officiële dan wel archiefdoeleinden steeds ook een of meer papieren exemplaren te produceren, verwijzen wij kortheidshalve naar ons antwoord op de soortgelijke vraag van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SGP-fractie vroegen of de regering er zicht op heeft hoeveel gemeenten nu reeds de belangrijkste verordeningen in geconsolideerde vorm beschikbaar hebben voor burgers.

Uit de Overheid.nl-monitor 2005 blijkt dat 50% van de gemeenten, 92% van de provincies en 41% van de waterschappen in dat jaar in elk geval de belangrijkste verordeningen op de website publiceerden. Op dit moment publiceren 40 gemeenten, 4 provincies en 3 waterschappen hun volledige regelingenbestand geconsolideerd op internet volgens de daarvoor ontwikkelde standaard.

5. Uitgangspunten

De leden van de CDA-fractie vroegen of de regering kan toelichten waarom het principe van nevenschikking van papieren en elektronische publicatie hier, anders dan in de Algemene wet bestuursrecht, niet meer wordt toegepast. Vormt het alternatief van toezending van een kopietje wel een gelijkwaardig alternatief voor ouderen en kwetsbare groepen als slechtzienden?

Het principe van nevenschikking houdt in dat de elektronische weg naast en niet in plaats van het conventionele verkeer komt. De gedachte hierbij is dat de digitalisering van de samenleving niet ten koste mag gaan van hen die geen toegang hebben tot het elektronische verkeer. In 1998 koos het toenmalige kabinet dit principe tot uitgangspunt van de nota Wetgeving voor de elektronische snelweg1. Toepassing van het principe van nevenschikking bij de bekendmaking van regelgeving zou betekenen dat Staatsblad en Staatcourant zowel op papier als in elektronische vorm worden gepubliceerd en dat er dus twee soorten van rechtsgeldige bekendmakingen zouden ontstaan. Dat het principe van nevenschikking hier niet wordt toegepast heeft drie redenen:

• Nevenschikking zou zinvol kunnen zijn als er onder de abonnees van Staatsblad of Staatscourant een belangrijke groep lezers zou zijn die geen toegang heeft tot internet, maar dat is hier niet het geval. Alleen al door de prijs van een abonnement richten deze publicaties zich in de huidige vorm uitsluitend tot de professionele markt, waar de toegang tot internet geen probleem is. Hoewel de burger dus geen abonnement zal hebben, is het wel denkbaar dat hij incidenteel een bepaalde bekendmaking wil raadplegen. Degene die geen toegang heeft tot het internet wordt in dat geval bediend met de mogelijkheid een afschrift te vragen. Voor slechtzienden vormt een gedrukte uitgave zeker geen alternatief. De elektronische publicatie biedt de mogelijkheid om woorden te vergroten, uit te laten spreken of af te beelden op een brailleregel; mogelijkheden die de gedrukte variant niet kent. Het in stand houden van gedrukte publicaties draagt dus niet bij aan het met nevenschikking beoogde doel.

• Bekendmaking zowel langs elektronische weg als langs conventionele weg brengt een risico met zich mee dat verschillen optreden in de gepubliceerde tekst of in het tijdstip van bekendmaking. Door uitsluitend elektronisch bekend te maken wordt dit risico uitgesloten.

• Aan het handhaven van gedrukte publicaties naast elektronische bekendmaking zijn de nodige kosten verbonden. Zoals in het voorstel aangegeven leidt vervanging van de gedrukte door de elektronische publicatie tot een besparing van € 8 mln. per jaar.

Mede gezien de toename in het internetgebruik sinds de totstandkoming van de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer is er dus aanleiding om hier te kiezen voor uitsluitend elektronische bekendmaking.

De leden van de SP-fractie stelden vast dat het voor mensen die geen toegang hebben tot elektronische bekendmaking mogelijk blijft om een papieren afschrift te ontvangen. Zij vroegen hoeveel tijd er zit tussen aanvraag hiervan en ontvangst.

Wanneer aan de balie van het uitgiftepunt om een afschrift wordt gevraagd, zal dit in de regel direct kunnen worden verstrekt. Ook wanneer per post om een afschrift wordt gevraagd zal dit verzoek direct worden afgehandeld, zodat de snelheid van de postbezorging beslissend is voor de tijd die verloopt tussen aanvraag en ontvangst. Voor de duidelijkheid zij hier nog opgemerkt dat de mogelijkheid om een afschrift te verkrijgen niet inhoudt dat men alsnog een abonnement kan nemen. Het verzoek om een afschrift moet betrekking hebben op reeds verschenen publicaties; er zal geen abonnementenadministratie worden gevoerd. Verder geldt dat verstrekkingskosten in rekening kunnen worden gebracht.

De leden van de SP-fractie vroegen wat er wordt verstaan onder «algemeen toegankelijk» en of de regering bereid is om te zorgen voor een algemeen toegankelijke gratis computer in elke bibliotheek voor mensen die geen PC met internetverbinding kunnen betalen.

Het wetsvoorstel beoogt de wijze van bekendmaking techniekonafhankelijk te omschrijven. Daarbij dient wel te worden aangegeven welk resultaat met de elektronische bekendmaking moet worden bereikt. Dit resultaat is dat de bekendmakingen algemeen toegankelijk zijn. Algemeen toegankelijk wil zeggen dat in beginsel iedereen toegang heeft tot de informatie. De aard van het medium, de kosten die moeten worden gemaakt en de moeite die moet worden gedaan, mogen geen serieuze belemmering vormen. Ook van de huidige gedrukte bekendmakingen kan worden gesteld dat zij algemeen toegankelijk zijn. Er zijn weliswaar kosten en enige moeite verbonden aan het raadplegen van de huidige officiële publicaties, maar deze zijn overkomelijk. Elektronische publicatie vermindert deze kosten en moeite. Ook als in een bibliotheek een bescheiden bedrag moet worden betaald voor het gebruik van internet is er sprake van algemene toegankelijkheid. De regering ziet daarom geen aanleiding om te komen tot gratis PC-gebruik in bibliotheken.

De leden van de SP-fractie vroegen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de beslissing om aan de motie-Wagenaar c.s.1 geen verdere uitvoering meer te geven.

In de genoemde motie werd de regering verzocht om plannen te ontwikkelen voor een virtueel internationaal juridisch centrum. Dit heeft in 2001 geleidt in tot de oprichting van de Stichting Virtueel Kenniscentrum ICT en Recht, beter bekend als eJure. De subsidiëring van de stichting is inmiddels beëindigd. Er is geen direct verband tussen dit wetsvoorstel en de beëindiging van de subsidie van eJure. Wel kan in zijn algemeenheid worden opgemerkt dat dit wetsvoorstel ertoe strekt om wetgeving (ook die met betrekking tot ICT) beter toegankelijk te maken, hetgeen enig raakvlak heeft met de doelstelling van eJure.

De leden van de VVD-fractie vroegen of de verplichting tot elektronische bekendmaking voor alle decentrale overheden gelijktijdig zal ingaan en welke tijdsplanning hiervoor wordt voorzien. Omdat het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie al sinds 2002 elektronisch verschijnt, zou deze verplichting voor PBO-organen volgens de VVD-fractie al spoedig kunnen ingaan.

In antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie is hierboven al aangegeven dat het uit een oogpunt van duidelijkheid voor het publiek de voorkeur heeft om de verplichting voor alle decentrale overheden gelijktijdig in werking te laten treden, maar dat de mogelijkheid wordt opengelaten om verschillende tijdstippen te kiezen voor gemeenten, provincies, waterschappen en PBO-organen indien de praktijk hierom vraagt.

In overleg met de vertegenwoordigers van de decentrale overheden wordt bezien wanneer de verplichting tot elektronische bekendmaking kan ingaan. Ervaring met rechtsgeldige elektronische publicatie kan pas worden opgedaan na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Het is daarom nu nog te vroeg om een tijdschema af te geven voor de algemene invoering hiervan.

Het verheugt ons te vernemen dat ook volgens de leden van de SGP-fractie de keuze voor de elektronische publicatie als enige vorm van rechtsgeldige publicatie de duidelijkheid en eenduidigheid van regelgeving ten goede komt. Wel waren deze leden nog niet overtuigd van onze bezwaren tegen het voorstel van de Raad van State, een verplichting op te nemen om in andere publicatievormen te vermelden dat het geen authentieke bekendmaking betreft. Deze bezwaren hangen samen met de veelheid aan publicatievormen die een niet-authentieke bekendmaking kan aannemen. Opvolging van het advies van de Raad van State zou bijvoorbeeld betekenen dat in iedere van overheidswege uitgegeven folder of op iedere overheidswebsite waarin op enigerlei wijze wetteksten worden geciteerd, een dergelijke clausule zou moeten worden opgenomen, zelfs nog jaren nadat een wettekst officieel is bekendgemaakt. Een dergelijke verplichting schiet naar ons oordeel haar doel voorbij. In de regelgeving ter uitvoering van de Bekendmakingswet zal exact worden aangegeven op welke website de rechtsgeldige bekendmaking plaatsvindt. Ook omdat de status van een rechtsgeldige bekendmaking duidelijk blijkt uit de wijze waarop deze bekendmaking heeft plaatsgevonden (publicatie in het elektronische Staatsblad en de elektronische Staatscourant) verwachten wij niet dat op dit punt misverstanden zullen kunnen ontstaan. Overigens merken wij op dat een dergelijke verplichting ook thans niet bestaat en dat van verwarring op dit punt niet gebleken is.

Naar aanleiding van het voornemen om meer dan voorheen terughoudendheid en consistentie te betrachten bij het plaatsen van kleine koninklijke besluiten in het Staatsblad, vroegen de leden van de SGP-fractie welke soorten besluiten in het verleden te gemakkelijk in het Staatsblad werden geplaatst en op welke manier wordt bepaald of een besluit belangrijk genoeg is om plaatsing in het Staatsblad te rechtvaardigen. Voor plaatsing in het Staatsblad in plaats van in de Staatscourant is naar ons oordeel reden als het gaat om besluiten die van wezenlijke betekenis zijn voor onze staatkundige structuur, zoals besluiten op het gebied van het kiesrecht en vernietigingsbesluiten. Minder voor de hand liggend is het bijvoorbeeld om besluiten ter uitvoering het Vacatiegeldenbesluit in het Staatsblad te plaatsen.

6. Organisatorische en technische aspecten

De leden van de CDA-fractie vroegen naar de omvang van organisatorische, logistieke en financiële risico’s en naar de voorzieningen die getroffen worden voor het geval dat het niet lukt om deze operatie vlekkeloos uit te voeren.

Er wordt reeds geruime tijd aan de voorbereiding van elektronische bekendmaking gewerkt. De benodigde technische middelen zijn al voor een groot gedeelte gerealiseerd en de technische testfase is in november ingegaan. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan de succesvolle uitvoering van dit project.

Ter beperking van mogelijke risico’s wordt de overgang naar elektronische bekendmaking gerealiseerd in nauwe samenwerking met Sdu Uitgevers. Gedurende meer dan een jaar worden er testen uitgevoerd. De elektronische publicatie zal meer dan een half jaar volledig operationeel proefdraaien naast de dan nog rechtsgeldige gedrukte publicaties. De invoeringsperiode zal worden afgesloten met een externe audit naar alle aspecten en risico’s, die de continuïteit van de in proeffase draaiende elektronische publicatie van Officiële Bekendmakingen zouden kunnen bedreigen. Hierbij zal tevens de noodprocedure worden getest, die is opgezet als uitwijk in geval van algeheel uitvallen van de mogelijkheden om elektronisch te publiceren. Pas nadat de operationele stabiliteit van de elektronische publicatie is aangetoond zal de beslissing tot beëindigen van de rechtsgeldige gedrukte publicaties worden genomen. Mochten er gebreken worden geconstateerd tijdens de afsluitende audit, die niet tijdig kunnen worden verholpen, dan zal dat leiden tot een latere inwerkingtreding van de Wet elektronische bekendmaking en blijven de rechtgeldige gedrukte publicaties langer bestaan.

Het grootste financiële risico bestaat eruit dat de geraamde besparing van € 8 mln. per jaar dan niet direct wordt gerealiseerd.

De leden van de CDA-fractie wilden voorts weten welke partij de nieuwe database voor de elektronische bekendmakingen gaat bouwen en beheren en waar het nieuws, de beschouwingen en de advertenties heengaan die in de elektronische versie niet zullen voorkomen.

De overeenkomst met Sdu Uitgevers wordt beëindigd, met inachtneming van een opzegtermijn van twee jaar, op het moment van inwerkingtreding van de Wet elektronische bekendmaking. Dit betekent dat Sdu Uitgevers gedurende de eerste twee jaar na inwerkingtreding nog de elektronische teksten zal leveren voor Staatsblad en Staatscourant. De database waarin deze teksten worden opgeslagen wordt gebouwd door de ICTU. Sdu Uitgevers voert de dagelijkse werkzaamheden uit rondom het bijhouden en beheren van deze database, onder toezicht van ICTU. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de Staat. Na de beëindiging van de overeenkomst met Sdu Uitgevers zullen de betreffende taken worden overgenomen door de partij die daartoe door middel van een openbare aanbesteding is geselecteerd. Sdu Uitgevers heeft het voornemen om een nieuw blad op de markt te brengen waarin het nieuws, de beschouwingen en de advertenties, geheel of gedeeltelijk terugkomen. Het is aan de markt om in te spelen op de vraag naar een dergelijk blad; hier is geen taak voor de overheid weggelegd.

De leden van de SP-fractie vroegen of het vanuit het oogpunt van duidelijkheid en terugvindbaarheid niet wenselijker is om te komen tot één aankondigingenblad van de Staat, met verschillende katernen: Staatscourant, Staatsblad en Tractatenblad.

De wijze waarop Staatscourant, Staatsblad en Tractatenblad in de toekomst in elektronische vorm zullen worden ontsloten, zal veel weg hebben van het beeld dat de vragenstellers voor ogen staat. De publicaties worden op één website gepubliceerd en zullen daarbij zowel afzonderlijk als in combinatie met elkaar doorzoekbaar zijn.

In antwoord op de vraag van deze leden naar de mogelijkheid van één bekendmakings-website voor PBO-organen merken wij het volgende op. De bekendmakingen van alle PBO-organen geschieden nu in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Het wetsvoorstel bepaalt dat dit blad vanaf een nader vast te stellen datum in elektronische vorm dient te worden uitgegeven. In concreto betekent dit dat alle bekendmakingen van PBO-organen op één website zullen worden gepubliceerd.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie om een disclaimer toe te voegen aan niet-authentieke versies van wetteksten, verwijzen wij kortheidshalve naar het antwoord dat is gegeven op de soortgelijke vraag van de leden van de SGP-fractie in paragraaf 5 van deze nota.

De leden van de SP-fractie vroegen tot slot of het mogelijk is om het journalistieke deel van de Staatscourant ook in de digitale versie te behouden.

Het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant bepaalt in artikel 13 dat in de Staatscourant nieuws en beschouwingen met betrekking tot activiteiten van de centrale overheid en daarmee verband houdende maatschappelijke vraagstukken kunnen worden opgenomen, voor zover dit verenigbaar is met het karakter van de Staatscourant als officieel publicatieblad van het Koninkrijk der Nederlanden en dat de minister van BZK in dit verband algemene en bijzondere aanwijzingen kan geven.

Het redactionele deel van de Staatscourant heeft dus een bijzonder karakter: Het wordt niet in opdracht van de Staat gemaakt en vormt ook geen regeringsvoorlichting, maar er is ook geen sprake van een onafhankelijke berichtgeving. Het Besluit geeft de uitgever van de Staatscourant de gelegenheid om door het toevoegen van nieuws en beschouwingen het blad aantrekkelijker en daardoor beter exploiteerbaar te maken. Met de privatisering van Sdu in 1988 is het journalistieke deel van de Staatscourant een marktactiviteit geworden. Zoals hierboven opgemerkt heeft Sdu Uitgevers het voornemen om een nieuw blad te publiceren dat geënt is op de inhoud van de huidige Staatscourant. Als er voldoende vraag is naar het type berichtgeving dat de Staatscourant in zijn huidige vorm biedt, dan ligt het voor de hand dat Sdu Uitgevers of een andere uitgever ook in de toekomst in deze behoefte zal voorzien.

7. Financiële aspecten

De leden van de CDA-fractie vroegen of zij goed begrepen hebben dat na invoering van de elektronische bekendmaking als enige rechtsgeldige vorm aan burgers geen kosten in rekening worden gebracht voor het raadplegen, kopiëren of op CD-rom zetten van wetten en andere algemeen geldende voorschriften.

In het wetsvoorstel is vastgelegd dat voor het inzien van algemeen verbindende voorschriften geen kosten in rekening worden gebracht. Verder bepaalt artikel 11 van de Auteurswet resp. artikel 8, eerste lid, van de Databankwet dat er geen auteursrecht resp. databankrecht bestaat op wetten, besluiten en verordeningen. Dit betekent dat de teksten kosteloos mogen worden gereproduceerd op papier of op een ander medium.

Volledigheidshalve zij hier nog opgemerkt dat voor het verstrekken van een papieren afschrift ten hoogste de kosten voor het maken van het afschrift in rekening kunnen worden gebracht.

De leden van de CDA-fractie vroegen daarnaast of publicatie in de elektronische Staatscourant en het elektronische Staatsblad ook in de toekomst kosteloos blijft voor de betrokken overheidsorganen.

Er bestaat geen voornemen om dit beleid in de toekomst te veranderen.

De leden van de CDA-fractie wilden voorts weten hoeveel de eenmalige investerings- en exploitatiekosten van de nieuwe ICT-voorzieningen bedragen en wat de decentrale kosten zijn.

De investeringskosten in de nieuwe elektronische voorziening bedragen ca. € 9 mln. De exploitatiekosten bedragen € 3 mln. per jaar voor Staatsblad, Staatscourant en Tractatenblad. De kosten bij decentrale overheden bedragen € 4,6 mln. per jaar.

De leden van de SP-fractie vroegen per wanneer de aangekondigde uitname uit het gemeentefonds van € 0,35 mln. ingaat.

De uitname zal ingaan op het moment dat de Wet elektronische bekendmaking in werking treedt. Zoals gezegd wordt er hierbij gestreefd naar 1 januari 2009.

De leden van de VVD-fractie merkten op dat door de regering is gesteld dat, gelet op het openeinde karakter van de publicaties in de Staatscourant, de mogelijkheid zal blijven bestaan om de kosten van ongebruikelijke publicaties in rekening te brengen. Kan het begrip «ongebruikelijke publicaties» niet duidelijker worden omschreven?

Het in rekening brengen van kosten voor bepaalde publicaties is thans geregeld in artikel 15 van het Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant. Bij de inwerkingtreding van de Wet elektronische bekendmaking zal dit besluit worden vervangen door een nieuw besluit. Hierin zullen nadere regels zijn opgenomen over het in rekening brengen van kosten. Op dit moment wordt overwogen om af te zien van de mogelijkheid om voor bepaalde publicaties kosten in rekening te brengen. Indien er publicaties aan de Staatscourant worden aangeboden die daarin voorheen niet werden aangetroffen en daarin ook niet thuishoren, dan kan dit aanleiding zijn voor de minister van BZK om daarover nadere aanwijzingen te geven.

8. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

De leden van de CDA-fractie vroegen of publicatie van Staatscourant en Staatsblad per CD-rom voldoet aan de in het tweede lid van artikel 1 gestelde eis van algemene toegankelijkheid.

Het tweede lid van artikel 1 luidt: De uitgifte van het Staatsblad en de Staatscourant geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze. Een CD-rom kan worden aangemerkt als een medium dat elektronisch en algemeen toegankelijk is. Uitgifte van Staatsblad en Staatscourant met behulp van een CD-rom is echter slechts in theorie mogelijk. Het vierde lid bepaalt namelijk dat voor het inzien van het Staatsblad en de Staatscourant geen kosten in rekening worden gebracht. Dit zou betekenen dat iedereen kosteloos in het bezit zou moeten worden gesteld van de CD-roms waarop Staatsblad en Staatscourant worden uitgegeven. In de praktijk betekent «elektronisch en algemeen toegankelijk» dat gebruik zal worden gemaakt van een verbinding met een openbaar netwerk.

De leden van de CDA-fractie vroegen of in het derde lid van artikel 1 – abusievelijk in de artikelsgewijze toelichting verward met het vierde lid – wel voldoende expliciet wordt gemaakt dat «algemeen toegankelijk» ook elementen van laagdrempeligheid voor brede publieksgroepen in zich draagt.

De regering meent dat de zinsnede «algemeen toegankelijk» voldoende duidelijk aangeeft dat Staatsblad en Staatscourant door brede publieksgroepen met weinig kosten en moeite geraadpleegd moet kunnen worden.

In de artikelsgewijze toelichting wordt inderdaad abusievelijk opgemerkt dat in het derde lid van artikel 1 zou zijn vastgelegd dat de bekendmakende instantie voor het inzien van het Staatsblad en de Staatscourant geen kosten in rekening brengt. Dit is echter bepaald in het vierde lid.

Artikel I, onderdeel D

De leden van de CDA-fractie vroegen waarom de regering niet de suggestie van de Raad van State heeft overgenomen om zeker te stellen dat «vanwege het Rijk vastgestelde algemeen verbindende voorschriften» ook door een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) kunnen worden uitgevaardigd. Duidelijkheidshalve merken wij op dat de Raad van State niet heeft bepleit om te regelen dát zbo’s algemeen verbindende voorschriften kunnen vaststellen (een dergelijke bevoegdheid hoort, mits is voldaan aan de criteria van aanwijzing 124f van de Aanwijzingen voor de regelgeving, in de desbetreffende instellingswet thuis), maar om buiten twijfel te stellen dat onder de in de Bekendmakingswet gebezigde formulering «vanwege het Rijk vastgestelde algemeen verbindende voorschriften» ook algemeen verbindende voorschriften van zbo’s moeten worden begrepen. Naar ons oordeel is het reeds buiten twijfel verheven dat dit het geval is. De door de Raad van State genoemde jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft dat nog eens bevestigd. De desbetreffende formulering in de Bekendmakingswet is rechtstreeks ontleend aan de formulering van artikel 89, vierde lid, van de Grondwet. Uit een oogpunt van goed wetgevingsbeleid achten wij het gewenst deze aansluiting te behouden en dus niet in de Bekendmakingswet aan deze formulering een element toe te voegen dat niet in de Grondwet staat en bovendien in juridische zin geen toegevoegde waarde heeft.

Artikel I, onderdeel F

De leden van de CDA-fractie vroegen of een kopie van Staatsblad of Staatscourant ook kan worden toegezonden in plaats van afgehaald, zoals artikel 10 lijkt te suggereren.

Het zal ook mogelijk zijn om toezending van een kopie van een reeds verschenen nummer van Staatsblad of Staatscourant te vragen, waarbij verstrekkingskosten in rekening kunnen worden gebracht.

Artikel I, onderdeel G

De leden van de CDA-fractie vroegen welke uitzonderingen, behalve begrotingswetten, de regering in het tweede lid van artikel 10a op het oog heeft. Waarom wordt, zo vroegen deze leden, die uitzondering zo ruim geformuleerd? Moet de noodzaak van volledigheid niet zwaarder wegen dan het risico van overtolligheid?

Ook de leden van de SP-fractie vroegen naar voorbeelden van uitzonderingen op de hoofdregel van verplichte beschikbaarstelling van geconsolideerde teksten.

De mogelijkheid om bepaalde categorieën van algemeen verbindende voorschriften uit te zonderen van verplichte beschikbaarstelling van geconsolideerde teksten is opgenomen omdat die beschikbaarstelling niet bij ieder algemeen verbindend voorschrift even nuttig of nodig is. Een voorbeeld van deze aard is een regeling die uitsluitend wijzigingen van andere regelingen bevat. De consolidatie vindt in dat geval plaats door de wijziging in de geconsolideerde teksten van die andere regelingen door te voeren. Ook wetten die uitsluitend strekken tot goedkeuring van verdragen vallen onder deze categorie. De gegevens over die wetten zullen te vinden zijn als metagegevens bij de (zoals beoogd wel op te nemen) geconsolideerde teksten van de desbetreffende verdragen.

Omdat het om uiteenlopende categorieën kan gaan, is een minder ruime omschrijving van de mogelijke uitzonderingen op wetsniveau niet te geven. Door de categorieën van uitzonderingen op amvb-niveau aan te wijzen is het mogelijk in te spelen op zowel de wensen van de gebruikers als de technische ontwikkelingen.

Artikel XII

De leden van de SGP-fractie vroegen of het voor de kenbaarheid van (plaatselijke) regelgeving niet beter is als samen met meldingen over vergunningverleningen ook een melding wordt gegeven dat een bepaalde verordening is vastgesteld.

Op een nader te bepalen tijdstip wordt elektronische bekendmaking verplicht en daarmee vervalt de mogelijkheid om dit te doen door middel van terinzagelegging met bijbehorende aankondiging in een plaatselijk blad. Dit neemt niet weg dat het overheden vrij staat om als service aan het publiek ook nog op de oude wijze bekendheid te geven aan de publicatie. Het ligt echter in de verwachting dat op den duur steeds meer burgers ook voor informatie over vergunningverlening gebruik zullen gaan maken van elektronische publicaties. De huidige publicatie van regelgeving en (voorgenomen) beschikkingen in huis-aan-huisbladen kent namelijk verschillende nadelen. In de eerste plaats worden potentieel belanghebbenden soms niet bereikt omdat zij niet gevestigd zijn in het verspreidingsgebied van de publicatie (met name derden-belanghebbenden) of omdat zij geen ongeadresseerd drukwerk willen ontvangen. Ook is de bezorging niet altijd betrouwbaar. Ten tweede wordt de berichtgeving in dit soort bladen maar beperkt gelezen. Ten derde is het voor de potentiële belanghebbende die wel de moeite doet om een dergelijk blad te raadplegen, lastig om in de vele publicaties datgene te vinden wat hij zoekt. De Commissie Evaluatie Awb II (commissie Boukema) heeft met het oog op dergelijke problemen al in 2001 geadviseerd om te onderzoeken of een centrale elektronische publicatie van aanvragen en ontwerpbesluiten haalbaar is. Dit onderzoek heeft geleidt tot de ontwikkeling van een standaard voor de publicatie van dit soort aankondigingen op internet waar steeds meer bestuursorganen gebruik van maken1. Elektronische publicatie heeft onder meer als voordeel dat belanghebbenden zich kunnen aanmelden voor een e-mailattendering aan de hand van een persoonlijk interesseprofiel. In de uitvoeringsagenda die het Rijk en de VNG hebben vastgesteld in het kader van het bestuursakkoord van 4 juni 2007 is de afspraak gemaakt dat alle gemeenten in 2010 volgens de genoemde standaard op internet zullen publiceren. In de toekomst zullen bekendmakingen van regelgeving en van andere besluiten de burger dus weer via één kanaal bereiken, maar dit zal het elektronische kanaal zijn.

De leden van de SGP-fractie wilden daarnaast weten of de mogelijkheid van terinzagelegging gedurende twaalf weken alleen geldt voor de periode tot (naar verwachting) 2010 of dat deze mogelijkheid ook daarna blijft bestaan.

De in paragraaf 5.6 beschreven codificatie van de huidige praktijk van bekendmaking, waarbij een mededeling in een plaatselijk dag-, (nieuws-) of huis-aan-huisblad wordt gedaan dat het betreffende besluit voor eenieder kosteloos ter inzage ligt, zal gelden tot het nader te bepalen tijdstip waarop elektronische bekendmaking verplicht wordt. Dit tijdstip moet overigens worden onderscheiden van de in de memorie van toelichting genoemde datum van 1 januari 2010. Deze laatste datum is de beoogde datum voor de invoering van de verplichting tot elektronische publicatie van geconsolideerde teksten van decentrale regelgeving en heeft geen gevolgen voor de wijze van bekendmaking van algemeen verbindende voorschriften.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Zie Kamerstukken II 2006/07, 29 279, nr. 57.

XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 31 084, nr. 3, blz. 17.

XNoot
1

Kamerstukken II 1997/98, 25 880, nr. 2.

XNoot
1

Kamerstukken II 1998/99, 25 880, nr. 4.

XNoot
1

Zie Kamerstukken II 2004/05, 29 279, nr. 16.

Naar boven