31 083 Corporate governance

Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2012

Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Financiën, de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het rapport over de naleving door beursondernemingen van de Nederlandse corporate governance code (hierna: de Code) van de Monitoringcommissie Corporate Governance Code (hierna: de monitoringcommissie) toekomen.1 Het rapport is mij op 9 december 2011 aangeboden.

De Code betreft zelfregulering en bevat breed gedragen principes en best practice bepalingen over corporate governance voor beursondernemingen. Beursondernemingen leggen in hun jaarverslag verantwoording af over de naleving van de Code via het «pas toe of leg uit»-beginsel. Dit houdt in dat beursondernemingen de codebepalingen dienen toe te passen dan wel gemotiveerd dienen uit te leggen waarom een codebepaling niet wordt toegepast. De monitoringcommissie monitort de naleving van de Code door beursondernemingen en rapporteert hierover jaarlijks.

Rapport 2011

Aandachtspunten voor het onderzoek

Uit voorgaande monitoringrapporten volgt dat de naleving van het merendeel van de codebepalingen meer dan 90% bedraagt. Mede gelet hierop heeft de monitoringcommissie zich bij haar monitoring, die het boekjaar 2010 betreft, specifiek gericht op de naleving van de bepalingen waarbij de naleving in het verleden nog niet consistent boven de 90% lag.

Naast de algemene monitoring van de codebepalingen heeft de monitoringcommissie een aantal onderwerpen specifiek onderzocht. Dat betreft de toepassing van de codebepalingen inzake bestuursbenoemingen en vertrekvergoedingen voor bestuurders, de kwaliteit van de uitleg, het stem- en communicatiegedrag van institutionele beleggers en het functioneren van de Raad van Commissarissen en zijn verslag.

De monitoringcommissie heeft ook guidance geformuleerd die de aandacht vestigt op concrete verbeterpunten en waar nodig de codebepalingen nader duidt. Op deze punten zal hierna nader ingegaan worden.

Naleving algemeen

De naleving (via het «pas toe of leg uit»-beginsel) en de toepassing van de Code is naar het oordeel van de monitoringcommissie over het algemeen hoog, vooral door AEX-ondernemingen. De commissie signaleert dat het gedachtegoed van de Code breed wordt gedragen in het bedrijfsleven en dat het Nederlandse systeem van «pas toe of leg uit» en de monitoring op Europees niveau goed scoren. Wel signaleert de monitoringcommissie dat de naleving van de code door kleinere beursondernemingen iets afneemt.

Ik vind het positief dat de Code ook nu weer goed blijkt te worden nageleefd. Verder onderschrijf ik het oordeel van de monitoringcommissie dat de naleving 100% dient te zijn en verwacht ik ook van de kleinere beursondernemingen dat deze de Code optimaal naleven.

Onderzoeken en guidance

Voor wat betreft de specifieke onderzoeken en de guidance van de monitoringcommissie kan het volgende worden opgemerkt.

1. de gegeven uitleg bij niet-toepassing van codebepalingen

De commissie heeft specifiek gekeken naar de motivering die is gegeven voor het afwijken van codebepalingen. De commissie benadrukt dat «uitleg» niet moet worden begrepen als «zeggen wat de onderneming doet» maar als «uitleggen waarom de onderneming niet de codebepaling toepast». Dit laat naar het oordeel van de monitoringcommissie minder ruimte voor formalistische en generieke uitleg en dwingt om in te gaan op de concrete omstandigheden van het geval. Zo is enkel verwijzen naar een eigen regeling door beursondernemingen naar het oordeel van de monitoringcommissie niet voldoende. De commissie geeft aan komend jaar nader te zullen kijken naar de kwaliteit van de uitleg en kondigt aan dat een ontoereikende uitleg voortaan als niet-naleving zal worden aangemerkt.

Ik onderschrijf de door de commissie gekozen aanpak volledig. De ruimte die ondernemingen door zelfregulering geboden wordt, brengt de verplichting met zich mee om transparantie te betrachten over de toepassing van de codebepalingen of de motieven om er juist van af te wijken.

2. vertrekvergoedingen

De monitoringcommissie stelde in voorgaande jaren vast dat beursondernemingen afwijkingen van de codebepalingen inzake vertrekvergoedingen regelmatig motiveerden met een verwijzing naar reeds bestaande overeenkomsten. De Code is per 1 januari 2004 in werking getreden, dus bij recentere overeenkomsten zou deze uitleg naar het oordeel van de monitoringcommissie niet langer gerechtvaardigd zijn. Uit de rapportage blijkt dat de naleving op dit punt inmiddels nagenoeg volledig is. De commissie stelt bovendien vast dat er maatschappelijk draagvlak bestaat om ook oudere overeenkomsten binnen afzienbare tijd bij te stellen om te voldoen aan de Code. Bij de overhandiging van het rapport op 9 december jl. heeft de commissie daarom een oproep gedaan om nu, voor zover nog aan de orde, ook overeenkomsten van vóór 2004 bij te stellen. Verder wordt benadrukt dat een vertrekvergoeding alleen aan de orde kan zijn bij gedwongen ontslag of bij expliciet als zodanig benoemd vertrek «in goed overleg» (doorgaans een eufemisme voor gedwongen ontslag). Bij daadwerkelijk vrijwillig vertrek van de bestuurder is geen plaats voor een vertrekvergoeding, aldus de monitoringcommissie.

Ik onderschrijf deze standpunten van de commissie.

3. samenstelling en verslag Raad van Commissarissen

De monitoringcommissie constateert, met enige teleurstelling, een stagnatie in de verbetering van de man/vrouw-verhouding in de Raden van Commissarissen. Ook op andere punten van diversiteit blijven mogelijkheden naar het oordeel van de monitoringcommissie onbenut. De Raden van Commissarissen worden gewezen op hun verplichting zichzelf te evalueren en verantwoording af te leggen over haar samenstelling, opkomst, eigen functioneren (en hoe dit geëvalueerd is), gevoerd beleid en gemaakte overwegingen. Ook over de besluitvorming rond bestuursbeloningen moet het verslag van de Raden van Commissarissen naar het oordeel van de monitoringcommissie meer melden. De commissie noemt hierbij als voorbeeld een beschouwing over het evenwicht in het salarisgebouw als geheel.

Ik ben, met de commissie, van mening dat er ruimte voor verbetering is ten aanzien van verschillende aspecten van het functioneren en verslagleggen door de Raad van Commissarissen. Het zou goed zijn om bij de komende rapportage een duidelijke vooruitgang op deze punten te kunnen waarnemen.

4. stem- en communicatiegedrag van aandeelhouders

De monitoringcommissie heeft specifiek onderzoek gedaan onder grote Nederlandse institutionele en buitenlandse beleggers. De commissie constateert dat de onderzochte aandeelhouders de voor hen geldende codebepalingen omtrent besluitvorming en constructieve omgang met de onderneming goed naleven. Ook voor wat betreft het gebruik van stemadviezen en het (laten) stemmen door vermogensbeheerders zijn de uitkomsten op basis van het huidige, in omvang beperkte onderzoek positief. In de komende periode wil de commissie dit onderwerp nog nader onderzoeken.

De commissie geeft naar aanleiding van de bevindingen guidance op het gebied van de responstermijn. Wanneer aandeelhouders ingrijpende wijzigingen wensen in het strategische beleid van de onderneming, beschikt de onderneming op grond van de Code over een termijn van 180 dagen om hierop te reageren. De commissie preciseert dat deze termijn alleen terzijde kan worden gesteld wanneer blijkt dat de onderneming wel tijd vraagt, maar deze vervolgens niet benut voor constructief overleg met de aandeelhouders.

Overig

De monitoringcommissie onderstreept in haar rapport het belang van zelfregulering en benoemt als punt van aandacht het selectief opnemen van codebepalingen in de wet. Dit doet naar haar oordeel niet altijd voldoende recht aan het gedachtegoed van de Code. Het kabinet onderkent en onderschrijft het belang van zelfregulering. De systematiek van «pas toe of leg uit» biedt ondernemingen de flexibiliteit die nodig kan zijn met het oog op onderlinge verschillen, bijvoorbeeld in omvang en bestuursstructuur. Dit sluit aan bij de visie van het kabinet om binnen het vennootschapsrecht ruimte te bieden om aan verschillende behoeften te voldoen. De opvattingen over corporate governance kunnen verder in de loop van de tijd veranderen. De Code kan daarop relatief snel inspelen. Het kabinet streeft dan ook naar zelfregulering waar het kan, maar zal overgaan tot regelgeving waar het moet. Verder benadrukt het kabinet dat de Code en wetgeving niet tegenover elkaar moeten worden gezet, maar elkaar moeten en kunnen versterken en ondersteunen.

Verder gaat de monitoringcommissie in haar rapport in op een specifiek onderdeel uit het wetsvoorstel Frijns (Kamerstukken II 2008/09, nr. 32 014). In dit wetsvoorstel worden grote aandeelhouders verplicht om zich vóór of tegen de strategie van het bestuur uit te spreken. De commissie voorziet dat deze ja/nee-melding niet de verwachte werking zal hebben die aansluit bij de bedoeling van de commissie Frijns (voorganger van de huidige monitoringcommissie), namelijk het versterken van de dialoog tussen onderneming en aandeelhouders. De commissie wijst er op dat deze regel ertoe kan leiden dat een groot deel van de aandeelhouders het strategische beleid pro forma zal afkeuren om hun vrijheid van handelen niet in te perken. Dit signaal is ook ontvangen van een aantal marktpartijen. Het wetsvoorstel Frijns zal binnenkort in uw Kamer worden behandeld, hetgeen de mogelijkheid biedt om deze kwestie nader te bespreken, zodat uw Kamer dit kan meewegen in de besluitvorming op dit onderdeel.

Vooruitblik naar komende periode

De commissie heeft dit jaar met een brede groep partijen uit de geledingen van werkgevers, werknemers, aandeelhouders en wetenschap gesprekken gevoerd over de Code en haar bevindingen, en zal dit ook in de komende periode weer doen. De commissie zal komend jaar opnieuw de naleving van de Code monitoren en hierbij specifiek bezien hoe de naleving van de door haar vastgestelde verbeterpunten zich ontwikkelt. Daarnaast zal zij individuele bedrijven aanspreken op de niet-naleving waar daartoe aanleiding is. Dit kan bijdragen bij aan een verbetering van de naleving van de Code. De monitoring over de afgelopen jaren toont een consistent hoge naleving. Dit is een groot goed en een krachtig argument voor zelfregulering.

Ik neem met instemming kennis van de guidance en de voornemens van de commissie om de naleving van de Code door beursondernemingen nog verder te verbeteren. Het streven is om een optimale naleving te bereiken. Met het oog op het borgen van de effectiviteit van de Code acht ik de dialoog die de commissie voert met individuele ondernemingen over niet-naleving van groot belang. Ik zal de Commissie Streppel vragen onder welke voorwaarden bij herhaalde of ernstige niet-naleving van de Code nadere maatregelen kunnen worden getroffen, zoals «naming and shaming».

Mede namens mijn ambtgenoten van Financiën, van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid spreek ik mijn grote waardering uit voor het werk van de commissie en zie ik uit naar de rapportage over het boekjaar 2011.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven