nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 16 oktober 2007
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel toegevoegd, luidende:
Da
In het derde lid van artikel 66 van de Werkloosheidswet vervalt «eerste
en».
Toelichting
In artikel 66 van de Werkloosheidswet (hierna: WW) is geregeld dat vorderingen
van werknemers en derden die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: UWV) voldoet op grond van artikel 64, eerste lid, WW over gaan op
het UWV. Het derde lid bepaalt dat deze vorderingen een preferente positie
hebben ten opzichte van andere vorderingen, gelijkwaardig aan het voorrecht
van de Belastingdienst met betrekking tot de rijksbelastingen.
Uit de wettekst volgt dat dit voorrecht niet alleen betrekking heeft op
het verhaal van door de werkgever verschuldigde sociale verzekeringspremies,
maar ook op de door UWV overgenomen loonvordering. Uit de toelichting op artikel
66 WW (Kamerstukken II 2005/06, 30 370, nr. 3, blz. 58) blijkt
echter dat het de bedoeling was dit voorrecht uitsluitend toe te kennen aan
de vorderingen van het UWV ten aanzien van sociale verzekeringspremies over
de loonuitkeringen, als bedoeld in het tweede lid van artikel 66 WW. Voor
het overige is een voorrecht beoogd dat gelijk staat aan de vordering van
de werknemer op grond van artikel 288, onder e, van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek (BW). Dit betreft – onder meer – vorderingen van de werknemer
op de werkgever die voortvloeien uit de arbeidsrelatie.
De vordering van het UWV, bedoeld in artikel 66 WW, eerste lid, heeft
een hogere preferentie gekregen dan is beoogd. De onderhavige nota van wijziging
stelt voor om deze kennelijke misslag te herstellen en alleen aan de vorderingen
bedoeld in artikel 66, tweede lid, WW de preferentie te verlenen
als bedoeld in het derde lid. Uit artikel 6:142 BW vloeit voort dat de vordering
van UWV op grond van artikel 66, eerste lid, WW dezelfde preferentie heeft
als de oorspronkelijke vordering van de werknemer op de werkgever.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner