Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31071 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31071 nr. 7 |
Vastgesteld 26 november 2007
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de indieners van het wetsvoorstel de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zullen beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
1. | Inleiding en vaderverlof op dit moment | 1 |
2. | Vaderverlof in andere landen | 3 |
3. | Financiën en economie | 4 |
4. | Artikelsgewijs | 6 |
1. Inleiding en vaderverlof op dit moment
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het door de kamerleden Halsema en Van Gent aan de Tweede Kamer gestuurde wetsvoorstel tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met de uitbreiding van het vaderverlof. De leden van de CDA-fractie onderschrijven de doelstelling van het voorliggende wetsvoorstel, namelijk het betrekken van vaders bij de opvoeding van kinderen. Zij delen de opvatting dat de betrokkenheid van vaders moet worden vergroot. Daarbij zou het voor beide ouders mogelijk moeten zijn werk en zorg te combineren. Het nu voorliggende voorstel roept bij de leden van de CDA-fractie een aantal vragen op welke in dit verslag zijn opgenomen.
In de Memorie van Toelichting wordt de hoop uitgesproken dat het wetsvoorstel een cruciale bijdrage zal leveren aan de aanpassing van bestaande rolpatronen waarin de man werkt en de moeder zorgt. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre een verlenging van het vaderverlof aan deze doelstelling zal bijdragen. In de Memorie van Toelichting wordt al genoemd dat vaders naast kraamverlof gemiddeld tien dagen vrij nemen. Een voorstel tot betaald vaderverlof zal aan de feitelijke situatie dus weinig veranderen. De leden van de CDA-fractie vragen dan ook of er geen effectievere maatregelen zijn om tot genoemde doelstelling te komen. Zij wijzen hierbij op het voornemen van het kabinet het ouderschapsverlof te verlengen van 13 naar 26 weken. Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat met laatstgenoemde uitbreiding een meer structurele oplossing kan worden geboden voor het genoemde probleem van bestaande rolpatronen? Graag zien zij hierop een reactie van de indieners tegemoet.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met het verlengen van het vaderverlof. De leden van de PvdA-fractie staan sympathiek tegenover het voorstel van verlenging van het vaderverlof. Zij zijn met de indieners van mening dat het voor zowel de vader als het kind belangrijk is dat zij de mogelijkheid hebben uitgebreid kennis te maken in de eerste weken na geboorte van het kind.
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de vaststelling van de termijn van het vaderverlof. Daarbij vragen zij in algemene zin waar de termijn van twee weken op is gebaseerd. De wettelijke regeling nu is een minimum van twee dagen. In veel CAO’s zijn afspraken gemaakt over langer verlof. Hebben de indieners gegevens over de gebruikelijke afspraken inzake vaderverlof in CAO’s, zodat inzicht kan worden verkregen in de wettelijke minimumnorm enerzijds en de norm zoals die in de praktijk geldt anderzijds? Kan voorts inzichtelijk worden gemaakt hoeveel vaders gebruik maken van mogelijkheden van ouderschapsverlof in de eerste vier weken na bevalling? Overigens staat in de Memorie van Toelichting vermeld dat ouderschapsverlof onbetaald is, dit is onjuist: er bestaat een recht op doorbetaling van 50% WML gedurende 13 weken, vanaf 1 januari 2009 wordt dit 26 weken.
In de Memorie van Toelichting wordt uiteengezet dat de meeste mannen gemiddeld tien vakantiedagen opnemen na de bevalling van hun partner. Daarmee wordt de behoefte aan verlof onderstreept. Kunnen de indieners toelichten in hoeveel gevallen problemen worden ondervonden met de werkgever bij aanvraag van bijvoorbeeld ouderschapsverlof of vakantiedagen na bevalling? Hebben de indieners inzicht in het antwoord op de vraag in hoeverre de afweging voor het opnemen van ouderschapsverlof of vakantiedagen in de eerste vier weken na bevalling economisch is bepaald? Nemen vaders die minder verdienen minder verlof op omdat ze zich dit niet kunnen veroorloven? Zijn hiervan cijfers beschikbaar?
De indieners maken een vergelijking met verlof in verband met een huwelijk: echter hier bestaan geen wettelijke minimumnormen voor. Heeft de indiener aanwijzingen dat verlof in verband met huwelijk makkelijker wordt gegeven dan verlof in verband met bevalling?
De leden van de SP-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wet arbeid en zorg. De leden van de SP-fractie delen de mening van de indieners dat het huidige recht voor vaders op twee dagen kraamverlof uitbreiding behoeft. Wel hebben de leden van de SP-fractie een aantal aanvullende vragen, deze worden in dit verslag genoemd.
Uit welk onderzoek blijkt dat maar weinig vaders verlof opnemen als het niet wordt uitbetaald? Kunnen de indieners dit nader toelichten?
De indieners beogen met het wetsvoorstel onder meer het vergroten van het zorgaandeel van mannen. In de memorie van toelichting worden echter meerdere (neven)doelen benoemd, waaronder het doorbreken van stereotype denkbeelden, vaders de tijd geven uitgebreid kennis te maken met hun baby, het bijdragen aan een voorspoedig herstel van de moeder, de tevredenheid over de relatie tussen beide ouders, het bevorderen van een ouderschapscultuur, tegengaan ontgroening en het tegengaan van het concurrentienadeel van werkgevers. Wat is nu precies het hoofddoel dat de indieners beogen met dit wetsvoorstel?
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Alhoewel zij niet principieel tegen een uitbreiding van het vaderverlof zijn hebben zij nog de nodige vragen en opmerkingen over het voorstel, deze zijn in dit verslag opgenomen.
Beamen de indieners dat er in Nederland ook een systeem wordt gekend van vrije (vakantie) dagen die ingezet kunnen worden voor verlof bij de geboorte van een kind? Kunnen de indieners nader motiveren waarom zij van mening zijn dat hier ook nog eens twee weken vaderverlof aan toegevoegd dient te worden?
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel over vaderverlof. De leden van de SGP-fractie hebben moeite met de achterliggende gedachte achter dit wetsvoorstel dat de sociale normen en rolpatronen veranderd zouden kunnen en moeten worden. Zij hebben nog enkele vragen, deze zijn in dit verslag opgenomen.
De leden van de fractie van de SGP zijn het eens met de constatering dat het voor vaders en hun kind belangrijk is dat zij elkaar goed leren kennen. De indieners constateren echter dat daarvoor een vaderverlof van twee weken voor nodig is. De leden van de SGP-fractie vinden de onderbouwing van het aantal dagen te mager, omdat vaders op dit moment gemiddeld toch al tien vakantiedagen opnemen. Daarnaast vragen zij waarom gekozen is voor een betaald verlof door de werkgever. Wanneer het een vader veel waard is – en terecht – om zijn kind beter te leren kennen, dan kan hij toch ook vakantiedagen opnemen? Daarnaast hebben vaders nu al het recht op 13 weken onbetaald ouderschapsverlof. Kortom: de leden van de SGP-fractie vragen waarom werkgevers het vaderverlof zouden moeten betalen, terwijl er ook nog veel andere wettelijke en niet-wettelijke verlofmogelijkheden zijn, zoals het ouderschapsverlof, kortdurend zorgverlof, kort-verzuimverlof, bovenwettelijke vakantiedagen en ADV-dagen.
2. Vaderverlof in andere landen
In de Memorie van Toelichting worden de verschillende vaderverlofregelingen in Europa met elkaar vergeleken. De leden van de CDA-fractie hebben moeite met deze vergelijking en de daaruit volgende conclusie dat Nederland «ergens onderaan bungelt» in Europa. De «korte duur» van het vaderverlof dient te worden bezien in samenhang met de wettelijke verlofsoorten in Wet arbeid en zorg én andere verlof- en vakantiedagen. De leden van de CDA-fractie willen benadrukken dat er naast het huidige recht op betaald vaderverlof verschillende andere mogelijkheden bestaan voor vaders om in de behoefte van verlof te voorzien. Het huidige ouderschapsverlof biedt in veel gevallen een mogelijkheid om desgewenst langer verlof op te nemen. Daarnaast zijn er mogelijkheden om deel te nemen aan de levensloopregeling, om zorgverlof op te nemen en om vakantiedagen te sparen. Een wijziging van de Wet arbeid en zorg dient dan ook zorgvuldig te worden gemotiveerd. Graag zien de leden van de CDA-fractie een reactie van de indieners tegemoet.
De leden van de SP-fractie vragen of de indieners informatie kunnen verstrekken over het gebruik van het vaderverlof in andere landen? Oftewel, hoeveel procent van de mannen die recht hebben op het vaderverlof maken hier gebruik in de verschillende landen (zie ook de tabel op pagina 3 van de Memorie van Toelichting)?
De indieners geven aan dat er in Ierland, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Polen, Slowakije en Tsjechië geen wettelijke regeling bestaat voor vaderverlof. De leden van de VVD-fractie vragen of de indieners een beeld kunnen schetsen van de informele praktijk.
De leden van de SGP-fractie vragen de indieners in te gaan op de constatering van VNO-NCW dat bij de vergelijking die gemaakt wordt met andere Europese landen een aantal relevante gegevens niet zijn genoemd. Is het inderdaad zo dat uit een meer uitgebreide versie van de tabel op pagina 3 van de Memorie van Toelichting blijkt dat de meerderheid van de EU landen geen kraamverlof kent of een kraamverlof van twee dagen, zoals nu al is opgenomen in de Nederlandse Wet arbeid en zorg?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de kosten voor de uitvoering van de uitbreiding van het vaderverlof eenzijdig bij de werkgevers komen te liggen. In de Memorie van Toelichting wordt gesuggereerd dat deze kosten zeer beperkt zullen zijn. Het vaderverlof leidt tot een daling van minder dan éénduizendste van het totaal aantal gewerkte dagen in Nederland. Kunnen de indieners toelichten welke kosten er voor de werkgevers aan het wetsvoorstel zijn verbonden? Kunnen de indieners daarnaast de genoemde daling van het aantal gewerkte uren onderbouwen met concrete cijfers?
Met het voorgestelde artikel 4:2 van de Wet arbeid en zorg wordt geregeld dat voor het vaderverlof een volledige loondoorbetalingverplichting geldt voor de werkgever. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat daarvoor gekozen is, omdat dit in lijn zou zijn met andere vormen van kortdurend verlof in de Wet arbeid en zorg. Bij het kortdurend zorgverlof geldt een ander (beperkend) loonvoorschrift voor wat betreft de hoogte van het doorbetaalde loon dan bij het vaderverlof. Met hoofdstuk 5, artikel 5:6 wordt bepaald dat bij kortdurend zorgverlof de loondoorbetaling (grofweg) 70% van het loon of maximum dagloon bedraagt.
Voor het vaderverlof, opgenomen in hoofdstuk vier van de Wet arbeid en zorg, geldt dit niet. De leden van de CDA-fractie en de leden van de VVD-fractie vragen waarom voor de loondoorbetalingverplichting bij vaderverlof geen loonvoorschrift geldt zoals bij het kortdurend zorgverlof, mede gegeven de onderbouwing dat financiering van het vaderverlof in lijn is met het kortdurend zorgverlof?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat naast de kosten die door een werkgever moeten worden gemaakt het vaderverlof gevolgen heeft voor de werkzaamheden binnen een bedrijf. Kunnen de indieners toelichten in hoeverre ze deze hebben meegewogen in hun oordeel over de economische effecten van de uitbreiding van het vaderverlof? De leden van de CDA-fractie wijzen in dit verband nogmaals op de mogelijkheden van het ouderschapsverlof en de grotere flexibiliteit die deze regeling biedt.
In de Memorie van Toelichting wordt gesproken over het positieve effect dat de verlenging van het vaderverlof kan hebben op de productiviteit van de Nederlandse economie. Werkgevers hebben zelf aangegeven dat langer vaderverlof zal leiden tot een grotere motivatie van werknemers. Kunnen de indieners toelichten welke werkgeversorganisaties zijn geconsulteerd? Kunnen zij daarnaast toelichten of deze werkgeversorganisaties ook kanttekeningen hebben geplaatst bij het voorliggende voorstel?
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de financiering van het wetsvoorstel. Volgens de leden van de PvdA-fractie wordt er onterecht van uitgegaan dat dit een budgetneutrale maatregel is. Echter: meer vrije dagen leidt voor werkgevers waarschijnlijk tot een daling van de productie en de omzet en dus tot kosten. Mogelijk dat de productiviteit iets toeneemt, waardoor de kosten beperkt blijven, maar waarschijnlijk zullen die niet volledig tegen elkaar opwegen. Ook zal in een aantal sectoren de vervangingsvraag aan de orde zijn. Dit leidt mogelijk tot extra salariskosten voor de werkgever. Wanneer de loondoorbetaling bij wet wordt geregeld zullen overheidswerkgevers compensatie vragen. Omdat het opgelegde wetgeving is zal de druk op compensatie hoog zijn, hetgeen tot meerkosten voor de rijksbegroting kan leiden. Uitgaande van een gemiddeld maandloon van mannen in de leeftijdsklasse 25–40 jaar van € 2500,– (€ 125,– per dag) en een aantal geboorten van 185 000 (2006), is een indicatie van de maximale meerkosten voor werkgevers, als gevolg van productieverlies en/of vervanging, voor een verlenging van het kraamverlof met 8 werkdagen ongeveer € 185 miljoen. Dit hangt met name af van de vraag in welke mate sprake is van noodzakelijke vervanging of de mate van het vervallen van andere vormen van (calamiteiten-)verlof. Het aantal werkzame personen in de overheidssectoren en zorg en welzijn bedraagt ca 30% van het totaal aantal werkzame personen. Wanneer wordt uitgegaan van volledige vervanging zal het aandeel voor overheidswerkgevers in de hierboven genoemde meerkosten grosso modo € 60 miljoen zijn (lonen liggen in overheidssectoren gemiddeld iets hoger dan in de markt). Hoe moeten deze extra kosten volgens de indieners worden gefinancierd?
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre in dit wetsvoorstel rekening wordt gehouden met de relatief hogere kosten voor het Midden en Klein Bedrijf ten opzichte van grotere ondernemingen waarbij werkzaamheden bijvoorbeeld onderling tussen afdelingen kunnen worden opgevangen? Zijn de indieners het eens met de constatering dat de kosten voor een werkgever met één mannelijke werknemer die twee weken betaald verlof neemt wel degelijk meer dan marginaal zijn indien voor die twee weken vervanging moet worden ingehuurd en dus sprake is van een dubbele loonlast gedurende twee weken (namelijk 2/52x100%= 3,8%)? In dit verband vragen de leden van de PvdA-fractie of over dit voorstel overleg heeft plaatsgevonden met de sociale partners. Is de opvatting van werkgevers over dit plan bekend, met name wat betreft de financiële gevolgen voor werkgevers?
De leden van de PvdA-fractie vragen of, mede in het licht van de mogelijkheden voor ouderschapsverlof en de kosten die volgens de leden van de PvdA-fractie verbonden zijn aan dit voorstel, ook andere normstellingen voor de verlenging van het vaderverlof zijn overwogen, of bijvoorbeeld een mix tussen betaald verlof en het wettelijke recht om vakantiedagen op te nemen. Een mogelijkheid zou bijvoorbeeld zijn om vaders het wettelijke recht te geven om in de eerste vier weken na de bevalling ten minste twee weken verlof op te nemen, bestaande uit vijf dagen betaald vaderverlof plus vijf dagen ander verlof, zoals vakantiedagen of ouderschapsverlof. Dit is voor werkgevers goedkoper. De overweging daarbij kan zijn dat het belangrijkste is dát vaders verlof op kunnen nemen, los van de vraag wie dit moet financieren. Is een dergelijke optie overwogen? Waarom wel of niet?
De leden van de SP-fractie vragen welke verwachtingen de indieners hebben ten aanzien van het gebruik van vaderverlof. Welke (loon)kosten zijn daar aan verbonden voor werkgevers? Op basis van welke gegevens komen de indieners tot de gestelde daling van het totale aantal gewerkte dagen (minder dan éénduizendste) door gebruik van vaderverlof?
De leden van de SP-fractie vragen of de indieners over het wetsvoorstel gesproken hebben met vertegenwoordigende organen van werkgevers en werknemers. Zo ja, welke organisaties en wat waren de uitkomsten van de gesprekken?
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de indieners het vaderverlof onderbouwen door onder meer te wijzen op het belang van de aanwezigheid van een betrokken vader voor de ontwikkeling van het kind én de ondersteuning van de moeder. Het vaderverlof is daarbij bedoeld om kennis te maken met de baby en de vader vanaf het begin te betrekken bij de opvoeding. De indieners verwijzen ook naar het adoptieverlof. Dit verlof heeft als doel de binding tussen ouders en kind te optimaliseren en is, evenals het zwangerschap- en bevallingsverlof, ondergebracht onder hoofdstuk drie van de Wet arbeid en zorg. Financiering van die verlofvormen gebeurt uit het Algemeen Werkloosheidsfonds. Welke verschillen zijn er volgens de indieners tussen het doel van het adoptieverlof en het vaderverlof? Wat is, mede gezien de geconstateerde verschillen, de reden dat het vaderverlof niet zoals het adoptieverlof ondergebracht wordt onder hoofdstuk drie van de Wet arbeid en zorg en zodoende op gelijke wijze wordt gefinancierd? Wat zouden in dat geval de kosten zijn?
Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat een loondoorbetaling door werkgevers leidt tot zeer beperkte kosten; vaderverlof heeft een daling van minder dan éénduizendste van het totale aantal gewerkte dagen in Nederland tot gevolg. Welke verwachtingen hebben de indieners ten aanzien van het gebruik van vaderverlof? Welke (loon)kosten zijn daar aan verbonden voor werkgevers? Op basis van welke gegevens komen de indieners tot de gestelde daling van het totale aantal gewerkte dagen (minder dan éénduizendste) door gebruik van vaderverlof?
De indieners stellen in de Memorie van Toelichting dat de werkgevers economisch gezien een belang hebben bij een langer vaderverlof. Het leidt tot meer en gemotiveerde werknemers wat in het belang is van de werkgevers. Hebben de indieners gesproken over het wetsvoorstel met vertegenwoordigende organen van werkgevers en werknemers? Zo ja, welke organisaties en wat waren de uitkomsten van de gesprekken?
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de technische uitvoering van het voorliggende voorstel. Hoe wordt de hoogte van het doorbetaalde loon vastgesteld bij onregelmatige werktijden van bijvoorbeeld flexwerkers of bij een 0-uren contact? Hoe wordt regelgeving voor vaders/partners die niet op hetzelfde adres wonen nader vormgegeven? Als feitelijk sprake is van een gescheiden huishouding, hecht de indiener dan ook in alle omstandigheden aan verlof voor de elders wonende partner, zeker in het licht van het hechtingsargument?
De leden van de SP-fractie merken op dat het wetsvoorstel ook vaderverlof regelt voor vaders die niet op hetzelfde adres wonen. Welke voorwaarden gelden er voor het opnemen van vaderverlof? Moet men bijvoorbeeld gehuwd zijn/geregistreerd partnerschap hebben of geldt het ook voor stellen die samenwonen? Kunnen de indieners samenvattend weergeven welke verschillen er precies zijn met het huidige kraamverlof, uitgezonderd het aantal dagen? Waarom is ervoor gekozen om de vrije dagen binnen een periode van vier weken te laten opnemen? Op basis waarvan is er gekozen voor de periode van vier weken en niet vijf, zes of meer weken? Hoe is het recht op vaderverlof geregeld in geval van ziekte van de vader, stel dat de vader bijvoorbeeld drie weken of langer ziek is (al dan niet opgenomen in het ziekenhuis) in de eerste weken na de bevalling? Wordt het recht op verlof dan uitgesteld? Hoe is het recht op vaderverlof geregeld in geval de vader een baan heeft of tijdelijke werkzaamheden in het buitenland in de eerste weken na de bevalling?
De leden van de VVD-fractie verwijzen naar de opmerking van de Raad van State betreffende de vormgeving. De Raad van State merkt op dat artikel 4:2 zodanig is vorm gegeven dat het vaderverlof altijd de arbeidsduur van twee weken bedraagt. De Raad van State heeft de indieners in overweging gegeven om naar analogie van artikel 3:2 in combinatie met artikel 3:3, tweede lid, van de Wet arbeid en zorg, de mogelijkheid te bieden om ook voor minder dan twee weken vaderverlof te nemen. De indieners hebben de suggestie niet overgenomen aangezien het de uitdrukkelijke bedoeling van het wetsvoorstel is dat de partner van de moeder direct na de bevalling twee weken verlof krijgt.
De leden van de VVD-fractie en de leden van de SP-fractie vragen of de indieners beogen dat een werknemer ook minder dan tweemaal de arbeidsduur per week vaderverlof op kan nemen? Zo nee, kan dit nader worden toegelicht?
Kunnen de indieners nader motiveren waarom gekozen is voor de duur van twee weken voor de omvang van het vaderschapsverlof? Zijn de indieners niet bang dat dit een te grote druk legt op bijvoorbeeld collega’s die het werk in die periode moeten overnemen?
Het vaderverlof van twee weken moet binnen vier weken worden opgenomen. Kunnen de indieners nader motiveren waarom voor de termijn van vier weken is gekozen?
Was bijvoorbeeld opname binnen een jaar niet veel logischer geweest? Zo kunnen vaders namelijk gedurende het eerste «kwetsbare» levensjaar de moeder veel gerichter ondersteuning bieden. Bijvoorbeeld bij bezoeken die afgelegd dienen te worden aan een consultatiebureau, huisarts et cetera.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Crone (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31071-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.