nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2007
In vervolg op het AO van 4 oktober bericht ik u mede namens de minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als volgt.
Zoals ik in het overleg heb aangegeven is het essentieel dat de Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden op zo kort mogelijke termijn in werking treedt.
Inwerkingtreding van de nieuwe wet is een noodzakelijk vereiste om:
• Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en
biociden (hierna: het college) in staat te stellen een bestuursreglement vast
te stellen;
• Het college in staat te stellen de lijst van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden vast te stellen die onder de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 van
rechtswege waren toegelaten en die de afgelopen maanden een herbeoordeling
hebben ondergaan;
• Toelating van dringend vereiste middelen mogelijk te maken.
Tegelijkertijd hebben de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer en ikzelf geconstateerd dat er door Uw Kamer is aangedrongen
op voldoende zorgvuldigheid bij de invoering van de nieuwe wet. Hierbij is
vooral gesproken over het bestuursreglement en de inwerkingtreding van de
nieuwe wet. Dezerzijds is toegezegd dat het bestuursreglement op korte termijn
zal worden vastgesteld, zodat over de inhoud van het reglement zo spoedig
mogelijk na inwerkingtreding van de nieuwe wet voor iedereen duidelijkheid
zal bestaan.
Daarnaast heeft de Kamer zorgen uitgesproken over de vaststelling van
de lijst van herbeoordeelde middelen door het college.
Zoals ik hierboven al heb aangegeven, kan de lijst pas worden vastgesteld
na inwerkingtreding van de nieuwe wet. Inwerkingtreding van de wet is ook
noodzakelijk om het tot het vaststellen van de lijst bevoegde college, dat
wil zeggen de opvolger van het huidige CTB, over die lijst overleg te laten
voeren met de belanghebbende partijen, conform de toezegging van de
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het
overleg van vorige week.
Ik stel mij derhalve voor dat het college na inwerkingtreding van de wet
op basis van de uitgevoerde herbeoordeling voortvarend komt tot vaststelling
van de lijst, maar niet eerder dan nadat hierover nog eenmaal met branchevertegenwoordigers
is gesproken.
Hiermee kan worden voorkomen dat middelen onnodig afvallen, louter omdat
het college bij de uitvoering van de herbeoordeling niet beschikte over de
nieuwste informatie. Ik onderschrijf de in de Kamer uitgesproken wens om deze
nieuwe informatie alsnog te betrekken in de beoordeling door het college,
nadat hierover met de betrokken partijen is gesproken.
Concluderend stel ik vast dat het noodzakelijk is dat de nieuwe wet zo
snel mogelijk inwerking treedt. Uitgaande van een publicatie in het Staatsblad
van 16 oktober a.s., treedt de wet dan met ingang van 17 oktober
a.s. in werking.
Het bestuursreglement van het college zal kort daarna worden vastgesteld.
Na inwerkingtreding van de wet zal het college voorts de lijst van herbeoordeelde
middelen vaststellen na daarover eerst met de branchevertegenwoordigers te
hebben overlegd.
Ik zal u vervolgens zo spoedig mogelijk informeren over de vaststelling
van de lijst en het daarover gevoerde overleg.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
G. Verburg