31 067
Regeling tot wijziging van het overgangsrecht inzake toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingmiddelen en biociden (Aanpassing overgangsrecht Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

27 858
Gewasbeschermingsbeleid

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2007

In vervolg op het AO van 4 oktober bericht ik u mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als volgt.

Zoals ik in het overleg heb aangegeven is het essentieel dat de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden op zo kort mogelijke termijn in werking treedt.

Inwerkingtreding van de nieuwe wet is een noodzakelijk vereiste om:

• Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: het college) in staat te stellen een bestuursreglement vast te stellen;

• Het college in staat te stellen de lijst van gewasbeschermingsmiddelen en biociden vast te stellen die onder de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 van rechtswege waren toegelaten en die de afgelopen maanden een herbeoordeling hebben ondergaan;

• Toelating van dringend vereiste middelen mogelijk te maken.

Tegelijkertijd hebben de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en ikzelf geconstateerd dat er door Uw Kamer is aangedrongen op voldoende zorgvuldigheid bij de invoering van de nieuwe wet. Hierbij is vooral gesproken over het bestuursreglement en de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Dezerzijds is toegezegd dat het bestuursreglement op korte termijn zal worden vastgesteld, zodat over de inhoud van het reglement zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van de nieuwe wet voor iedereen duidelijkheid zal bestaan.

Daarnaast heeft de Kamer zorgen uitgesproken over de vaststelling van de lijst van herbeoordeelde middelen door het college.

Zoals ik hierboven al heb aangegeven, kan de lijst pas worden vastgesteld na inwerkingtreding van de nieuwe wet. Inwerkingtreding van de wet is ook noodzakelijk om het tot het vaststellen van de lijst bevoegde college, dat wil zeggen de opvolger van het huidige CTB, over die lijst overleg te laten voeren met de belanghebbende partijen, conform de toezegging van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het overleg van vorige week.

Ik stel mij derhalve voor dat het college na inwerkingtreding van de wet op basis van de uitgevoerde herbeoordeling voortvarend komt tot vaststelling van de lijst, maar niet eerder dan nadat hierover nog eenmaal met branchevertegenwoordigers is gesproken.

Hiermee kan worden voorkomen dat middelen onnodig afvallen, louter omdat het college bij de uitvoering van de herbeoordeling niet beschikte over de nieuwste informatie. Ik onderschrijf de in de Kamer uitgesproken wens om deze nieuwe informatie alsnog te betrekken in de beoordeling door het college, nadat hierover met de betrokken partijen is gesproken.

Concluderend stel ik vast dat het noodzakelijk is dat de nieuwe wet zo snel mogelijk inwerking treedt. Uitgaande van een publicatie in het Staatsblad van 16 oktober a.s., treedt de wet dan met ingang van 17 oktober a.s. in werking.

Het bestuursreglement van het college zal kort daarna worden vastgesteld.

Na inwerkingtreding van de wet zal het college voorts de lijst van herbeoordeelde middelen vaststellen na daarover eerst met de branchevertegenwoordigers te hebben overlegd.

Ik zal u vervolgens zo spoedig mogelijk informeren over de vaststelling van de lijst en het daarover gevoerde overleg.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

G. Verburg

Naar boven