31 066 Belastingdienst

Nr. 904 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2021

Op 25 juni jl. heb ik uw Kamer met een brief met (Kamerstuk 31 066, nr. 853) de uitkomsten en het advies aangeboden van het onderzoek, dat de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst – en ik hebben laten verrichten naar de fiscaalrechtelijke en arbeidsrechtelijke toepassing van de regeling Substantieel Bezwarende functies (SBF) vanaf 2010. Aanleiding van dit rapport is destijds de motie van de heer Omtzigt geweest om een ultieme poging te doen om tot een oplossing te komen in het SBF-dossier.

In bovengenoemde brief heb ik u tevens gemeld dat ik de conclusie van de onderzoekers overneem. De conclusie van de onderzoekers komt erop neer dat de overheid vanuit de fiscale kant niets te verwijten valt maar dat op grond van de arbeidsrechtelijke invalshoek de overheid als werkgever qua informatievoorziening tekort is geschoten. Ik heb hieraan toegevoegd dat ik de SBF-ers voor wat betreft de informatievoorziening rondom de invoering van de SBF-regeling per 1 januari 2010 reeds gecompenseerd heb. Dit op grond van een akkoord dat het toenmalige Ministerie van Veiligheid en Justitie met de vakbonden op 26 juni 2014 heeft gesloten (SBF-ers die bij DJI in de periode 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2012 met SBF-verlof zijn gegaan hebben een compensatie ontvangen ter hoogte van twee SBF-uitkeringsmaanden netto). Daarnaast is in 2018 een nabetaling verstrekt aan SBF-ers voor het niet toepassen van de witte loonbelastingtabellen vanaf 2013 tijdens de eerste 104 weken van de SBF-verlofuitkering.

Vervolgens heb ik aangegeven dat ik gevolg zal geven aan de aanbeveling van de onderzoekers om de SBF-ers (voor een deel van de groep aanvullend) financieel te compenseren. Inmiddels kan ik u melden dat we in overleg met de SBF-groep een voor beide partijen goedgekeurde compensatie overeengekomen zijn. Hiermee is de afronding van de discussie rondom de groene en witte tabel van de afgelopen twee jaar duidelijk gemarkeerd en de motie van de heer Omtzigt uitgevoerd.1

Compensatie

De compensatie voor de informatievoorziening rondom de invoering van de SBF-regeling zoals de onderzoekers hebben voorgesteld en welke met de SBF-groep is overeengekomen gaat uit van de onderstaande toekenningen. De groep SBF-ers die in 2010 van de regeling gebruik hebben gemaakt, hebben geen nabetaling (voor het verschil tussen de groene en de witte loonheffingstabel) ontvangen en om die reden ontvangen zij het hoogste bedrag. De groep die van 2011 tot en met 2014 van de regeling gebruik maakte, heeft over enige periode de witte loonheffingstabel toegepast gekregen en in december 2018 een nabetaling ontvangen. Per 1 januari 2012 ontstond de mogelijkheid om óf door te werken óf naast de SBF-uitkering gedurende vier uur per week voor Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te gaan werken. Wellicht ten overvloede meld ik u dat degenen die in 2013 onder de regeling kwamen te vallen, wel het volledige voordeel genoten van de witte loonheffingstabel.

Met de SBF-groep is afgesproken om de SBF-ers die het betreft te compenseren met een lumpsum die wordt uitgekeerd door de oud werkgever DJI. Er is daarbij rekening gehouden met het verzoek van de SBF-groep dit bedrag netto uit te keren. De eindheffing aan de Belastingdienst zal DJI voor zijn rekening nemen.

Voor de hoogte van de compensatie wordt zoals afgesproken met de SBF-groep de onderstaande staffel gehanteerd:

Ingangsdatum SBF-verlof

Compensatie

van 1 januari 2010 tot en met 31 januari 2011

€ 4.000

van 1 februari 2011 tot 1 januari 2012

€ 3.000

van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013

€ 2.000

van 1 januari 2013 tot 1 januari 2015

€ 1.000

Motie van Van Nispen en Palland

Op 7 juli 2021 is de gewijzigde motie van de leden Van Nispen en Palland2 aangenomen waarin mij wordt gevraagd om met een serieus voorstel voor compensatie van pensioenschade te komen van deze groep SBF-ers, dat recht doet aan de ernst van de problematiek. Bij deze nieuwe motie gaat het om mogelijke pensioenschade als gevolg van de invoering van de SBF-verlofregeling.

Om uit te zoeken of de totstandkoming van de SBF-verlofregeling pensioenschade tot gevolg heeft gehad, heb ik navraag gedaan bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In onderstaande doe ik u hierover de technische beschrijving en de daarbij behorende conclusie.

Van FLO-regeling naar SBF-ontslagregeling

Voor 1 januari 2000 was de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag (FLO-regeling) van toepassing op SBF-ers. Met ingang van 1 april 1997 zijn het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en de FLO-regeling aangepast in verband met de invoering van de FPU-regeling voor het overheids- en onderwijspersoneel. De Regeling Flexibel Pensioen en Uitkering (FPU-regeling) werd uitgevoerd door het ABP. In het ARAR is destijds geregeld dat FLO-ontslag tevens FPU-ontslag was en in de FLO-regeling is toen opgenomen dat de FLO-uitkering werd verstrekt als aanvulling op de FPU-uitkering. Dit is ongewijzigd overgenomen toen de FLO-regeling met ingang van 1 januari 2000 is vervangen door het Besluit ontslaguitkering substantieel bezwarende functies (SBF-ontslagregeling).

Van SBF-ontslagregeling naar SBF-verlofregeling

Door de Wet aanpassing fiscale behandeling3 is in 2005 de fiscale faciliteit van prepensioenregelingen, zoals de FPU-regeling, vervallen voor werknemers geboren na 1949. In het ABP-keuzepensioen is overgangsrecht opgenomen om het vervallen van de FPU-regeling te compenseren. Hiervoor zijn drie pensioencomponenten opgenomen in de ABP-regeling om het ook voor werknemers geboren na 1949 mogelijk te maken voor de AOW-leeftijd uit dienst te treden. Deze pensioencomponenten zijn:

  • de opgebouwde FPU,

  • de voorwaardelijke inkoop van het ouderdomspensioen, en

  • de versterkte opbouw van het ouderdomspensioen.

Door deze wijzigingen was het noodzakelijk de SBF-regeling aan te passen voor SBF-ers geboren na 1949 die vanaf 2010 de uittreedleeftijd van de SBF-regeling bereikten. Omdat het fiscaal niet mogelijk was het ABP-keuzepensioen gelijktijdig in te laten gaan met de SBF-uitkering is de vormgeving van de SBF-uitkering aangepast. In plaats van als aanvulling op de genoemde componenten uit het keuzepensioen is de SBF-uitkering geplaatst voorafgaand aan het keuzepensioen. Om te voorkomen dat de voorwaardelijke inkoop van het ouderdomspensioen zou vervallen bij SBF-ontslag is tijdens de SBF-uitkering buitengewoon verlof zonder bezoldiging verleend.

Door het ABP werd berekend gedurende welke periode de SBF-er het voor hem geldende percentage van zijn bezoldiging met de hierboven genoemde pensioencomponenten kon financieren. Terugrekenend vanaf 65 jaar werd hiermee de ontslagdatum/ingangsdatum van het ABP-keuzepensioen bepaald. Gedurende de periode van de ingang van het buitengewoon verlof tot aan de ontslagdatum ontving de SBF-er een SBF-uitkering.

Pensioenopbouw

Tijdens de SBF-verlofuitkering vond er een hogere pensioenopbouw plaats dan tijdens de SBF-ontslaguitkering. Bij de SBF-ontslaguitkering vond pensioenopbouw plaats over 50% van de bezoldiging tot de leeftijd van 62 jaar; bij de SBF-verlofuitkering vond er gedurende de periode van buitengewoon verlof volledige pensioenopbouw plaats op basis van 100% van de bezoldiging. In beide situaties werd het werknemersdeel van de pensioenpremie door de SBF-er betaald en het werkgeversdeel van de pensioenpremie kwam voor rekening van de werkgever.

Verhoging AOW-leeftijd

Na invoering van de SBF-verlofregeling is de AOW-leeftijd verhoogd. Het AOW-gat dat hierdoor is ontstaan is gecompenseerd.

Conclusie

U heeft gevraagd om met een serieus voorstel voor compensatie te komen. Ik heb samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gekeken óf er daadwerkelijk sprake is van pensioenschade door de invoering van deze verlofregeling.

Op grond van bovenstaande informatie is er geen sprake van pensioenschade voor SBF-ers als gevolg van de invoering van de SBF-verlofregeling. Ik zie dan ook geen aanleiding naast bovengenoemde compensatieregeling aanvullend pensioenschade te vergoeden.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 668

X Noot
2

Kamerstuk 35 830 VI, nr. 12

X Noot
3

Voluit: Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling

Naar boven