Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2020
Op 4 december 2019 (Handelingen II 2019/20, nr. 32, items 3 en 6) heeft onze ambtsvoorganger aan uw Kamer toegezegd om onafhankelijke personeelsraadspersonen
te benoemen om op laagdrempelige wijze signalen van betrokkenen over mogelijke onrechtmatigheden
en vermoedens van misstanden op te halen. Met ingang van 1 maart 2020 zijn deze raadspersonen
voor de periode van één jaar benoemd. In de bijlage treft u het tussenrapport van
de raadspersonen op basis van de eerste signalen1. In het voorjaar van 2021 is het eindrapport voorzien.
Een groot deel van de door de raadspersonen ontvangen meldingen heeft betrekking op
de problematiek bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslagen. De tussentijdse rapportage
is daarom voornamelijk beperkt tot beschouwingen over een aantal, met elkaar samenhangende,
signalen naar aanleiding van de toeslagenaffaire.
Deze signalen zijn indringend. Dit rapport bevestigt daarmee het belang van het werk
van de personeelsraadspersonen. Daarvoor zijn wij hen, maar ook de medewerkers die
bereid zijn geweest om zich bij hen te melden, dan ook erkentelijk. Dit rapport geeft
ook aan dat we aan het werk moeten. Wijzelf en de leidinggevenden van de Belastingdienst
gaan hiermee dan ook, met elkaar en de medewerkers, aan de slag.
In de rapportage is – zo veel mogelijk ongefilterd – de lezing weergegeven van medewerkers
die zich tot de raadspersonen hebben gewend. Hieruit blijkt dat zij een gebrek aan
rugdekking ervaren. Bij de gesprekken met de raadspersonen gaven melders te kennen
hun signaal ook eerder te hebben afgegeven. Zij voelen zich niet gehoord en ervaren
dat kritiek niet wordt gewaardeerd en dat leidinggevenden laten blijken dat «gedoe»
vermeden moet worden.
Bij een cultuur waar ruimte is voor tegenspraak, past dat op bestuurlijk niveau ongefilterd
kennis wordt genomen van wat er op de werkvloer leeft. Op basis van deze rapportage
gaan leidinggevenden en (vertegenwoordigers van) medewerkers in verschillende gremia
met elkaar in gesprek. In alle veiligheid en met respect voor ieders rol en integriteit.
Om zo te bouwen aan een cultuur waarin tegenspraak een middel is om elkaar te begrijpen,
perspectieven uit te wisselen en in gezamenlijkheid de complexiteit te kunnen duiden.
Onder meer in onze brief van 14 september jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 700) hebben wij onze ambities uiteen gezet om te komen tot open en inclusieve cultuur,
waarin medewerkers worden gewaardeerd, waar iedereen zichzelf kan zijn en waarin openheid
en samenwerking de standaard is. In de gewenste cultuur zijn dilemma’s bespreekbaar,
reflecteren we op wat beter kan en is er ruimte voor tegenspraak. Signalen vanaf de
werkvloer en vanuit de medezeggenschap komen tijdig naar boven en worden vervolgens
serieus opgepakt door de top. Dit tussenrapport laat zien dat we hier nog niet zijn.
We zetten onze inzet op een open en inclusieve cultuur, onder meer met de hiervoor
aangekondigde gesprekken, dan ook onverminderd voort.
In de eerdergenoemde brief hebben wij uw Kamer ook geïnformeerd over onze acties om
burgers en bedrijven centraal te stellen. Hierbij komt de focus te liggen op dienstverlening,
vakmanschap en de menselijke maat. Want de gewenste cultuur gaat niet alleen over
hoe we met elkaar omgaan, maar ook over hoe we met belastingplichtigen en toeslaggerechtigden
omgaan.
Uit de signalen van de raadspersonen trekken we lering en we zetten acties in gang
om te komen tot verbetering. Dit doen we vooral door te luisteren naar wat er echt
speelt. In het voorjaar van 2021 is het eindrapport voorzien. Wij zullen uw Kamer
de eindrapportage samen met onze reactie toesturen.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief