31 066 Belastingdienst

Nr. 605 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2020

Het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (AUT) zou volgens de meest recente informatie die met uw Kamer is gedeeld in de eerste helft van februari gepubliceerd worden. In dit rapport gaat de AUT in op de wijze van behandeling bij mogelijk andere CAF-zaken of gevallen waarin ook een passende oplossing geboden is. Ik begrijp dat dit rapport voor ouders die menen op vergelijkbare wijze te zijn behandeld een belangrijk moment is. Het heeft immers prioriteit dat recht wordt gedaan aan alle ouders die te maken hebben gehad met de institutionele vooringenomenheid die de AUT in haar tussenrapportage heeft geconstateerd. Zoals mijn ambtsvoorganger ook aan uw Kamer heeft toegezegd, zullen ouders die op vergelijkbare wijze zijn behandeld als de ouders in de CAF 11-zaak op een vergelijkbare wijze worden gecompenseerd.1

Inmiddels is uit meldingen van ouders via het speciale telefoonnummer bij Toeslagen, gesprekken met de ouders op politiek en ambtelijk niveau en meldingen die binnen zijn gekomen via het zwartboek van de SP, de Bond van Belastingbetalers en BOiNK, gebleken dat meer ouders zich gedupeerd voelen dan ouders die onderdeel uitmaken van de CAF-brede groep. Ik vind het van groot belang ook déze ouders te betrekken in mijn huidige acties om de situatie van gedupeerde ouders op te lossen. Juist omdat ik me ervan bewust ben dat veel ouders al een tijd in onzekerheid leven, vind ik het belangrijk dat het advies van de commissie over zoveel mogelijk van hen gaat.

De AUT heeft aan mij laten weten dat ook zij tijdens haar werkzaamheden heeft geconstateerd dat er meer ouders zijn die buiten fraudeonderzoeken vallen maar zich wel gedupeerd voelen. De AUT wil, ondanks dat dit geen onderdeel is van de oorspronkelijke opdracht, ook aandacht aan deze ouders besteden in haar eindrapport. Dit zou wel betekenen dat de AUT enkele weken extra nodig heeft en het rapport begin maart zal publiceren.

Juist vanwege de urgentie die ik voel om recht te doen aan de ouders die ook op vergelijkbare wijze zijn behandeld als de ouders in de CAF 11-zaak, wil ik een bredere verantwoordelijkheid nemen voor alle ouders die zich gedupeerd voelen. Om die reden heb ik de AUT laten weten het op prijs te stellen dat zij haar taak uitbreidt en dat zij ook aandacht besteedt aan de groep ouders die geen onderdeel uitmaken van de CAF-brede groep, maar die zich wel gedupeerd voelen. Ook kan ik via die weg de betrokken ouders zo snel mogelijk een beeld geven, zonder eerst nog een nieuw onderzoek te hoeven starten waarop ook uw Kamer in debat van 21 januari jl. heeft aangedrongen.

Ik wil tot slot benadrukken dat opvolging van de aanbevelingen en conclusies van de AUT na publicatie van het eindrapport mijn hoogste prioriteit heeft.

Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Handelingen II 2019/20, nr. 32, item 6.

Naar boven