Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 februari 2020
Het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (AUT) zou volgens de meest
recente informatie die met uw Kamer is gedeeld in de eerste helft van februari gepubliceerd
worden. In dit rapport gaat de AUT in op de wijze van behandeling bij mogelijk andere
CAF-zaken of gevallen waarin ook een passende oplossing geboden is. Ik begrijp dat
dit rapport voor ouders die menen op vergelijkbare wijze te zijn behandeld een belangrijk
moment is. Het heeft immers prioriteit dat recht wordt gedaan aan alle ouders die
te maken hebben gehad met de institutionele vooringenomenheid die de AUT in haar tussenrapportage
heeft geconstateerd. Zoals mijn ambtsvoorganger ook aan uw Kamer heeft toegezegd,
zullen ouders die op vergelijkbare wijze zijn behandeld als de ouders in de CAF 11-zaak
op een vergelijkbare wijze worden gecompenseerd.1
Inmiddels is uit meldingen van ouders via het speciale telefoonnummer bij Toeslagen,
gesprekken met de ouders op politiek en ambtelijk niveau en meldingen die binnen zijn
gekomen via het zwartboek van de SP, de Bond van Belastingbetalers en BOiNK, gebleken
dat meer ouders zich gedupeerd voelen dan ouders die onderdeel uitmaken van de CAF-brede
groep. Ik vind het van groot belang ook déze ouders te betrekken in mijn huidige acties
om de situatie van gedupeerde ouders op te lossen. Juist omdat ik me ervan bewust
ben dat veel ouders al een tijd in onzekerheid leven, vind ik het belangrijk dat het
advies van de commissie over zoveel mogelijk van hen gaat.
De AUT heeft aan mij laten weten dat ook zij tijdens haar werkzaamheden heeft geconstateerd
dat er meer ouders zijn die buiten fraudeonderzoeken vallen maar zich wel gedupeerd
voelen. De AUT wil, ondanks dat dit geen onderdeel is van de oorspronkelijke opdracht,
ook aandacht aan deze ouders besteden in haar eindrapport. Dit zou wel betekenen dat
de AUT enkele weken extra nodig heeft en het rapport begin maart zal publiceren.
Juist vanwege de urgentie die ik voel om recht te doen aan de ouders die ook op vergelijkbare
wijze zijn behandeld als de ouders in de CAF 11-zaak, wil ik een bredere verantwoordelijkheid
nemen voor alle ouders die zich gedupeerd voelen. Om die reden heb ik de AUT laten
weten het op prijs te stellen dat zij haar taak uitbreidt en dat zij ook aandacht
besteedt aan de groep ouders die geen onderdeel uitmaken van de CAF-brede groep, maar
die zich wel gedupeerd voelen. Ook kan ik via die weg de betrokken ouders zo snel
mogelijk een beeld geven, zonder eerst nog een nieuw onderzoek te hoeven starten waarop
ook uw Kamer in debat van 21 januari jl. heeft aangedrongen.
Ik wil tot slot benadrukken dat opvolging van de aanbevelingen en conclusies van de
AUT na publicatie van het eindrapport mijn hoogste prioriteit heeft.
Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen