31 066
Belastingdienst

nr. 49
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 juni 2008

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 23 april 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris De Jager van Financiën over:

– de vragen van de leden Omtzigt en De Nerée tot Babberich en de antwoorden hierop over regels voor nevenfuncties Belastingdienst (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 2017).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Remkes (VVD) stelt op basis van de door de staatssecretaris verstrekte informatie vast dat er geen aanleiding is om de integriteit van de directeur-generaal (DG) van de Belastingdienst in twijfel te trekken. Zij heeft in overeenstemming met de regels haar nevenfunctie als lid van de raad van toezicht van de Reinier de Graaf Groep gemeld en erover gerapporteerd. Het is wel jammer dat de schijn van belangenverstrengeling is gewekt, vooral omdat de Belastingdienst een gezaghebbende leiding nodig heeft om het veranderproces de komende jaren goed te laten verlopen. Is de staatssecretaris van mening dat de DG van de Belastingdienst eerder haar nevenfunctie had moeten neerleggen, gezien de door de Reinier de Graaf Groep gebruikte belastingconstructies?

In belastingkwesties is er vaak een groot grijs gebied. Bij het vervullen van nevenfuncties kunnen medewerkers van de Belastingdienst daardoor gemakkelijk in een positie komen waarin sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling. Is de staatssecretaris bereid om (schriftelijk) op dit onderwerp in te gaan, mede in het licht van de bestaande regelgeving hierover bij de Belastingdienst?

De heer Tang (PvdA) heeft zich verbaasd over de nevenfunctie bij een ziekenhuis van de DG van de Belastingdienst, omdat de regels hierover bij de Belastingdienst heel streng zijn. Moet de hoogste baas niet roomser zijn dan de paus? Had de schijn van belangenverstrengeling niet vermeden moeten worden? De nevenfunctie van de DG van de Belastingdienst viel binnen de regels. Zijn die onduidelijk? Was de conclusie dat er geen bezwaar bestond tegen de nevenfunctie, niet te voorbarig? Het mogelijk ontstaan van de schijn van belangenverstrengeling zou reden moeten zijn om nevenfuncties niet aan ambtenaren van de Belastingdienst toe te staan.

De heer Vendrik (GroenLinks) benadrukt dat het belangrijk is dat de Belastingdienst in de ogen van de burger gezag heeft. Het is daarom ongewenst als bij het vervullen van nevenfuncties de schijn van belangenverstrengeling ontstaat. De staatssecretaris had actiever moeten reageren na het ontstaan van de kwestie rond de nevenfunctie van de DG van de Belastingdienst, met name door snel en doeltreffend de publiciteit te zoeken. Wil hij dit alsnog doen?

Hoe streng zijn de regels voor nevenfuncties bij de Belastingdienst? Voorkomen moet worden dat medewerkers zich in hun nevenfunctie gaan bemoeien met belastingkwesties. Wil de staatssecretaris de regels nog eens toelichten? Kan er worden geleerd van de kwestie rond de DG van de Belastingdienst? Is een verdere inperking van nevenfuncties wenselijk?

De heer Irrgang (SP) concludeert dat de schijn is ontstaan dat bij de Belastingdienst wordt gemeten met twee maten; dit zou onacceptabel zijn. Zijn de integriteitsregels in alle gevallen gehandhaafd? Is gemeld wat gemeld had moeten worden? Zijn nevenfuncties opgezegd als dat volgens de regels moest? Behoort een DG van de Belastingdienst überhaupt nevenfuncties te hebben? De regels voor nevenfuncties moeten bij de Belastingdienst strenger zijn dan bij andere overheidsinstanties. Het is goed om de regels nog eens te bekijken en deze eventueel aan te scherpen.

De heer Tony van Dijck (PVV) betoogt dat Belastingdienstmedewerkers riskeren, imagoschade aan de Belastingdienst toe te brengen als zij nevenfuncties aanvaarden. Dit vergt aanscherping van de integriteitsregels. Leidinggevenden zouden geen nevenfuncties meer moeten vervullen. Zij hebben te veel informatie over de werkwijze en kunnen de schijn van belangverstrengeling tegen zich krijgen. Bovendien kunnen zij indirect de uitkomst van bijvoorbeeld een bezwaar beïnvloeden, omdat niemand zijn of haar leidinggevende tegen het hoofd wil stoten.

De heer Omtzigt (CDA) vraagt de staatssecretaris om het afwegingskader te schetsen voor het toestaan van nevenfuncties binnen de Belastingdienst. Een totaalverbod is ongewenst, omdat ook ambtenaren van de Belastingdienst maatschappelijk relevante functies moeten kunnen bekleden. Vindt de staatssecretaris het wenselijk als zijn ambtenaren in de raad van bestuur of toezicht van een ziekenhuis zitten? Hoe wil hij voorkomen dat er politieke vragen over nevenfuncties komen? Heeft de DG van de Belastingdienst alle zaken op tijd gemeld?

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris beklemtoont dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de integriteit van de DG van de Belastingdienst. Deze conclusie kan worden getrokken uit onderzoek van de directie bestuurlijke en juridische zaken van het ministerie van Financiën. De integriteitsregels zijn nageleefd.

Het integriteitsbeleid van de Belastingdienst is duidelijk. Een ambtenaar van de Belastingdienst die een nevenfunctie wil vervullen, moet zich eerst overtuigen van de integriteit van het bestuur waarvan hij of zij deel gaat uitmaken. Bij twijfel moet de ambtenaar van de functie afzien. Als zich na het aanvaarden van de functie fiscale vraagstukken voordoen, moet de ambtenaar naar de fiscale wet- en regelgeving handelen. Indien medebestuurders daar niet aan meewerken, moet de ambtenaar opstappen.

Hoewel de regels duidelijk zijn, kunnen in een grote organisatie zoals de Belastingdienst (regionale) verschillen in de toepassing daarvan ontstaan. In vergelijkbare gevallen kunnen daardoor verschillende adviezen zijn gegeven. In sommige gevallen is het beleid strikter uitgevoerd dan het was bedoeld. Medewerkers kunnen daardoor het gevoel hebben gekregen dat er met twee maten wordt gemeten. In dat licht is met de ondernemingsraad afgesproken dat het management en de medewerkers in alle lagen en regio’s met elkaar zullen praten over de uitvoering van het integriteitsbeleid. Ook in de interne opleidingen zal hieraan meer aandacht worden besteed. De staatssecretaris zegt toe, de Kamer hierover in het najaar een brief te sturen.

De specifieke regels bij de Belastingdienst zijn een uitwerking van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Op basis daarvan is een ambtenaar verplicht «opgave te doen van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken». De DG van de Belastingdienst heeft haar nevenfunctie destijds bij minister Zalm van Financiën gemeld. Over de jaren 2003–2007 zijn er verklaringen over haar nevenwerkzaamheden. De minister, of namens hem de secretaris-generaal (SG), heeft daaraan jaarlijks goedkeuring verleend. In totaal gaat het om zeven nevenfuncties, waarvan het lidmaatschap van de raad van toezicht van de Reinier de Graaf Groep de enige betaalde was.

Veel ziekenhuizen hebben constructies gebruikt om belasting te ontlopen, die adviseurs en accountants veelal kwalificeerden als conform de bestaande wet- en regelgeving. Toen ook de Reinier de Graaf Groep hiertoe plannen ontwikkelde, heeft de DG van de Belastingdienst daartegen stelling genomen. Zij heeft dit eind 2005/begin 2006 bij de toenmalige staatssecretaris van Financiën en de SG gemeld. De SG beoordeelde het optreden van de DG van de Belastingdienst als «integer en naar behoren». Achteraf is gebleken dat de raad van bestuur één constructie toch heeft doorgezet, buiten medeweten van de raad van toezicht van het ziekenhuis en dus ook van de DG van de Belastingdienst.

Het is moeilijk om precies af te bakenen bij welke organisaties Belastingdienstmedewerkers al dan niet nevenfuncties mogen vervullen. Iedere organisatie heeft namelijk wel met fiscale zaken te maken. Het toestaan van nevenfuncties bergt dus altijd het risico in zich van (de schijn van) belangenverstrengeling. Indien uit eerdergenoemde interne besprekingen over de uitvoering van het integriteitsbeleid blijkt dat aanscherping van de regels nodig is, zal de staatssecretaris de Kamer hierover in de eerdergenoemde brief informeren en daarbij kijken naar het soort functie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Roefs (PvdA).

Naar boven