31 066 Belastingdienst

Nr. 388 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2017

De Staatssecretaris van Financiën heeft ons bij brief van 26 september jl. in kennis gesteld van het verzoek van de Tweede Kamer, gedaan tijdens de behandeling op 6 juli 2017 van het wetsvoorstel Jaarverslag en Slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2016 (31 725 IX).

Het verzoek houdt in dat bij monde van het lid Omtzigt wordt gevraagd of de Algemene Rekenkamer een toelichting kan geven op het punt of de toepassing van de remplaçantenregeling voor medewerkers van de Douane en FIOD als rechtmatig kan worden gekwalificeerd.

Het lid Omtzigt refereerde in het debat aan de volgende passage uit ons rapport «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld»: «Een andere vraag was of de remplaçantenregeling (artikel 49xx van het ARAR) juist is toegepast voor medewerkers van Douane en FIOD. Er was namelijk geen sprake van een directe plaatsing van een geremplaceerde. Wij constateren dat het ARAR geen termijn stelt aan het moment waarop een geremplaceerde de plaats moet innemen van een remplaçant. Als we ervan uitgaan dat dit op enig moment wel gebeurt, lijkt toepassing van dit artikel mogelijk voor de medewerkers van Douane en FIOD.»

Het antwoord op deze vraag is als volgt:

In het kader van het Van Werk naar Werkbeleid (VWNW) hebben vrijwillige en verplichte VWNW-kandidaten op grond van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) recht op een begeleidingstraject en kunnen aan deze kandidaten een aantal voorzieningen worden toegekend. Op grond van artikel 49xx van het ARAR (Remplaçantenregeling) kan de aanspraak op een begeleidingstraject en de voorzieningen ook worden toegekend aan andere ambtenaren (dan VWNW-kandidaten), voor zover: 1) daarmee de plaatsing van een VWNW-kandidaat wordt gerealiseerd óf 2) hiermee een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een taakstelling.

In het eerste geval maakt die «andere ambtenaar» als het ware «ruimte» voor een VWNW-kandidaat. In het tweede geval komt er een functieplaats te vervallen, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een taakstelling.

In het kader van de voorgenomen reorganisatie als gevolg van de Investeringsagenda, hebben alle ambtenaren bij de Belastingdienst, met uitzondering van de Douane en de FIOD, de gelegenheid gekregen om gebruik te maken van de VWNW-regeling van de Belastingdienst (vertrekregeling). De Belastingdienst heeft er daarnaast voor gekozen om ook de medewerkers van Douane en FIOD de mogelijkheid te bieden om van de voorzieningen van het VWNW-beleid gebruik te maken. De Belastingdienst kan dit doen op grond van artikel 49xx van het ARAR, de Remplaçantenregeling. Het ARAR verbindt hieraan dan wel de voorwaarde dat als een medewerker van de Douane of FIOD gebruik maakt van de VWNW-voorzieningen er een VWNW-kandidaat wordt geplaatst, dan wel er een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een taakstelling. De vraag die vervolgens aan de orde is, is de vraag binnen welke termijn er sprake moet zijn van het plaatsen van een VWNW-kandidaat dan wel het realiseren van een taakstelling. Het ARAR biedt hierover geen duidelijkheid.

In het verantwoordingsonderzoek 2016 hebben wij geconstateerd dat er geen sprake was van een directe plaatsing van (een) VWNW-kandida(a)t(en). Dat maakt het toepassen van de remplaçantenregeling voor medewerkers van Douane en FIOD echter niet onjuist. Het toepassen van de regeling veronderstelt echter wel dat er op enig moment sprake zal moeten zijn van de plaatsing van VWNW-kandidaten, dan wel het leveren van een bijdrage aan een taakstelling. Het veronderstelt ook dat het bevoegd gezag daar bij de besluitvorming rekening mee heeft gehouden én dat het bevoegd gezag inzichtelijk kan maken op welke wijze invulling wordt of is gegeven aan de voorwaarde dat het vertrek van een remplaçant zal leiden of heeft geleid tot de plaatsing van een VWNW-kandidaat, dan wel op welke wijze er invulling is of wordt gegeven aan een taakstelling.

Daarom zullen we in het verantwoordingsonderzoek 2017 onderzoeken of, en zo ja op welke wijze door de Belastingdienst inzichtelijk wordt gemaakt hoe invulling wordt gegeven aan de voorwaarde dat tegenover elke vertrokken remplaçant een VWNW-kandidaat is of zal worden geplaatst, dan wel er een bijdrage is of zal worden geleverd aan een taakstelling.

De vraag of de remplaçantenregeling voor medewerkers van Douane en FIOD juist is toegepast kunnen we dus pas beantwoorden als we hebben vastgesteld dat de Belastingdienst inzichtelijk heeft kunnen maken of en in welke mate er aan de voorwaarden voor het mogen toepassen van de remplaçantenregeling is voldaan.

In ons rapport «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld» hebben wij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overweging gegeven om de artikelen in het ARAR over het VWNW-beleid, en met name de regels over de remplaçantenregeling, aan te scherpen, teneinde eventueel onbedoelde gevolgen in de toekomst te voorkomen.

Algemene Rekenkamer

drs. A.P. (Arno) Visser president

drs. C. (Cornelis) van der Werf wnd. secretaris

Naar boven