31 066 Belastingdienst

Nr. 255 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2015

De heer Groot (PvdA) heeft gevraagd om een duiding van de cijfers in het proefschrift van de heer Van Koningsveld dat begin oktober in diverse media1 is verschenen. Verder heeft mevrouw Van Tongeren (GroenLinks) mij gevraagd om de stand van zaken omtrent het register van ultimate beneficial owners (UBO-register) uit te werken. In deze brief ga ik op beide aspecten verder in.

I – Duiding van de cijfers

De hoofdlijn van deze berichtgeving was dat vermogende Nederlanders € 129 miljard euro hebben gestald in brievenbusfirma’s in landen als de Maagdeneilanden, Seychellen en de Kaaimaneilanden. Daarbij werd er vanuit gegaan dat als: «80% niet is opgegeven aan de belastingautoriteiten, betekent het dat tegen een gemiddeld belastingtarief van ongeveer 10 procent, vermogende particulieren in Nederland mogelijk wel € 10 miljard te weinig aan belasting afdragen». Ik heb specialisten van het ministerie en de FIOD gevraagd de cijfers achter deze uitspraken op hun waarde te schatten. Tevens is de heer Van Koningsveld, schrijver van het proefschrift, zelf benaderd om zijn visie op het cijfermateriaal toe te lichten. Uit het onderzoek van de heer Van Koningsveld blijkt dat het lastig is om nauwkeurige berekeningen te maken van het bedrag aan ontdoken belasting in Nederland omdat veel van het noodzakelijke cijfermateriaal niet aanwezig is. Het maken van aannames is daarbij onvermijdelijk.

Omvang offshore vermogen

De heer Van Koningsveld heeft in het kader van zijn proefschrift gekeken naar indicaties van de omvang van het offshore vermogen. Daarbij geeft hij aan dat verschillende internationale studies het financiële belang van de offshore industrie zeer verschillend inschatten. Tevens geeft hij aan dat er niet altijd een voldoende heldere onderbouwing voor het cijfermateriaal beschikbaar is.2

Om tot de in de media besproken conclusie te komen over de gederfde belastingopbrengsten in Nederland heeft de heer Van Koningsveld eerst gekeken naar het totaal aantal offshore vennootschappen dat wereldwijd actief is en welk vermogen zij in totaal onder beheer hebben. Op basis van onderzoek dat de heer Van Koningsveld bij de Bank for International Settlements (BIS) heeft gedaan, komt hij tot het beeld dat het totale wereldwijd beheerde vermogen in offshore landen $ 5.565 miljard bedraagt.3 Om te bepalen welk deel van het wereldwijd aangehouden offshore vermogen in Nederlands eigendom is heeft de heer Van Koningsveld zich gebaseerd op cijfers uit het Global Wealth Report4 aangevuld met informatie van de BCG Amsterdam uit 2012. Volgens deze laatste bron is er door Nederlandse huishoudens in totaal voor ongeveer $ 143 miljard dollar offshore geplaatst. Omgerekend naar euro’s is dit ongeveer gelijk aan de in de media gehanteerde € 129 miljard euro aan vermogen dat offshore is geplaatst.5

Percentage niet aangegeven

Tax Justice Network gaat er volgens de heer Van Koningsveld van uit dat het gehele bedrag aan offshore vermogen niet is aangegeven aan de belastingautoriteiten van het land waar de vermogende woont. De heer Van Koningsveld gaat uit van een percentage van 80%. Uit verdere lezing van het proefschrift blijkt dat het door de media overgenomen percentage van 80% van het offshore beheerd vermogen dat niet wordt aangegeven niet specifiek uitgaat van de Nederlandse situatie. Dit percentage is gebaseerd op een aanwijzing in Zwitsers onderzoek6 over het daar door buitenlandse offshore vennootschappen geparkeerde vermogen dat door belegger niet is aangegeven bij de Belastingdienst van het land hij woont. In het gesprek met de heer Van Koningsveld refereerde hij aan een nieuw onderzoek van Gabriel Zucman (verbonden aan de London School of Economics) die in het recent verschenen boek «Belastingparadijzen» tot eenzelfde aanname komt voor andere landen. In het proefschrift is geen eigen inschatting gemaakt over hoe dit percentage zich verhoudt tot de Nederlandse situatie. Er zijn onvoldoende gegevens over bewust misbruik van offshore vennootschappen voor verberging van misdaadgelden en/of het ontduiken van belastingverplichtingen. Tevens schrijft hij dat de omvang van dat misbruik niet met zekerheid kan worden vastgesteld.7 Dit is inherent aan het becijferen van misdaadgelden. Maar op basis van het genoemde percentage van 80% zou ca. € 103 miljard euro niet worden opgegeven door Nederlandse belastingplichtigen met een offshore vennootschap die niet bekend is bij de Nederlandse Belastingdienst.

Gemiddeld belastingtarief

De heer Van Koningsveld hanteert vervolgens het uitgangspunt van een gemiddeld tarief (bestaande uit een evenredig verdeeld gemiddeld heffingspercentage van Box I, II en III) van jaarlijks ongeveer 10% op niet bij de Belastingdienst aangegeven offshore vermogen. Dit leidt tot een theoretische berekening waarbij over de grondslag van ca. € 103 miljard er door Nederlandse belastingplichtigen met een bij de Belastingdienst onbekende offshore vennootschap ca. € 10 miljard euro belasting ontdoken wordt. De gehanteerde percentages en de berekeningen zijn duidelijk. Evenwel zijn ze niet onderbouwd op basis van bekend aanwezige informatie over de juistheid van deze verdeelsleutel. Het is louter gebruikt ter illustratie van de aanname dat het illegaal gebruik van offshore vennootschappen leidt tot belastingderving.

II – UBO-register

Mevrouw van Tongeren (Groen Links) heeft gevraagd naar het proces van implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn en daarmee van het opzetten van een register met informatie over UBO’s (UBO-register). De vierde anti-witwasrichtlijn is afgelopen zomer vastgesteld. Er geldt een een implementatietermijn van 2 jaar. De implementatie vergt aanpassing van formele wetgeving en het invoeren van een UBO-register dat een complex (ICT-)project is dat met zorg moet worden uitgevoerd. Afronding van de implementatie halverwege 2017 acht het kabinet derhalve redelijk en passend.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

O.a. Nieuwsuuruitzending 5 oktober 2015.

X Noot
2

Pag. 283 en 355 t/m 357 in proefschrift.

X Noot
3
X Noot
4

Gepubliceerd in mei 2011. Zie pag. 286 in het proefschrift.

X Noot
5

tegen de koers van eind september/begin oktober 2015

X Noot
6
X Noot
7
Naar boven