31 066 Belastingdienst

Nr. 172 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2013

Bij brief van 14 mei 2013 bracht u mij het verzoek over van het lid Van Ojik tijdens het ordedebat van diezelfde datum. Het betreft een verzoek om voorafgaand aan het plenaire debat over de Europese Raad op 21 mei a.s. mijn reactie op de cijfers over belastingontwijking die de OESO recent zou hebben gepubliceerd en mijn reactie op een bericht in de Volkskrant over het openbreken van een afspraak door de fiscus, naar de Kamer te sturen.

Met deze brief doe ik u die reacties toekomen.

Met betrekking tot de cijfers van de OESO kan ik uit het verzoek van de heer Van Ojik niet opmaken waarop precies wordt gedoeld. Op 19 april 2013 heeft de OESO aan de gezamenlijke ministers van Financiën van de G20 een rapport aangeboden waarin een deel «Current tax work of relevance to tackle offshore tax evasion and tax avoidance» is opgenomen. Daarin staan echter geen cijfers. Wel zijn cijfers opgenomen in het rapport «Addressing Base Erosion and Profit Shifting» dat de OESO op 12 febuari 2013 heeft uitgebracht. Zoals de OESO zelf al aangeeft is het uiterst complex om betrouwbare cijfers te produceren over de omvang van internationale belastingontwijking. Dit alles doet niet af aan het belang dat ik hecht aan het werk van de OESO bij de bestrijding van belastingontwijking. Zoals meerdere keren toegezegd zal ik uw Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen op dit gebied en over het zogenoemde BEPS-project van de OESO in het bijzonder.

Met betrekking tot het bericht in de Volkskrant kan ik op grond van artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen geen mededelingen doen over individuele belastingplichtigen.

In het algemeen kan ik wel het volgende zeggen over het al dan niet opzeggen van APA’s en ATR’s of het openbreken daarvan. Een afgesloten APA of ATR, welke wordt vormgegeven door een door beide partijen getekende vaststellingsovereenkomst, blijft gedurende de looptijd gelden. Beide partijen zijn hieraan gebonden. Als de gepresenteerde feiten naderhand anders blijken te zijn, de feitelijke situatie veranderd is of niet aan de voorwaarden wordt voldaan, dan wel er sprake is van een relevante wetswijziging, vervalt de zekerheid vooraf. Als de feitelijke situatie anders blijkt te zijn of veranderd is, dan zal aan de hand van het nieuwe feitencomplex beoordeeld moeten worden wat de fiscale gevolgen zijn en hoe een en ander fiscaal geduid dient te worden. Overigens wil ik nogmaals benadrukken dat er geen sprake is van onderhandelen met de Belastingdienst, maar dat de Belastingdienst en de belastingplichtige overeenkomen welke fiscale gevolgen volgens de wet-, regelgeving en beleid zijn verbonden aan een feitencomplex en hiermee duidelijkheid scheppen.

Ik vertrouw erop hiermee aan het verzoek van de heer Van Ojik te hebben voldaan.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

Naar boven