31 066 Belastingdienst

Nr. 1278 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 september 2023

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretarissen van Financiën over de brief van 1 juni 2023 over Laagdrempelige Onafhankelijke Fiscale Rechtshulp (Kamerstuk 31 066, nr. 1240), over de brief van 27 juni 2023 over Profiel Kwartiermaker Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden (Kamerstuk 31 066, nr. 1251) en over de brief van 5 juli 2023 over uitkomsten burgerpanelonderzoek laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp (Kamerstuk 31 066, nr. 1264).

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van het kabinet en het onderzoek van de studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) over de laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp (LOFR). Deze leden bedanken de studenten voor het onderzoek.

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet voor- en nadelen kan geven van het verder uitbreiden van de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) om de taken van een LOFR te faciliteren, waarbij ook de kosten worden meegenomen van verschillende varianten. Deze leden vragen tevens of het kabinet reactie kan vragen van de IBTD op dit punt.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet een tijdpad kan geven van de oprichting van de LOFR.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over het opzetten van de Belangenbehartiger. Zij vinden het goed dat er een burgerpanel is gevraagd om input en ook zijn zij verheugd dat er een kwartiermaker wordt ingesteld om de Belangenbehartiger op te richten. Zij vragen ten eerste hoe het staat met de werving van de kwartiermaker en wanneer deze van start zal gaan. Ook vragen zij hoe het tijdpad van de verschillende fases van het onderzoek van de kwartiermaker eruitziet.

In het verslag van het burgerpanel lezen de leden van de CDA-fractie dat wordt gesproken van één overheidsloket. Zij vragen hoe dit precies wordt meegenomen in de taakopdracht aan de kwartiermaker. Onderzoekt deze ook een integraal loket? Welke gezamenlijke problemen kunnen hier worden opgelost, hoe ziet samenwerking eruit en wie zou dan in de lead zijn? Deze leden vragen de Staatssecretaris nader in te gaan op hoe zorgen vanuit het burgerpanel geadresseerd worden.

De leden van de CDA-fractie zien ook een belangrijke opdracht weggelegd voor de kwartiermaker om een balans te vinden tussen een laagdrempelige, makkelijk toegankelijke dienst, en het risico dat het een Belastingtelefoon 2.0 wordt. Hoe ziet de Staatssecretaris deze balans?

De leden van de CDA-fractie zijn ten aanzien van drempels voor de Belangenbehartiger niet direct voorstander van een financiële bijdrage. Zij zijn het eens met het burgerpanel dat in het kader van laagdrempeligheid de hulp gratis of betaalbaar moet zijn. Het gaat om een overheidsdienst, en geen fiscaal dienstverlener. Wel zien zij ook als nuttige drempels een bepaalde mate van voorselectie, bijvoorbeeld inderdaad via een vragenlijst of online chat.

De leden van de CDA-fractie vinden fysieke aanwezigheid interessant, maar zouden ook graag zien dat dit in een haalbaarheidsonderzoek wordt meegenomen. Een belangenbehartiger in elke gemeente zou een mooi streven zijn, maar de vraag is of daar voldoende capaciteit voor is. Kan er bijvoorbeeld ook gewerkt worden met contactpersonen per gemeente, sociaal raadslieden, steunpunten, et cetera?

De leden van de CDA-fractie zien met het burgerpanel het risico dat een alomvattende brede regionaal beschikbare belangenbehartiger die voor iedereen te bereiken is, niet op korte termijn te realiseren is en mogelijk ten koste gaat van versterking op andere vlakken. Ten aanzien van de eerstelijnshulp vragen deze leden of een dergelijke rol ook door bestaande instanties kan worden vervuld, die dan kan doorverwijzen naar de Belangenbehartiger bij complexe zaken.

De leden van de CDA-fractie zien kort gezegd een inspanning van twee kanten als opportuun, zoals ook in de kabinetsbrief al min of meer wordt beschreven. Enerzijds moet echt gewerkt worden aan meer bekendheid en beschikbaarheid van opties die mensen hebben om fiscale hulp in te schakelen, lokaal zowel als landelijk. En anderzijds vinden deze leden dat een belangenbehartiger nodig is om problemen waar mensen met de Belastingdienst niet uitkomen te kunnen aanpakken.

Bij het profiel van de kwartiermaker zien de leden van de CDA-fractie een goede opzet, maar bij taken die de Belangenbehartiger kan krijgen missen de leden van de CDA-fractie het kunnen indrukken van een pauzeknop voor mensen gedurende het onderzoek en een goede definitie van doorzettingsmacht. Zij zien dit niet als vrijblijvend oplossingen kunnen aandragen. Zij vragen om nadere toelichting.

De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat de Belangenbehartiger inderdaad beschikbaar is voor burgers en bedrijven. Wat is de verwachting van de Staatssecretaris van het aandeel hulp aan burgers versus bedrijven, en op basis waarvan?

De Belangenbehartiger krijgt een regiefunctie om vastgelopen zaken verder te brengen. De leden van de CDA-fractie vragen wie de regie heeft als sprake is van samenloopproblematiek en wie de voortgang bewaakt als meerdere instanties betrokken zijn bij een oplossing.

De leden van de CDA-fractie zijn erg geïnteresseerd in de positionering. Vanuit vertrouwen van de burger zien zij een optie buiten de Belastingdienst als kansrijker, maar tegelijkertijd is het essentieel dat er directe toegang is tot alle benodigde informatie en er vanuit een gelijkwaardige positie met de Belastingdienst kan worden gewerkt. Welke elementen wegen het zwaarst bij de positionering?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre en op welke momenten de Kamer wordt betrokken bij keuzes ten aanzien van de vormgeving.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie expliciet of de kwartiermaker ook het onderzoek van de studenten van de UvA kan meenemen bij de vormgeving van Belangenbehartiger, de internationale vergelijking daarbij kunnen bestuderen, en met name alle aanbevelingen die de studenten toen ten aanzien van de vormgeving op een vijftal gebieden ter harte kunnen nemen. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat veel instanties die fiscale rechtshulp kunnen bieden met restrictieve toelatingseisen werken, zoals inkomensniveau, plaats, vermogen, et cetera. Zij vinden het goed om te lezen dat het voornemen is dat iedereen die problemen heeft met de Belastingdienst kan aankloppen bij de Belangenbehartiger voor hulp. Wel zijn deze leden benieuwd welke opties voor toegang allemaal worden onderzocht.

In het profiel van de kwartiermaker lezen de leden van de CDA-fractie dat onderdeel van de ontwerpfase is het inzicht geven in de wijze waarop de Belangenbehartiger benaderd kan worden door maatschappelijke en professionele dienstverleners. Zij vinden het belangrijk dat dit door meerdere personen of instanties moet kan worden gedaan, bijvoorbeeld door de Belastingtelefoon, sociaal raadslieden, ombudsman, adviseurs, maatschappelijke organisaties, et cetera. Zij vragen of hier ook niet moet worden uitgewerkt hoe de Belangenbehartiger benaderd kan worden door burgers die hulp nodig hebben, maar niet een route via een dienstverlener weten te vinden. Zij zouden in principe wel voorstander zijn van een directe mogelijkheid voor belastingplichtigen zelf om contact op te nemen met de Belangenbehartiger, zodat de dienst ook als benaderbaar en bereikbaar wordt gezien. Dit hoeft niet zo breed te zijn als een Belastingtelefoon, maar kan bijvoorbeeld ook zoals het burgerpanel aangeeft een vragenlijst of chat zijn, of een schriftelijke aanvraag. Zij vragen of de kwartiermaker de opties gegeven door het burgerpanel bij voorwaarden en drempels ook expliciet kunnen meenemen bij uitwerking van de vormgeving.

Wat de leden van de CDA-fractie nog niet duidelijk lezen is wat de afbakening is van burgers en bedrijven die terecht kunnen bij de Belangenbehartiger. Zij noemen als voorbeeld de criteria die voor de Amerikaanse Taxpayer Advocate Service gelden:

  • het probleem leidt tot financiële moeilijkheden voor de belastingplichtige, zijn familie of zijn onderneming;

  • er sprake is van onmiddellijk dreigende negatieve gevolgen;

  • geprobeerd is contact te krijgen met de Internal Revenue Service (IRS) maar dat niet gelukt is, of dat er op de beloofde datum geen antwoord is gekomen, of;

  • er sprake is van bijzondere feiten of (juridische) omstandigheden en de IRS een «one size fits all», benadering hanteert, niet luistert en zich niet realiseert dat ze in dit geval een nieuwe benadering moet kiezen.

De leden van de CDA-fractie vragen of ook wordt nagedacht over een specifieke set voorwaarden voor casussen die bij de Belangenbehartiger behandeld kunnen worden. Zij denken dat een duidelijk afbakening kan helpen om te voorkomen dat de Belangenbehartiger wordt overspoeld met hulpvragen. Daarbij vinden deze leden het ook belangrijk dat mensen die tegen andere problemen aanlopen die mogelijk buiten de reikwijdte van de Belangenbehartiger vallen, ook geholpen kunnen worden met waar zij dan terecht kunnen. Veel mensen zien vaak door de bomen het bos niet meer, en hebben vooral behoefte aan duidelijkheid over waar zij met welk probleem terecht kunnen. Deze leden zouden dan ook pleiten voor duidelijke communicatie hierover, zowel op landelijk niveau, als bijvoorbeeld via de gemeente of lokale steunpunten.

De leden van de CDA-fractie vroegen reeds de aanbevelingen van het onderzoek bij de vormgeving van de belangenvertegenwoordiger door te nemen, en lichten een paar interessante punten specifiek uit. Zo wordt aanbevolen een handvest op te stellen met rechten van belastingplichtigen. Is dit ook iets wat de kwartiermaker kan verkennen? Ook adviseren zij de fiscale (rechts)hulp dienstverlening van de Belastingdienst mogelijk te herschikken naar de nieuwe landelijke tweedelijnsorganisatie. Deze leden vinden dit een goede aanbeveling, om de Belangenbehartiger zo optimaal, efficiënt en herkenbaar mogelijk op te zetten. De ervaring van Stella- en Escala-teams met multiproblematiek en schikking kan daarbij ook worden ingezet.

De leden van de CDA-fractie vragen de kwartiermakers ook expliciet de aanbevelingen ten aanzien van de onafhankelijkheid, waaronder de ongeclausuleerde en directe toegang tot gegevens, het escalatiemechanisme en de benoeming van bestuurders om de splitsing tussen de diensten rood en blauw te overbruggen bij de vormgeving ter harte te nemen. Verder vragen deze leden de kwartiermaker ook alle aanbevelingen over fiscale rechtshulp en de volksvertegenwoordiging in acht te nemen, en zeker ook die ten aanzien van het «belang van belastingplichtigen». Zij vinden het punt van «dubbele vaktechniek» zeer relevant, omdat voor goede behartiging van belangen adequate kennis voorhanden dient te zijn. Ook zijn zij het eens met de aanbeveling tot het starten van aanvullend onderzoek hoe burgers zelfredzamer te maken bij het regelen van hun belastingzaken, mede zoals eerder gezegd, door het inzichtelijk te maken waar je met welk probleem terecht kan en bekendheid hiervan te vergroten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavige stukken. Zij danken het kabinet voor de inzet om fiscale rechtshulp laagdrempeliger en onafhankelijker te maken omdat er veel te winnen is voor de samenleving op dit thema. Genoemde leden zien uit naar het concretiseren en het realiseren van de plannen en hebben enkele verduidelijkende vragen.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe het verdere besluitvormingsproces vormgegeven is. Wanneer neemt het kabinet een besluit over welk concept zij gaat uitwerken en realiseren. Welke rol krijgt de Kamer formeel bij deze keuze?

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris ervoor zorgt dat de laagdrempelige hulp ook toegankelijk is voor laaggeletterden en mensen met weinig digitale vaardigheden.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris van Financiën, van 1 en 27 juni en 6 juli 2023.

Het UvA-rapport over de internationale rechtsvergelijking naar laagdrempelige en onafhankelijke fiscale rechtshulp (2023) stelt over Nederland dat (p. 1): «... Het huidige aanbod van fiscale (rechts)hulp kan het best worden getypeerd als een lappendeken. Het is een onsamenhangend geheel van goed bedoelende instanties, maar slecht op elkaar afgestemd ...». Tegelijkertijd stelt de Staatssecretaris in de brief van 1 juni 2023 aan de Kamer (Kamerstuk 31 066, nr. 1240) dat belastingplichtigen moeten worden doorverwezen door bestaande instanties als zij op zoek zijn naar fiscale rechtshulp. In deze brief aan de Tweede Kamer van 1 juni 2023 wordt gesteld dat (p. 5) «... Burgers en bedrijven kunnen in contact komen met de Belangenbehartiger door een verwijzing van een maatschappelijke partij, professionele dienstverlener of medewerkers van de diensten ...».

Naar aanleiding hiervan heeft het lid van de BBB-fractie de volgende vragen voor de Staatssecretaris. Deelt de Staatssecretaris de analyse in het eindrapport van de UvA dat het huidige aanbod van fiscale rechtshulp een lappendeken is? Op welke wijze gaat de Staatssecretaris de gaten in het huidige aanbod van de fiscale rechtshulp repareren? Klopt de inschatting dat belastingplichtigen zich niet rechtstreeks kunnen wenden tot de Belangenbehartiger, maar alleen mogen worden doorverwezen door bestaande instanties die fiscale rechtshulp bieden?

In het burgerpanelonderzoek (Kamerstuk 31 066, nr. 1264) naar laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp wordt geconstateerd (p. 10): «Op individueel niveau kennen weinig burgers de route naar rechtshulp.» Uit het UvA-onderzoek naar laagdrempelige, onafhankelijke, fiscale rechtshulp blijkt dat er een groot verschil is in het aanbod van fiscale rechtshulp per regio. In de Kamerbrief van 1 juni 2023 (Kamerstuk 31 066, nr. 1240) stelt de Staatssecretaris (p. 2): «... Ook verschilt de toegang tot en de kwaliteit van rechtshulp soms per regio ...»

Het lid van de BBB-fractie vraagt welke middelen, naast de oprichting van de «Belangenbehartiger», de Staatssecretaris beschikbaar om de toegang tot fiscale rechtshulp te verbeteren in regio’s waar deze momenteel afwezig is. Hoe gaat de Staatssecretaris garanderen dat burgers de route naar eerstelijns instanties die fiscale rechtshulp bieden weten te vinden? Welke middelen stelt de Staatssecretaris beschikbaar om de activiteiten van de «Belangenbehartiger» naamsbekendheid te geven?

Verder wil het lid van de BBB-fractie graag weten welke maximale reistijd de Staatssecretaris acceptabel vindt bij toegang tot fiscale rechtshulp. En wat moet volgens de Staatssecretaris de positionering met bijbehorende doorzettingsmacht zijn van het loket waar de burger zich meldt voor fiscale rechtshulp?

Verder ziet het lid van de BBB-fractie in het profiel van de Kwartiermaker vooral een focus op de relatie met de diensten en slechts een «affiniteit» met de doelgroep waarvoor de fiscale rechtshulp is bedoeld. Daarnaast ontbreekt het in de opdracht aan aandacht voor de wetgever. Wat wordt volgens de Staatssecretaris de relatie van de Belangenbehartiger straks met de Tweede en Eerste Kamer? En hoe wordt ervoor gezorgd dat zij straks op de hoogte gebracht worden van de aard en omvang van de vragen naar rechtshulp, inclusief de niet in behandeling genomen aanvragen?

II Reactie van de bewindspersonen

Met interesse hebben wij kennisgenomen van de vragen die de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van de toegezonden brieven inzake laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp1 (hierna: fiscale rechtshulp). Bij de beantwoording wordt de volgorde van het verslag aangehouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD en reactie van de bewindspersonen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van het kabinet en het onderzoek van de studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) over de laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp (LOFR). Deze leden bedanken de studenten voor het onderzoek.

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet voor- en nadelen kan geven van het verder uitbreiden van de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) om de taken van een LOFR te faciliteren, waarbij ook de kosten worden meegenomen van verschillende varianten. Deze leden vragen tevens of het kabinet reactie kan vragen van de IBTD op dit punt.

De kwartiermaker gaat voor de verschillende inrichtingsvarianten de voor- en nadelen in kaart brengen. In deze reactie wordt daar nog niet op vooruit gelopen.

De inspectie verwijst naar de beslisnota’s behorend bij de Kamerbrief voortgang Laagdrempelige Onafhankelijke Fiscale Rechtshulp2. Een van de nota’s betreft een advies van de inspectie over dit onderwerp. De inspectie heeft de Staatssecretaris via deze nota afgelopen april in kennis gesteld van haar visie op de vormgeving en positionering van de Laagdrempelige Onafhankelijke Fiscale Rechtshulp (LOFR). De reden om tot dit advies over te gaan is gelegen in het feit dat rechtsbescherming een belangrijk aandachtspunt is voor de inspectie en het haar taak is om bewindspersonen te adviseren over onderwerpen die hen aangaan en binnen het werkterrein van de inspectie vallen. De inspectie beschrijft in de nota enkele voordelen van het positioneren van de LOFR, deze zijn niet uitputtend bedoeld:

  • i. De IBTD is onderdeel van het Ministerie van Financiën, maar niet de Belastingdienst. De IBTD heeft vergelijkbare bevoegdheden met betrekking tot informatie en toegang tot dossiers

  • ii. De IBTD krijgt met de komst van LOFR een directe (extra) bron van signalen die voor het inspectiewerk van belang zijn. Het inspectiewerk wordt daarmee versterkt

  • iii. De inspectie levert als reflectieve toezichthouder systeemkritiek en heeft de mogelijkheid om te rapporteren aan het parlement.

De inspectie heeft in dezelfde nota eveneens geadviseerd om een kwartiermaker aan te stellen om het proces om tot een LOFR te komen, te versnellen. Deze kwartiermaker zal dan de voor- en nadelen van alle opties in kaart kunnen brengen alsmede het bijbehorende kostenplaatje waarna er een besluit genomen kan worden over de positionering en bevoegdheden van de LOFR. Het ligt voor de hand dat de inspectie in gesprek gaat met de kwartiermaker zodra deze benoemd is.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet een tijdpad kan geven van de oprichting van de LOFR.

Zoals in de Kamerbrief van 1 juni 2023 is aangegeven bestaat de opdracht van de kwartiermaker uit twee fases: (1) ontwerpfase: definitieve taken en bevoegdheden vaststellen. Het streven is om begin 2024 op basis van die bevindingen een besluit te nemen over de positionering van de Belangenbehartiger; en (2) inrichtingsfase: op basis van het ontwerp wordt de inrichting van het bureau of de kamer van de Belangenbehartiger uitgewerkt. De Kamer wordt te zijner tijd over beide fases nader geïnformeerd. Uiterlijk in het najaar van 2024 moet de Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden (hierna: Belangenbehartiger) in functie zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersonen

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over het opzetten van de Belangenbehartiger. Zij vinden het goed dat er een burgerpanel is gevraagd om input en ook zijn zij verheugd dat er een kwartiermaker wordt ingesteld om de Belangenbehartiger op te richten. Zij vragen ten eerste hoe het staat met de werving van de kwartiermaker en wanneer deze van start zal gaan. Ook vragen zij hoe het tijdpad van de verschillende fases van het onderzoek van de kwartiermaker eruitziet.

Momenteel vinden de sollicitatiegesprekken plaats, daarna wordt zo snel mogelijk bekend gemaakt wie de kwartiermaker wordt. Vooralsnog wordt uitgegaan van een start in oktober/november. In de voorgaande vraag van de leden van de VVD is de verdere planning toegelicht.

In het verslag van het burgerpanel lezen de leden van de CDA-fractie dat wordt gesproken van één overheidsloket. Zij vragen hoe dit precies wordt meegenomen in de taakopdracht aan de kwartiermaker. Onderzoekt deze ook een integraal loket? Welke gezamenlijke problemen kunnen hier worden opgelost, hoe ziet samenwerking eruit en wie zou dan in de lead zijn? Deze leden vragen de Staatssecretaris nader in te gaan op hoe zorgen vanuit het burgerpanel geadresseerd worden.

De primaire focus van de kwartiermaker ligt op de vormgeving en uitwerking van de taken belangenbehartiging en systeemkritiek. De vormgeving van een integrale loketfunctie is niet meegenomen in de opdracht van de kwartiermaker.

In het kader van de ontwikkeling van de loketfunctie van de overheid werken, onder coördinatie van BZK, verschillende ministeries en publieke dienstverleners samen om te zorgen dat burgers en ondernemers worden geholpen op een manier die recht doet aan hun persoonlijke situatie. Het zou daarbij niet moeten uitmaken bij welke instantie of organisatie iemand aanklopt: de overheid werkt collectief aan de oplossing.

In het traject van inrichten overheidsbrede loketten wordt onderzocht en in de praktijk getoetst, hoe mensen die problemen ervaren bij het regelen van zaken met (meerdere) overheidsorganisaties, snel en goed geholpen kunnen worden. Nader verkend wordt of verbinding kan worden gelegd met de beoogde Belangenbehartiger zodat een goed voorbereide toegang tot rechtshulp voor belasting- en toeslagzaken geboden kan worden.

Via deze lijn wordt ingezet om eraan bij te dragen dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden betere toegang hebben tot laagdrempelige rechtshulp bij toeslagen en belastingzaken. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen zijn ook betrokken bij het programma voor de overheidsbrede loketfunctie.

Daarnaast is onlangs door de Minister voor Rechtsbescherming het WODC-rapport naar rechtsbescherming bij kinderopvangtoeslagzaken naar de Kamer gestuurd. Een advies is om zorg te dragen voor een landelijk dekkend netwerk van sociaaljuridische dienstverlening, zoals bijvoorbeeld Sociaal Raadslieden bieden. Uw Kamer ontvangt voor het commissiedebat rechtsbijstand op 14 september aanstaande, een inhoudelijke beleidsreactie van de Minister voor Rechtsbescherming op dit rapport.

Daarnaast werkt het Ministerie van J&V in het kader van de stelselvernieuwing rechtsbijstand aan de versterking en verbreding van de eerste lijn voor burgers die qua inkomen en vermogen onder de Wet op de rechtsbijstand vallen.3 Het Juridisch Loket, Divosa en Sociaal Werk Nederland zijn belangrijke partijen voor de realisatie van deze opgave. Er wordt hierbij, ter verbetering van de eerstelijnsrechtshulp, onder andere geïnvesteerd in de versterking van de samenwerking tussen professionals in het juridisch en het sociaal domein, op zowel lokaal als regionaal niveau.

Het Ministerie van Financiën, de Belastingdienst en Dienst Toeslagen zijn in gesprek met de ministeries van BZK en J&V om te onderzoeken hoe lokale rechtshulp voor belasting- en toeslagenzaken verbeterd kan worden, ook als burgers nog andere vragen hebben, bijvoorbeeld over sociale zekerheid.

Ook wordt aangesloten bij het programma Robuuste rechtsbescherming van Divosa en Sociaal Werk Nederland. Zij werken vanuit een gezamenlijke ambitie waarbij iedereen moet kunnen rekenen op passende sociaaljuridische hulp en een overheid die de rechten van haar inwoners beschermt, waar je in Nederland ook woont en wat je situatie ook is.

De leden van de CDA-fractie zien ook een belangrijke opdracht weggelegd voor de kwartiermaker om een balans te vinden tussen een laagdrempelige, makkelijk toegankelijke dienst, en het risico dat het een Belastingtelefoon 2.0 wordt. Hoe ziet de Staatssecretaris deze balans?

Het is belangrijk dat burgers die vastgelopen zijn, laagdrempelige toegang tot hulp en ondersteuning kunnen krijgen. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. Die rol wordt verder vormgegeven met de overheidsbrede loketten, de stelselvernieuwing rechtsbijstand en bestaande instanties zoals belastingwinkels, – adviseurs, sociaal raadslieden, de belastingtelefoon en balies en steunpunten. De Belangenbehartiger vormt een aanvulling op die dienstverlening en moet voor die instanties laagdrempelig toegankelijk zijn en van toegevoegde waarde voor burgers en ondernemers. Omdat de Belangenbehartiger gepositioneerd wordt als een aanvulling op bestaande dienstverlening en om in de beginfase grip te houden op het aantal casussen, kunnen burgers en bedrijven via een maatschappelijke partij, professionele dienstverlener of medewerkers vanuit de diensten of (toekomstige) overheidsbrede loketten, in contact komen met de Belangenbehartiger. De kwartiermaker krijgt de opdracht uit te werken hoe dit vormgegeven kan worden.

De leden van de CDA-fractie zijn ten aanzien van drempels voor de Belangenbehartiger niet direct voorstander van een financiële bijdrage. Zij zijn het eens met het burgerpanel dat in het kader van laagdrempeligheid de hulp gratis of betaalbaar moet zijn. Het gaat om een overheidsdienst, en geen fiscaal dienstverlener. Wel zien zij ook als nuttige drempels een bepaalde mate van voorselectie, bijvoorbeeld inderdaad via een vragenlijst of online chat.

De leden van de CDA-fractie vinden fysieke aanwezigheid interessant, maar zouden ook graag zien dat dit in een haalbaarheidsonderzoek wordt meegenomen. Een belangenbehartiger in elke gemeente zou een mooi streven zijn, maar de vraag is of daar voldoende capaciteit voor is. Kan er bijvoorbeeld ook gewerkt worden met contactpersonen per gemeente, sociaal raadslieden, steunpunten, et cetera?

Het voornemen is om voor de taak van belangenbehartiging één organisatie te maken, waar maatschappelijke en professionele dienstverleners direct toegang toe hebben. De relatie tussen de eerstelijnshulp en de Belangenbehartiger zal nader uitgewerkt worden door de kwartiermaker.

Zoals eerder aangegeven is een landelijk dekkend netwerk van goede sociaal-juridische ondersteuning essentieel, niet alleen voor belastingen en toeslagen, maar ook voor andere overheidszaken waar de burger mee te maken kan hebben (bijv. sociale zekerheid). Hiervoor vindt overleg plaats met de ministeries van J&V (stelselvernieuwing rechtsbijstand), BZK (loketfunctie van de overheid) en het programma Robuuste Rechtsbescherming van Divosa en Sociaal Werk Nederland.

De leden van de CDA-fractie zien met het burgerpanel het risico dat een alomvattende brede regionaal beschikbare belangenbehartiger die voor iedereen te bereiken is, niet op korte termijn te realiseren is en mogelijk ten koste gaat van versterking op andere vlakken. Ten aanzien van de eerstelijnshulp vragen deze leden of een dergelijke rol ook door bestaande instanties kan worden vervuld, die dan kan doorverwijzen naar de Belangenbehartiger bij complexe zaken.

De dienstverlening van de Belangenbehartiger moet bestaande (en in ontwikkeling zijnde) dienstverlening aanvullen. Daarom is toegang tot de Belangenbehartiger alleen mogelijk via «eerstelijnshulp» bijvoorbeeld sociaal/juridische dienstverleners, belastingadviseurs of medewerkers van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. Het Ministerie van Financiën, de Belastingdienst en Dienst Toeslagen zullen samenwerken met de ministeries van J&V en BZK om te borgen dat eerstelijnsrechtshulp bij belastingen en toeslagen wordt verbeterd.

De leden van de CDA-fractie zien kort gezegd een inspanning van twee kanten als opportuun, zoals ook in de kabinetsbrief al min of meer wordt beschreven. Enerzijds moet echt gewerkt worden aan meer bekendheid en beschikbaarheid van opties die mensen hebben om fiscale hulp in te schakelen, lokaal zowel als landelijk. En anderzijds vinden deze leden dat een belangenbehartiger nodig is om problemen waar mensen met de Belastingdienst niet uitkomen te kunnen aanpakken.

Bij het profiel van de kwartiermaker zien de leden van de CDA-fractie een goede opzet, maar bij taken die de Belangenbehartiger kan krijgen missen de leden van de CDA-fractie het kunnen indrukken van een pauzeknop voor mensen gedurende het onderzoek en een goede definitie van doorzettingsmacht. Zij zien dit niet als vrijblijvend oplossingen kunnen aandragen. Zij vragen om nadere toelichting.

In de opdracht van de kwartiermaker staat dat «doorzettingsmacht» en «regiefunctie» wordt uitgewerkt. Om deze bevoegdheden uit te kunnen voeren, is mogelijk een pauzeknop, zoals omschreven in de Kamerbrief van 20 oktober 20224, nodig om in het belang van burgers en bedrijven een casus tijdelijk te bevriezen. Bij doorzettingsmacht valt te denken aan «aanwijzingen» zoals de «Taxpayer assistence order» die de Taxpayers Advocate Service (TAS) in de Verenigde Staten kan uitvaardigen om te zorgen voor directe actie bij urgente zaken. Hoe dit precies vorm krijgt, zal mede afhangen van de positionering.

De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat de Belangenbehartiger inderdaad beschikbaar is voor burgers en bedrijven. Wat is de verwachting van de Staatssecretaris van het aandeel hulp aan burgers versus bedrijven, en op basis waarvan?

Het is de verwachting dat de aandacht met name uit zal gaan naar burgers en kleine ondernemers (ZZP’ers/mkb’ers). De praktijk zal uitwijzen hoe de uiteindelijke verdeling zal zijn.

De Belangenbehartiger krijgt een regiefunctie om vastgelopen zaken verder te brengen. De leden van de CDA-fractie vragen wie de regie heeft als sprake is van samenloopproblematiek en wie de voortgang bewaakt als meerdere instanties betrokken zijn bij een oplossing.

De Belangenbehartiger zal zich richten op problemen met belastingen en toeslagen. Bij samenloopproblematiek wordt de samenwerking met andere uitvoerders gezocht. Het ligt voor de hand dat als een casus bij de Belangenbehartiger binnenkomt dat deze de regie voert. Maar, afhankelijk van de problematiek kan ook een andere organisatie de regie voeren. Dit zal de kwartiermaker nader onderzoeken.

De leden van de CDA-fractie zijn erg geïnteresseerd in de positionering. Vanuit vertrouwen van de burger zien zij een optie buiten de Belastingdienst als kansrijker, maar tegelijkertijd is het essentieel dat er directe toegang is tot alle benodigde informatie en er vanuit een gelijkwaardige positie met de Belastingdienst kan worden gewerkt. Welke elementen wegen het zwaarst bij de positionering?

Het belangrijkste is dat de burger zo goed mogelijk wordt geholpen. Ook uit het burgeronderzoek blijkt dat burgers dit nog belangrijker vinden dan de onafhankelijkheid van de hulp. Daarom zal dit meewegen bij de keuze over de positionering.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre en op welke momenten de Kamer wordt betrokken bij keuzes ten aanzien van de vormgeving.

In de opdracht voor de kwartiermaker is aangegeven dat de kwartiermaker uw Kamer dient te informeren door middel van een halfjaarlijkse rapportage in december 2023 en juni 2024 en een eindrapportage eind 2024. Los daarvan wordt uw Kamer ook tussentijds geïnformeerd als er belangrijke stappen gezet worden of besluiten worden genomen (bijvoorbeeld over de positionering van de Belangenbehartiger).

Verder vragen de leden van de CDA-fractie expliciet of de kwartiermaker ook het onderzoek van de studenten van de UvA kan meenemen bij de vormgeving van Belangenbehartiger, de internationale vergelijking daarbij kunnen bestuderen, en met name alle aanbevelingen die de studenten toen ten aanzien van de vormgeving op een vijftal gebieden ter harte kunnen nemen. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat veel instanties die fiscale rechtshulp kunnen bieden met restrictieve toelatingseisen werken, zoals inkomensniveau, plaats, vermogen, et cetera. Zij vinden het goed om te lezen dat het voornemen is dat iedereen die problemen heeft met de Belastingdienst kan aankloppen bij de Belangenbehartiger voor hulp. Wel zijn deze leden benieuwd welke opties voor toegang allemaal worden onderzocht.

De uitkomsten van het onderzoek van deze studenten zal worden meegegeven aan de kwartiermaker. Naast dat toegang via maatschappelijk en professionele dienstverleners is ingericht worden er geen andere restricties overwogen.

In het profiel van de kwartiermaker lezen de leden van de CDA-fractie dat onderdeel van de ontwerpfase is het inzicht geven in de wijze waarop de Belangenbehartiger benaderd kan worden door maatschappelijke en professionele dienstverleners. Zij vinden het belangrijk dat dit door meerdere personen of instanties moet kan worden gedaan, bijvoorbeeld door de Belastingtelefoon, sociaal raadslieden, ombudsman, adviseurs, maatschappelijke organisaties, et cetera. Zij vragen of hier ook niet moet worden uitgewerkt hoe de Belangenbehartiger benaderd kan worden door burgers die hulp nodig hebben, maar niet een route via een dienstverlener weten te vinden. Zij zouden in principe wel voorstander zijn van een directe mogelijkheid voor belastingplichtigen zelf om contact op te nemen met de Belangenbehartiger, zodat de dienst ook als benaderbaar en bereikbaar wordt gezien. Dit hoeft niet zo breed te zijn als een Belastingtelefoon, maar kan bijvoorbeeld ook zoals het burgerpanel aangeeft een vragenlijst of chat zijn, of een schriftelijke aanvraag. Zij vragen of de kwartiermaker de opties gegeven door het burgerpanel bij voorwaarden en drempels ook expliciet kunnen meenemen bij uitwerking van de vormgeving.

Om te voorkomen dat de Belangenbehartiger taken oppakt die andere dienstverleners beter kunnen vervullen is ervoor gekozen om vooralsnog geen rechtstreekse toegang van burgers naar de belangenbehartiger in te richten. Dit zorgt voor grip op de aantallen die de Belangenbehartiger in de beginfase kan behandelen, zodat deze organisatie zich goed verder kan ontwikkelen. De doorverwijzing zal zo eenvoudig mogelijk worden vormgegeven.

Wat de leden van de CDA-fractie nog niet duidelijk lezen is wat de afbakening is van burgers en bedrijven die terecht kunnen bij de Belangenbehartiger. Zij noemen als voorbeeld de criteria die voor de Amerikaanse Taxpayer Advocate Service gelden:

  • het probleem leidt tot financiële moeilijkheden voor de belastingplichtige, zijn familie of zijn onderneming;

  • er sprake is van onmiddellijk dreigende negatieve gevolgen;

  • geprobeerd is contact te krijgen met de Internal Revenue Service (IRS) maar dat niet gelukt is, of dat er op de beloofde datum geen antwoord is gekomen, of;

  • er sprake is van bijzondere feiten of (juridische) omstandigheden en de IRS een «one size fits all», benadering hanteert, niet luistert en zich niet realiseert dat ze in dit geval een nieuwe benadering moet kiezen.

De leden van de CDA-fractie vragen of ook wordt nagedacht over een specifieke set voorwaarden voor casussen die bij de Belangenbehartiger behandeld kunnen worden. Zij denken dat een duidelijk afbakening kan helpen om te voorkomen dat de Belangenbehartiger wordt overspoeld met hulpvragen. Daarbij vinden deze leden het ook belangrijk dat mensen die tegen andere problemen aanlopen die mogelijk buiten de reikwijdte van de Belangenbehartiger vallen, ook geholpen kunnen worden met waar zij dan terecht kunnen. Veel mensen zien vaak door de bomen het bos niet meer, en hebben vooral behoefte aan duidelijkheid over waar zij met welk probleem terecht kunnen. Deze leden zouden dan ook pleiten voor duidelijke communicatie hierover, zowel op landelijk niveau, als bijvoorbeeld via de gemeente of lokale steunpunten.

Op dit moment is er niet voor gekozen om toegangseisen te hanteren. Door geen rechtstreekse ingang van burgers en bedrijven in te richten wordt er voor gezorgd dat de Belangenbehartiger grip houdt op de aantallen. De Belangenbehartiger kan ook doorverwijzen als er andere passende hulpverlening mogelijk is. Op basis van ervaringen kunnen in de toekomst mogelijk wel toegangseisen gesteld worden. De criteria van de TAS vormen daarvoor een interessant uitgangspunt.

De leden van de CDA-fractie vroegen reeds de aanbevelingen van het onderzoek bij de vormgeving van de belangenvertegenwoordiger door te nemen, en lichten een paar interessante punten specifiek uit. Zo wordt aanbevolen een handvest op te stellen met rechten van belastingplichtigen. Is dit ook iets wat de kwartiermaker kan verkennen? Ook adviseren zij de fiscale (rechts)hulp dienstverlening van de Belastingdienst mogelijk te herschikken naar de nieuwe landelijke tweedelijnsorganisatie. Deze leden vinden dit een goede aanbeveling, om de Belangenbehartiger zo optimaal, efficiënt en herkenbaar mogelijk op te zetten. De ervaring van Stella- en Escala-teams met multiproblematiek en schikking kan daarbij ook worden ingezet.

Onderdeel van de opdracht van de kwartiermaker is te onderzoeken of bepaalde onderdelen van de Belastingdienst of Dienst Toeslagen onder de Belangenbehartiger zouden moeten vallen.

Een handvest opstellen is geen specifiek onderdeel van de opdracht. Dit is iets wat de Belangenbehartiger eventueel kan initiëren mocht daar op basis van de ervaringen behoefte aan bestaan.

De leden van de CDA-fractie vragen de kwartiermakers ook expliciet de aanbevelingen ten aanzien van de onafhankelijkheid, waaronder de ongeclausuleerde en directe toegang tot gegevens, het escalatiemechanisme en de benoeming van bestuurders om de splitsing tussen de diensten rood en blauw te overbruggen bij de vormgeving ter harte te nemen. Verder vragen deze leden de kwartiermaker ook alle aanbevelingen over fiscale rechtshulp en de volksvertegenwoordiging in acht te nemen, en zeker ook die ten aanzien van het «belang van belastingplichtigen». Zij vinden het punt van «dubbele vaktechniek» zeer relevant, omdat voor goede behartiging van belangen adequate kennis voorhanden dient te zijn. Ook zijn zij het eens met de aanbeveling tot het starten van aanvullend onderzoek hoe burgers zelfredzamer te maken bij het regelen van hun belastingzaken, mede zoals eerder gezegd, door het inzichtelijk te maken waar je met welk probleem terecht kan en bekendheid hiervan te vergroten.

Het onderzoek van de studenten wordt meegenomen in de verdere uitwerking. Bij deze uitwerking zullen de bovenstaande suggesties verder worden betrokken. Bij de uiteindelijke afweging staat centraal hoe burgers en bedrijven zo goed mogelijk geholpen kunnen worden. De uiteindelijke vormgeving van een Belangenbehartiger kan verschillen voor toeslaggerechtigden en belastingplichtigen, dit is mede afhankelijk van de behoefte van de doelgroep en de aansluiting bij de organisaties.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersonen

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavige stukken. Zij danken het kabinet voor de inzet om fiscale rechtshulp laagdrempeliger en onafhankelijker te maken omdat er veel te winnen is voor de samenleving op dit thema. Genoemde leden zien uit naar het concretiseren en het realiseren van de plannen en hebben enkele verduidelijkende vragen.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe het verdere besluitvormingsproces vormgegeven is. Wanneer neemt het kabinet een besluit over welk concept zij gaat uitwerken en realiseren. Welke rol krijgt de Kamer formeel bij deze keuze?

In 2024 zal een besluit genomen worden over de positionering van de Belangenbehartiger. De kwartiermaker dient de Kamer mee te nemen in het proces van de vormgeving van het voorstel middels een halfjaarlijkse rapportage. Het uiteindelijke profiel van de Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden maakt hier ook onderdeel van uit5.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris ervoor zorgt dat de laagdrempelige hulp ook toegankelijk is voor laaggeletterden en mensen met weinig digitale vaardigheden.

Laaggeletterden en mensen met geen of weinig digitale vaardigheden hebben, net als veel andere mensen, baat bij persoonlijke, lokale dienstverlening. Veel gemeenten hebben dit georganiseerd via buurt of wijkteams. Daarnaast kunnen zij ook voor hulp en ondersteuning ook terecht bij het Informatiepunt Digitale Overheid in de bibliotheek (in inmiddels meer dan 650 Informatiepunten). Ook andere sociaal/juridische dienstverleners staan veelvuldig in contact met deze mensen. Deze dienstverleners kunnen met of namens hun client de belangenbehartiger benaderen.

In aanvulling daarop wordt, zoals eerder aangegeven, door het programma voor de loketfunctie voor de overheid onderzocht hoe laagdrempelige sociaaljuridische hulpverlening het beste vormgegeven kan worden.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersonen

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris van Financiën, van 1 en 27 juni en 6 juli 2023.

Het UvA-rapport over de internationale rechtsvergelijking naar laagdrempelige en onafhankelijke fiscale rechtshulp (2023) stelt over Nederland dat (p. 1): «... Het huidige aanbod van fiscale (rechts)hulp kan het best worden getypeerd als een lappendeken. Het is een onsamenhangend geheel van goed bedoelende instanties, maar slecht op elkaar afgestemd ...». Tegelijkertijd stelt de Staatssecretaris in de brief van 1 juni 2023 aan de Kamer (Kamerstuk 31 066, nr. 1240) dat belastingplichtigen moeten worden doorverwezen door bestaande instanties als zij op zoek zijn naar fiscale rechtshulp. In deze brief aan de Tweede Kamer van 1 juni 2023 wordt gesteld dat (p. 5) «... Burgers en bedrijven kunnen in contact komen met de Belangenbehartiger door een verwijzing van een maatschappelijke partij, professionele dienstverlener of medewerkers van de diensten ...».

Naar aanleiding hiervan heeft het lid van de BBB-fractie de volgende vragen voor de Staatssecretaris. Deelt de Staatssecretaris de analyse in het eindrapport van de UvA dat het huidige aanbod van fiscale rechtshulp een lappendeken is? Op welke wijze gaat de Staatssecretaris de gaten in het huidige aanbod van de fiscale rechtshulp repareren? Klopt de inschatting dat belastingplichtigen zich niet rechtstreeks kunnen wenden tot de Belangenbehartiger, maar alleen mogen worden doorverwezen door bestaande instanties die fiscale rechtshulp bieden?

De analyse dat het huidige aanbod van fiscale rechtshulp een lappendeken is, wordt herkend. Er bestaan grote verschillen in fiscale rechtshulp in het hele land. Divosa doet momenteel onderzoek naar de sociaal-juridische ondersteuning per gemeente. In dit onderzoek wordt niet alleen gekeken naar de beschikbaarheid van sociaal raadslieden, maar ook van andere sociaal/juridische hulpverleners die soortgelijk werk verrichten. Op basis van dit onderzoek wordt duidelijker hoe de inrichting van de lokale eerstelijnsrechtshulp per gemeente eruitziet.

Het Ministerie van Financiën is in gesprek met alle relevante partijen om aansluiting te zoeken bij zowel de trajecten rond de invulling van de loketfunctie dat wordt getrokken door het Ministerie van BZK, en de initiatieven ten aanzien van de stelselvernieuwing rechtsbijstand van het Ministerie van J&V en het programma Robuuste Rechtsbescherming van Divosa en Sociaal Werk Nederland, om te zorgen dat de toegang tot eerstelijns rechtshulp voor problemen met belastingen en toeslagen wordt verbeterd.

Het klopt inderdaad dat burgers en bedrijven zich via medewerkers van de diensten of via professioneel en maatschappelijk dienstverleners tot de Belangenbehartiger kunnen wenden.

In het burgerpanelonderzoek (Kamerstuk 31 066, nr. 1264) naar laagdrempelige onafhankelijke fiscale rechtshulp wordt geconstateerd (p. 10): «Op individueel niveau kennen weinig burgers de route naar rechtshulp.» Uit het UvA-onderzoek naar laagdrempelige, onafhankelijke, fiscale rechtshulp blijkt dat er een groot verschil is in het aanbod van fiscale rechtshulp per regio. In de Kamerbrief van 1 juni 2023 (Kamerstuk 31 066, nr. 1240) stelt de Staatssecretaris (p. 2): «... Ook verschilt de toegang tot en de kwaliteit van rechtshulp soms per regio ...»

Het lid van de BBB-fractie vraagt welke middelen, naast de oprichting van de «Belangenbehartiger», de Staatssecretaris beschikbaar om de toegang tot fiscale rechtshulp te verbeteren in regio’s waar deze momenteel afwezig is. Hoe gaat de Staatssecretaris garanderen dat burgers de route naar eerstelijns instanties die fiscale rechtshulp bieden weten te vinden? Welke middelen stelt de Staatssecretaris beschikbaar om de activiteiten van de «Belangenbehartiger» naamsbekendheid te geven?

De primaire focus van de kwartiermaker ligt op de vormgeving en uitwerking van de taken belangenbehartiging en systeemkritiek. De vormgeving en verbetering van lokale rechtshulp is geen onderdeel van de opdracht van de kwartiermaker. Het Ministerie van Financiën, de Belastingdienst en Dienst Toeslagen zijn in gesprek met de ministeries van BZK en J&V om te onderzoeken hoe lokale rechtshulp voor belasting- en toeslagenzaken verbeterd kan worden, ook als burgers nog andere vragen hebben, bijvoorbeeld over sociale zekerheid. Hierbij wordt aangesloten bij de trajecten: overheidsbrede loketten, de stelselvernieuwing van de rechtsbijstand en het programma Robuuste Rechtsbescherming.

Er is op dit moment nog niet uitgewerkt hoe de activiteiten en naamsbekendheid van de Belangenbehartiger vormgegeven gaan worden. Dit wordt in de tweede fase van de kwartiermakersopdracht meegenomen.

Verder wil het lid van de BBB-fractie graag weten welke maximale reistijd de Staatssecretaris acceptabel vindt bij toegang tot fiscale rechtshulp.

Criteria voor een overheidsbrede loketfunctie zijn er op dit moment niet. De Belastingdienst en Dienst Toeslagen streven naar een goede regionale spreiding van balies en steunpunten.

En wat moet volgens de Staatssecretaris de positionering met bijbehorende doorzettingsmacht zijn van het loket waar de burger zich meldt voor fiscale rechtshulp?

De positionering van de Belangenbehartiger en bevoegdheden zijn onderdeel van de opdracht van de kwartiermaker.

Verder ziet het lid van de BBB-fractie in het profiel van de Kwartiermaker vooral een focus op de relatie met de diensten en slechts een «affiniteit» met de doelgroep waarvoor de fiscale rechtshulp is bedoeld. Daarnaast ontbreekt het in de opdracht aan aandacht voor de wetgever. Wat wordt volgens de Staatssecretaris de relatie van de Belangenbehartiger straks met de Tweede en Eerste Kamer? En hoe wordt ervoor gezorgd dat zij straks op de hoogte gebracht worden van de aard en omvang van de vragen naar rechtshulp, inclusief de niet in behandeling genomen aanvragen?

De kwartiermaker heeft als opdracht om de Kamer te informeren over de vormgeving van de Belangenbehartiger. Bij de vormgeving van de Belangenbehartiger wordt ook de relatie tussen de Belangenbehartiger en de Kamer uitgewerkt.

Er wordt een begeleidingscommissie ingesteld waarin ook kennis en betrokkenheid en ervaring van de doelgroep wordt betrokken.


X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 1240.

X Noot
3

Kamerstuk 31 753, nr. 270.

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 1126.

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 1251.

Naar boven