31 066 Belastingdienst

Nr. 119 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2012

Bijgaand doe ik u, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het antwoord toekomen op de vraag van het lid Omtzigt over de identiteit van de tipgever.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers

Antwoord op de vraag van het lid Omtzigt over de uitspraak van de voorzieningenrechter in Arnhem over de identiteit van de tipgever

Vraag

Voorzitter. De voorzieningenrechter in Arnhem heeft in de Rabo-KB Lux-affaire bepaald dat de naam van de tipgever openbaar moet worden gemaakt. Dit heeft tot gevolg dat de opsporing ernstig kan worden belemmerd. Dit heeft een uitstraling niet alleen naar het belastingdomein, maar ook naar andere domeinen, waarbij burgers proberen de samenleving veiliger te maken of voor iedereen te zorgen. Daarom vraag ik om een spoedige reactie van het Kabinet waaruit blijkt hoe deze uitspraak wordt uitgevoerd en welke gevolgen die zal hebben voor andere opsporingsdomeinen. Ik stel die vraag aan de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Justitie.

Antwoord

Ik deel de zorg die in de vraag tot uitdrukking komt. Voor mij staan twee uitgangspunten centraal. In de eerste plaats moet de aanpak van zwartspaarders voluit door kunnen gaan en zoveel mogelijk succesvol kunnen worden afgerond en in de tweede plaats stelt de Belastingdienst zich ten doel de identiteit van de tipgever zo lang mogelijk geheim te houden, niet alleen voor zijn eigen veiligheid maar ook om mogelijk toekomstige tipgevers niet af te schrikken. Het oordeel van de geheimhoudingskamer wordt meegenomen in de al lopende fiscale procedure waarbij de Belastingdienst in de gelegenheid is nogmaals zijn argumenten naar voren te brengen. Mocht de rechtbank op grond van het ontbreken van bepaalde (delen van) stukken de aan de zwartspaarder opgelegde aanslagen niet in stand laten dan gaat de Belastingdienst in hoger beroep. Daar kan de discussie dan nog eens (eventueel tot in hoogste instantie) worden overgedaan. In hoeverre het eindoordeel in deze zaak gevolgen zal hebben voor andere toezicht- en opsporingsdomeinen zal te zijner tijd moeten worden beoordeeld.

Naar boven