31 066 Belastingdienst

Nr. 1141 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 december 2022

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 18 oktober 2022 over de fiscale behandeling van Uber (Kamerstuk 31 066, nr. 1124).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 november 2022 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 1 december 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Lips

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris. Deze leden spreken nogmaals uit dat zij het kabinetsbeleid inzake belastingontwijking ondersteunen zonder daarmee vooruit te willen lopen op resultaten van het lopende onderzoek.

De leden van de VVD-fractie vinden het zorgvuldig dat eerst het onderzoek wordt afgerond en hebben daarom een procesmatige vraag: wanneer verwacht het kabinet de resultaten van het externe onderzoek naar de Kamer te kunnen sturen?

Verder wachten deze leden de aangeboden vertrouwelijke (of eventueel besloten) briefing af.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de toezeggingen gedaan met betrekking tot de Uber-casus. Deze leden hebben enkele vragen en/of opmerkingen.

Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie aangeven of de inhoudelijke en feitelijke werkzaamheden van de extern deskundigen pas een aanvang nemen nadat het interne onderzoek is opgeleverd?

Indien de werkzaamheden van de extern deskundigen inderdaad pas aanvang nemen na oplevering van het interne onderzoek, kan het kabinet dan nader toelichten hoe zich dit verhoudt met het doel van het de opdracht, namelijk: «De externe toetsing heeft als doel om te beoordelen of het interne onderzoek juist en gedegen is, zowel procesmatig als inhoudelijk.»

In de opdrachtomschrijving geeft het kabinet aan dat het de wens is om het interne onderzoek te toetsen op onder andere objectiviteit, zorgvuldigheid en consistentie.

Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie toelichten hoe extern deskundigen – na afloop van een intern onderzoek en uitgevoerd door interne onderzoeksgroep – kunnen beoordelen of het interne onderzoek ten tijde van het onderzoek objectief, zorgvuldig en consistent heeft plaatsgevonden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of de naleving van belasting- en werkgeversverplichtingen worden meegenomen in het onderzoek, zoals de aangenomen motie van de leen Van Nispen en Alkaya (Kamerstuk 23 645, nr. 779) bepleit.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wat het kabinet ervan vindt dat het onderzoek naar Uber niet publiek kan worden gemaakt en dat Kamerleden als gevolg hiervan niet aan kiezers kunnen laten zien wat zij hebben gedaan met de informatie die zij hebben ontvangen. Deze leden geven aan hier grote moeite mee te hebben.

De leden van de SP-fractievragen naar de fiscale geheimhoudingsplicht, zoals deze in Nederland bestaat. Deze leden vragen of andere landen dergelijke bepalingen als artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kennen en hoe ver deze gaan in vergelijking met de Nederlandse bepalingen. Is hierover informatie voorhanden en zo nee, is het kabinet bereid dit te onderzoeken?

In algemene zin wensen de leden van de SP-fractie op te merken dat deze leden het de omgekeerde wereld vinden dat particulieren amper een voldoende geven aan de Belastingdienst en dat grote ondernemingen een ruime zeven geven. Deze leden zouden liever willen zien dat particulieren de dienst omschrijven als collaboratief en beschermend en dat het internationale grootbedrijf de fiscus vreest. Deze leden verwachten van het kabinet dat het kabinet zich inspant om de Belastingdienst om te vormen tot een organisatie die huishoudens op één zet en niet de multinationals.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris en hebben op dit moment geen nadere vragen of opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt

Het lid Omtzigt heeft met verbazing kennisgenomen van de berichtgeving rondom de Uber Files en kijkt met spanning uit naar de resultaten van het onderzoek. De vrees bestaat bij dit lid dat de Belastingdienst een selectieve omgang met belastingplichtigen erop na houdt of erop heeft nagehouden. Een ernstige zaak zo vindt het lid Omtzigt. Dit lid hoopt dat de mogelijke ernst hiervan door het kabinet wordt ingezien en dat, mocht daartoe aanleiding zijn, standvastig wordt opgetreden.

Tijdens het commissiedebat van 7 september jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 1112) is door dit lid de volgende toezegging genoteerd: «Er komt een brief over het Uberonderzoek, met daarin wat de opdracht is en wie de onderzoekers zijn. Ook bevat die brief informatie over de tijdlijn wanneer het onderzoek wordt afgerond. Daarbij bevat de brief de conceptvraagstelling van het onderzoek voordat het wordt uitgevoerd, inclusief de bronnen waartoe de onderzoekers toegang hebben.» Het lijkt het lid Omtzigt alsof het onderzoek al begonnen is en alsof de onderzoekers al zijn aangewezen. Het lid Omtzigt wil graag weten of dat het geval is en waarom het kabinet de toezegging om de Kamer te berichten voor de start van het onderzoek, niet is nagekomen.

Voor het lid Omtzigt is de tijdlijn dus niet geheel inzichtelijk; daarom vraagt hij een tijdlijn van de aanvangsmomenten en oplevermomenten van de onderzoeken en een indicatie van de vervolgstappen.

Tevens is er een overzicht toegezegd van alle ontmoetingen vanaf 2012 waarbij gesproken is over Uber en waarbij de Minister, Staatssecretarissen en/of topambtenaren aanwezig waren. Daarbij is gevraagd om een expliciete weergave van de ontmoetingen waarbij ook mevrouw Kroes aanwezig was (zie ook de beantwoording van vraag 31 van de Kamervragen van het lid Omtzigt van 5 september 2022 (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3867)). Het lid Omtzigt vraagt of een dergelijke lijst inmiddels is samengesteld en of het kabinet die kan delen.

Het lid Omtzigt heeft ten aanzien van de stellingen en onderzoeksvragen in de opdrachtomschrijving gelezen dat het onderzoek onder andere een toetsing inhoudt van zogenoemde «stellingen» die betrekking hebben op vijf onderwerpen (1. lekken van vertrouwelijke informatie, 2. traineren van het opvragen en delen met buitenland van gegevens over chauffeurs, 3. fiscaal begunstigen, 4. niet nakomen formaliteit en 5. de relatie met Uber). De stellingen zijn door de Belastingdienst geïdentificeerd aan de hand van persvragen die de Belastingdienst heeft ontvangen vóórafgaand aan de publicaties over de Uber Files in het FD en Trouw en op het platforum Investico. Kan het kabinet aangeven of ook rekening wordt gehouden met de uiteindelijk publicaties van FD, Trouw en Investico? Kan het kabinet aangeven of ook een vergelijking wordt gemaakt van de antwoorden op de persvragen en de uiteindelijke uitkomsten van het onderzoek?

Het lid Omtzigt vraagt of het kabinet kan bevestigen dat in elk geval wordt getoetst of de volgende drie gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in het kader van de multilaterale belastingcontrole van Uber, en zo ja, of deze gebeurtenissen in strijd zijn met de (fiscale en/of interstatelijke) geheimhoudingsplicht of enig ander voorschrift/beginsel:

  • (a) De Belastingdienst zou de door andere landen ingenomen voorlopige standpunten, waaronder het standpunt van Frankrijk over de aanwezigheid van een Franse vaste inrichting, informeel en vertrouwelijk hebben gedeeld met Uber.

  • (b) De Belastingdienst zou de onderhandelingstactiek/ruimte van andere landen in het kader van een te bereiken compromis, waaronder de bereidheid van Frankrijk om af te zien van het aanwezig achten van een vaste inrichting in ruil voor een hogere winst van een Franse dochtervennootschap van Uber (Uber SAS), informeel en vertrouwelijk hebben gedeeld met Uber.

  • (c) De Belastingdienst zou de voorlopige (dus niet-definitieve) uitkomsten van de multilaterale belastingcontrole informeel en vertrouwelijk hebben gedeeld met Uber.

In het verlengde van punt (b) vraagt het lid Omtzigt of het kabinet kan bevestigen dat ook wordt getoetst of de aanpassing van de dienstverleningsovereenkomst tussen het Nederlandse hoofdkantoor en de Franse dochtermaatschappij (Uber SAS), door Uber is onderbouwd door een verrekenprijsanalyse en documentatieverplichting. Of was het handjeklap tussen Nederland en Frankrijk? Zijn er daadwerkelijk functies overgeheveld van het Nederlandse hoofdkantoor naar de Franse dochtervennootschap?

Voorts vraagt het lid Omtzigt of het kabinet kan bevestigen dat op het gebied van de internationale gegevensuitwisseling in elk geval wordt getoetst of de volgende drie gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en zo ja, of deze gebeurtenissen in strijd zijn met de (fiscale en/of interstatelijke) geheimhoudingsplicht of enig ander voorschrift/beginsel:

  • (a) De Belastingdienst zou Uber hebben geïnformeerd over binnengekomen uitwisselingsverzoeken van andere landen (ruim) vóór de aankondiging van een onderzoek op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.

  • (b) De Belastingdienst zou Uber hebben toegezegd voorlopig geen opvolging aan uitwisselingsverzoeken te geven teneinde Uber in staat te stellen om eventueel nadelige economische gevolgen van de uitwisseling te voorkomen bij het op te zetten bedrijfsmodel UberPop.

  • (c) De Belastingdienst zou Uber hebben geïnformeerd over de fiscale controle- en handhavingsstrategie van de landen die het uitwisselingsverzoek hebben gedaan, zoals het voorlopig nog niet opleggen van boetes aan taxichauffeurs voor het niet-nakomen van hun fiscale verplichtingen.

Indien dit niet getoetst is, vraagt dit lid het kabinet deze vragen zelf uitvoerig en op korte termijn te beantwoorden.

Het lid Omtzigt heeft ten aanzien van onafhankelijke experts kennisgenomen van de samenstelling van de ambtelijke onderzoeksgroep, te weten een registeraccountant, een deskundige op het gebied van inlichtingenuitwisseling, een deskundige op het gebied van de internationale rulingpraktijk en een deskundige op het gebied van formeel recht. Omdat de onderzoeksvragen betrekking hebben op formeel-juridische kwesties, te weten het gedrag van de Belastingdienst bij (1) de multilaterale belastingcontrole van Uber en (2) internationale gegevensuitwisseling met Uber als informatiehouder, acht het lid Omtzigt de aanwezigheid van deskundigen op het gebied van internationale gegevensuitwisseling en op het gebied van formeel recht van essentieel belang.

Het lid Omtzigt vraagt aan het kabinet of de aanwezigheid van deskundigheid op formeel-juridisch terrein ook een rol heeft gespeeld bij de selectie van de twee onafhankelijke experts. Beschikken de gekozen experts over deskundigheid op formeel-juridisch terrein, zoals de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, internationale gegevensuitwisseling volgens artikel 6 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en multilaterale belastingcontroles in EU-verband?

Het lid Omtzigt heeft in de opdrachtomschrijving gelezen dat aan de twee onafhankelijke experts door de Belastingdienst «ondersteuning» wordt aangeboden bij de uitvoering van hun toetsingsopdracht. Kan het kabinet aangeven welke vorm van ondersteuning concreet is aangeboden? Is dat ambtelijke ondersteuning? Kunnen de twee onafhankelijke experts op hun beurt weer onafhankelijke experts raadplegen en zo ja, wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Is het kabinet het met dit lid eens dat het geen pas zou geven als de Landsadvocaat de twee onafhankelijke experts bijstaat?

Het lid Omtzigt wijst ten aanzien van de onderzoeksmethode erop dat bijna alle gebeurtenissen in de Uber-casus die feitelijk worden onderzocht en vervolgens juridisch worden getoetst, bestaan uit informeel en vertrouwelijk door de Belastingdienst aan Uber meegedeelde zaken. Het lid Omtzigt vreest dat géén audit trail bestaat van het lekken door de Belastingdienst van vertrouwelijke gegevens aan Uber, bijvoorbeeld omdat het lekken mondeling heeft plaatsgevonden. Het lid Omtzigt vraagt hoe het kabinet dit duidt. In de opdrachtomschrijving heeft het lid Omtzigt gelezen dat de ambtelijke onderzoeksgroep de toentertijd betrokken medewerkers bij de Uber-casus kan bevragen naar hun zienswijze. Is de bevoegdheid van de ambtelijke onderzoekers met betrekking tot het interviewen van betrokken medewerkers voldoende om een mogelijk gat in de audit trail te dichten? Dit lid vraagt aan het kabinet te bevestigen dat de bevraging wel degelijk het karakter kan hebben van waarheidsvinding. Staat de consequentie van strafontslag, als gevolg van het lekken aan Uber, niet in de weg aan de waarheidsvinding?

Het is voor het lid Omtzigt nog niet geheel duidelijk of de onafhankelijke experts de mogelijkheid hebben om de toentertijd betrokken medewerkers bij de Uber-casus desgewenst te kunnen horen zoals de ambtelijke onderzoeksgroep zelf wel kan. Wil het kabinet bevestigen dat de twee onafhankelijke experts de bevoegdheid hebben de toentertijd betrokken medewerkers bij de Uber-casus te kunnen interviewen? Indien dit niet het geval is, vraagt dit lid of het kabinet bereid is om de experts alsnog deze bevoegdheid te geven en bij weigering dit met redenen te omkleden.

II Reactie van de bewindspersoon

Ik dank de leden van de vaste Kamercommissie van Financiën die zijn gesteld naar aanleiding van de brief van 18 oktober jl. over de fiscale behandeling van Uber (Kamerstuk 31 066 nr. 1124). Onderstaand wordt bij de beantwoording van de vragen de volgorde van het verslag aangehouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris. Deze leden spreken nogmaals uit dat zij het kabinetsbeleid inzake belastingontwijking ondersteunen zonder daarmee vooruit te willen lopen op resultaten van het lopende onderzoek.

De leden van de VVD-fractie vinden het zorgvuldig dat eerst het onderzoek wordt afgerond en hebben daarom een procesmatige vraag: wanneer verwacht het kabinet de resultaten van het externe onderzoek naar de Kamer te kunnen sturen?

Het onderzoek wordt voor de briefing van 7 december opgeleverd. Voor de briefing zal ik uw Kamer over het onderzoek informeren.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de toezeggingen gedaan met betrekking tot de Uber-casus. Deze leden hebben enkele vragen en/of opmerkingen.

Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie aangeven of de inhoudelijke en feitelijke werkzaamheden van de extern deskundigen pas een aanvang nemen nadat het interne onderzoek is opgeleverd?

De interne onderzoeksgroep is op 14 juli feitelijk gestart met onderzoek. De periode tussen 14 juli 2022 en 18 augustus 2022 heeft hoofdzakelijk in het teken gestaan van het verzamelen en beoordelen van de feiten en opstellen van de eerste versie van de interne concept-rapportage hierover. De externe experts zijn op 20 augustus begonnen met hun validatie. Vervolgens is er een proces gevolgd van vragen en opmerkingen van de externe experts en aanpassingen van het concept-rapport door de interne onderzoeksgroep. In de periodes tussen 18 augustus en 7 november is de onderzoeksgroep bezig geweest met het uitwerken van de actiepunten die zijn voortgekomen uit de besprekingen met de externe experts, twee keer afgesloten met een aangepaste versie van het concept-rapport.

Indien de werkzaamheden van de extern deskundigen inderdaad pas aanvang nemen na oplevering van het interne onderzoek, kan het kabinet dan nader toelichten hoe zich dit verhoudt met het doel van het de opdracht, namelijk: «De externe toetsing heeft als doel om te beoordelen of het interne onderzoek juist en gedegen is, zowel procesmatig als inhoudelijk.»

In de opdrachtomschrijving geeft het kabinet aan dat het de wens is om het interne onderzoek te toetsen op onder andere objectiviteit, zorgvuldigheid en consistentie.

Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie toelichten hoe extern deskundigen – na afloop van een intern onderzoek en uitgevoerd door interne onderzoeksgroep – kunnen beoordelen of het interne onderzoek ten tijde van het onderzoek objectief, zorgvuldig en consistent heeft plaatsgevonden?

Zoals hierboven is aangegeven, is er een interactief proces doorlopen, gelet ook op de omvang en veelzijdigheid van het dossier. Onderdeel van dit proces is ook de aanpak en wijze waarop de onderzoeksgroep het interne onderzoek uitvoert. Uiteindelijk zullen de externen in hun validatie een oordeel geven of het interne onderzoek juist en gedegen is geweest, zowel procesmatig als inhoudelijk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of de naleving van belasting- en werkgeversverplichtingen worden meegenomen in het onderzoek, zoals de aangenomen motie van de leden Van Nispen en Alkaya (Kamerstuk 23 645, nr. 779) bepleit.

Zoals in mijn brieven van 5 september jl.1 en 17 oktober jl. 2 alsmede in de opdrachtverlening3 is aangegeven, richt het onderzoek zich op de relevante feiten en omstandigheden in relatie tot de berichtgeving in de media over het optreden van de Belastingdienst in relatie tot de Uberfiles. Het interne onderzoek richt zich niet op de naleving van de belasting- en werkgeververplichtingen. In de motie van de leden van Nispen en Alkaya, waarna de leden van de SP-fractie verwijzen, verzoeken deze leden het onderwerp mee te nemen met de evaluatie van de taxiwetgeving die dit najaar start onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wat het kabinet ervan vindt dat het onderzoek naar Uber niet publiek kan worden gemaakt en dat Kamerleden als gevolg hiervan niet aan kiezers kunnen laten zien wat zij hebben gedaan met de informatie die zij hebben ontvangen. Deze leden geven aan hier grote moeite mee te hebben.

Ik heb begrip voor het ongemak van de SP-fractie. Tegelijkertijd kan het belang van de fiscale geheimhoudingsplicht (artikel 67 AWR) niet genoeg worden benadrukt. Ik verwijs naar de nog steeds actuele notitie die mijn ambtsvoorganger in 2012 aan uw Kamer heeft doen toekomen4. Daarin is de verhouding tussen het recht op informatie van het parlement en de fiscale geheimhoudingsplicht in beeld gebracht. Zoals ik in mijn brief van 23 november jl.5 heb aangegeven, worden de onderdelen van de briefing die hier niet onder vallen, openbaar toegelicht. De onderdelen die wel onder artikel 67 AWR vallen worden vertrouwelijk aan de Kamer toegelicht.

De leden van de SP-fractie vragen naar de fiscale geheimhoudingsplicht, zoals deze in Nederland bestaat. Deze leden vragen of andere landen dergelijke bepalingen als artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kennen en hoe ver deze gaan in vergelijking met de Nederlandse bepalingen. Is hierover informatie voorhanden en zo nee, is het kabinet bereid dit te onderzoeken?

Andere landen kennen vergelijkbare bepalingen als artikel 67 AWR. In de Administratieve Samenwerkingsrichtlijn (DAC) is expliciet opgenomen dat de inlichtingen die de lidstaten elkaar op basis van deze richtlijn in welke vorm dan ook verstrekken, vallen onder de geheimhouding. Deze bepaling is geïmplementeerd in artikel 28 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB). Ook landen buiten de EU kennen een dergelijke bepaling. Op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, het WABB-Verdrag, moeten alle door een partij op basis van dat verdrag verkregen inlichtingen op dezelfde wijze geheimgehouden worden en beschermd worden als inlichtingen die op basis van de nationale wetgeving van die partij zijn verkregen. Door het Global Forum van de OESO wordt hierop streng toegezien: alle landen worden beoordeeld op «confidentiality and data safeguards». Als een jurisdictie de geheimhouding niet op orde heeft, dan mag die jurisdictie (nog) niet (langer) op wederkerige basis inlichtingen uitwisselen.

In algemene zin wensen de leden van de SP-fractie op te merken dat deze leden het de omgekeerde wereld vinden dat particulieren amper een voldoende geven aan de Belastingdienst en dat grote ondernemingen een ruime zeven geven. Deze leden zouden liever willen zien dat particulieren de dienst omschrijven als collaboratief en beschermend en dat het internationale grootbedrijf de fiscus vreest. Deze leden verwachten van het kabinet dat het kabinet zich inspant om de Belastingdienst om te vormen tot een organisatie die huishoudens op één zet en niet de multinationals.

Het kabinet vindt het van belang dat zowel particulieren als ondernemers tevreden zijn over de Belastingdienst en samen met de Belastingdienst span ik mij hiervoor in. Zo biedt de Stand van de uitvoering een goed beeld waar de verbetering van de dienstverlening kan plaatsvinden. Via het loket «Rechtsstatelijkheid en hardheden» kan gemeld worden waar de wetten «hard» uitpakken. Voor hulpvragen of advies kunnen burgers terecht bij de balies en steunpunten door heel het land. Indien particulieren zich in schrijnende omstandigheden begeven, kan gebruik worden gemaakt van de Stella aanpak.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris en hebben op dit moment geen nadere vragen of opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt

Het lid Omtzigt heeft met verbazing kennisgenomen van de berichtgeving rondom de Uber Files en kijkt met spanning uit naar de resultaten van het onderzoek. De vrees bestaat bij dit lid dat de Belastingdienst een selectieve omgang met belastingplichtigen erop na houdt of erop heeft nagehouden. Een ernstige zaak zo vindt het lid Omtzigt. Dit lid hoopt dat de mogelijke ernst hiervan door het kabinet wordt ingezien en dat, mocht daartoe aanleiding zijn, standvastig wordt opgetreden.

Tijdens het commissiedebat van 7 september jl. is door dit lid de volgende toezegging genoteerd: «Er komt een brief over het Uberonderzoek, met daarin wat de opdracht is en wie de onderzoekers zijn. Ook bevat die brief informatie over de tijdlijn wanneer het onderzoek wordt afgerond. Daarbij bevat de brief de conceptvraagstelling van het onderzoek voordat het wordt uitgevoerd, inclusief de bronnen waartoe de onderzoekers toegang hebben.» Het lijkt het lid Omtzigt alsof het onderzoek al begonnen is en alsof de onderzoekers al zijn aangewezen. Het lid Omtzigt wil graag weten of dat het geval is en waarom het kabinet de toezegging om de Kamer te berichten voor de start van het onderzoek, niet is nagekomen.

Ik betreur het dat hierover miscommunicatie is geweest en dit had eerder benoemd moeten worden. Het klopt inderdaad dat het interne onderzoek al begonnen was ten tijde van de toezegging. Het interne onderzoek was in een vergevorderd stadium en de validatie was al in uitvoering. In de brief van 5 september jl. aan uw Kamer en in de communicatie daarna had dit explicieter aangegeven moeten worden. Dit is zeer ongelukkig en dit had niet moeten gebeuren. Ik bied hiervoor mijn verontschuldigingen aan.

Voor het lid Omtzigt is de tijdlijn dus niet geheel inzichtelijk; daarom vraagt hij een tijdlijn van de aanvangsmomenten en oplevermomenten van de onderzoeken en een indicatie van de vervolgstappen.

Zoals hiervoor is aangegeven is de interne onderzoeksgroep 14 juli feitelijk gestart met onderzoek. De periode tussen 14 juli 2022 en 18 augustus 2022 heeft hoofdzakelijk in het teken gestaan van verzamelen en beoordelen van de feiten en opstellen van de eerste versie van de concept-rapportage hierover. In de periodes tussen 18 augustus en 7 november is de onderzoeksgroep bezig geweest met het uitwerken van de actiepunten die zijn voortgekomen uit de besprekingen met de externe experts, elke keer afgesloten met een aangepaste versie van het rapport.

28 juli 2022

Tussenverslag van een eerste verkenning door onderzoeksgroep verstuurd aan directie Grote Ondernemingen.

20 augustus 2022

De onderzoekers zijn van start gegaan. 20220818 versie conceptrapport onderzoeksgroep bijlagen gedeeld met de externe experts.

31 augustus 2022

Overleg interne onderzoeksgroep met externe experts over het 20220818 Conceptrapport onderzoeksgroep en de vragen en opmerkingen d.d. 29 augustus 2022.

17 september 2022

20220917 tweede versie Conceptrapport onderzoeksgroep en bijlagen gedeeld met externe experts.

21 oktober 2022

Overleg interne onderzoeksgroep met externe experts over het 20220917 Conceptrapport onderzoeksgroep.

7 november 2022

Derde versie conceptrapport onderzoeksgroep + bijlagen gedeeld met de externe experts.

Tevens is er een overzicht toegezegd van alle ontmoetingen vanaf 2012 waarbij gesproken is over Uber en waarbij de Minister, Staatssecretarissen en/of topambtenaren aanwezig waren. Daarbij is gevraagd om een expliciete weergave van de ontmoetingen waarbij ook mevrouw Kroes aanwezig was (zie ook de beantwoording van vraag 31 van de Kamervragen van het lid Omtzigt van 5 september 2022 (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3867)). Het lid Omtzigt vraagt of een dergelijke lijst inmiddels is samengesteld en of het kabinet die kan delen.

Ik verwacht het gevraagde overzicht in januari 2023 aan uw Kamer te kunnen sturen. Er is vertraging ontstaan vanwege het correct uitvoeren van de uitvoerige zoekopdracht.

Het lid Omtzigt heeft ten aanzien van de stellingen en onderzoeksvragen in de opdrachtomschrijving gelezen dat het onderzoek onder andere een toetsing inhoudt van zogenoemde «stellingen» die betrekking hebben op vijf onderwerpen (1. lekken van vertrouwelijke informatie, 2. traineren van het opvragen en delen met buitenland van gegevens over chauffeurs, 3. fiscaal begunstigen, 4. niet nakomen formaliteit en 5. de relatie met Uber). De stellingen zijn door de Belastingdienst geïdentificeerd aan de hand van persvragen die de Belastingdienst heeft ontvangen vóórafgaand aan de publicaties over de Uber Files in het FD en Trouw en op het platforum Investico. Kan het kabinet aangeven of ook rekening wordt gehouden met de uiteindelijk publicaties van FD, Trouw en Investico? Kan het kabinet aangeven of ook een vergelijking wordt gemaakt van de antwoorden op de persvragen en de uiteindelijke uitkomsten van het onderzoek?

In het onderzoek is ook rekening gehouden met de uiteindelijke publicaties van FD, Trouw en Investico. Het interne onderzoek richt zich op het relevante feitencomplex. In de briefing aan uw Kamer kunnen de uitkomsten van het interne onderzoek en de externe validatie, in relatie tot de publicaties en de eerdere antwoorden op de persvragen, aan de orde komen.

Het lid Omtzigt vraagt of het kabinet kan bevestigen dat in elk geval wordt getoetst of de volgende drie gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in het kader van de multilaterale belastingcontrole van Uber, en zo ja, of deze gebeurtenissen in strijd zijn met de (fiscale en/of interstatelijke) geheimhoudingsplicht of enig ander voorschrift/beginsel:

  • (a) De Belastingdienst zou de door andere landen ingenomen voorlopige standpunten, waaronder het standpunt van Frankrijk over de aanwezigheid van een Franse vaste inrichting, informeel en vertrouwelijk hebben gedeeld met Uber.

  • (b) De Belastingdienst zou de onderhandelingstactiek/ruimte van andere landen in het kader van een te bereiken compromis, waaronder de bereidheid van Frankrijk om af te zien van het aanwezig achten van een vaste inrichting in ruil voor een hogere winst van een Franse dochtervennootschap van Uber (Uber SAS), informeel en vertrouwelijk hebben gedeeld met Uber.

  • (c) De Belastingdienst zou de voorlopige (dus niet-definitieve) uitkomsten van de multilaterale belastingcontrole informeel en vertrouwelijk hebben gedeeld met Uber.

De in de vraag benoemde onderwerpen komen in het vertrouwelijke deel van de briefing aan de orde. Voor de briefing zal ik uw Kamer hier nader over het onderzoek informeren. Mijn ambtenaren zullen tijdens de briefing uw vragen hierover zo goed mogelijk proberen te beantwoorden.

In het verlengde van punt (b) vraagt het lid Omtzigt of het kabinet kan bevestigen dat ook wordt getoetst of de aanpassing van de dienstverleningsovereenkomst tussen het Nederlandse hoofdkantoor en de Franse dochtermaatschappij (Uber SAS), door Uber is onderbouwd door een verrekenprijsanalyse en documentatieverplichting. Of was het handjeklap tussen Nederland en Frankrijk? Zijn er daadwerkelijk functies overgeheveld van het Nederlandse hoofdkantoor naar de Franse dochtervennootschap?

De interne onderzoeksgroep onderzoekt het verloop van de gehele Multilaterale Controle (MLC). In een MLC-onderzoek heeft ieder land in beginsel een eigen analyse van het onderzoeksvraagstuk gemaakt die vervolgens tussen de deelnemende landen zijn gedeeld en besproken.

Voorts vraagt het lid Omtzigt of het kabinet kan bevestigen dat op het gebied van de internationale gegevensuitwisseling in elk geval wordt getoetst of de volgende drie gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en zo ja, of deze gebeurtenissen in strijd zijn met de (fiscale en/of interstatelijke) geheimhoudingsplicht of enig ander voorschrift/beginsel:

  • (a) De Belastingdienst zou Uber hebben geïnformeerd over binnengekomen uitwisselingsverzoeken van andere landen (ruim) vóór de aankondiging van een onderzoek op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.

  • (b) De Belastingdienst zou Uber hebben toegezegd voorlopig geen opvolging aan uitwisselingsverzoeken te geven teneinde Uber in staat te stellen om eventueel nadelige economische gevolgen van de uitwisseling te voorkomen bij het op te zetten bedrijfsmodel UberPop.

  • (c) De Belastingdienst zou Uber hebben geïnformeerd over de fiscale controle- en handhavingsstrategie van de landen die het uitwisselingsverzoek hebben gedaan, zoals het voorlopig nog niet opleggen van boetes aan taxichauffeurs voor het niet-nakomen van hun fiscale verplichtingen.

Indien dit niet getoetst is, vraagt dit lid het kabinet deze vragen zelf uitvoerig en op korte termijn te beantwoorden.

De in de vraag benoemde onderwerpen komen in het vertrouwelijke deel van de briefing aan de orde. Voor de briefing zal ik uw Kamer nader over het onderzoek informeren. Mijn ambtenaren zullen tijdens de briefing uw vragen hierover zo goed mogelijk proberen te beantwoorden.

Het lid Omtzigt heeft ten aanzien van onafhankelijke experts kennisgenomen van de samenstelling van de ambtelijke onderzoeksgroep, te weten een registeraccountant, een deskundige op het gebied van inlichtingenuitwisseling, een deskundige op het gebied van de internationale rulingpraktijk en een deskundige op het gebied van formeel recht. Omdat de onderzoeksvragen betrekking hebben op formeel-juridische kwesties, te weten het gedrag van de Belastingdienst bij (1) de multilaterale belastingcontrole van Uber en (2) internationale gegevensuitwisseling met Uber als informatiehouder, acht het lid Omtzigt de aanwezigheid van deskundigen op het gebied van internationale gegevensuitwisseling en op het gebied van formeel recht van essentieel belang.

De interne onderzoeksgroep heeft de gevraagde deskundigheid en disciplines ter beschikking.

Het lid Omtzigt vraagt aan het kabinet of de aanwezigheid van deskundigheid op formeel-juridisch terrein ook een rol heeft gespeeld bij de selectie van de twee onafhankelijke experts. Beschikken de gekozen experts over deskundigheid op formeel-juridisch terrein, zoals de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, internationale gegevensuitwisseling volgens artikel 6 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en multilaterale belastingcontroles in EU-verband?

Het onderzoek met betrekking tot dit dossier is complex en veelzijdig. Ik ben daarom de twee onafhankelijke externen erkentelijk dat zij bereid zijn de externe toetsing van het interne onderzoek te doen. Ik heb er vertrouwen in dat zij dit zorgvuldig en deskundig doen. Ik hecht eraan dat zij deze validatie onafhankelijk kunnen uitvoeren. Daarom is in de opdrachtverlening aan de externe experts aangegeven dat zij zelf hun werkwijze bepalen en ondersteuning kunnen vragen. Dit betekent, dat indien zij dit nodig achten, zij op specifieke onderdelen bijvoorbeeld over de door het lid Omtzigt aangegeven onderwerpen nadere informatie, analyses of opinies van anderen kunnen vragen, mits de vertrouwelijkheid van het dossier is geborgd.

Het lid Omtzigt heeft in de opdrachtomschrijving gelezen dat aan de twee onafhankelijke experts door de Belastingdienst «ondersteuning» wordt aangeboden bij de uitvoering van hun toetsingsopdracht. Kan het kabinet aangeven welke vorm van ondersteuning concreet is aangeboden? Is dat ambtelijke ondersteuning? En kunnen de twee onafhankelijke experts op hun beurt weer onafhankelijke experts raadplegen en zo ja, wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Is het kabinet het met dit lid eens dat het geen pas zou geven als de Landsadvocaat de twee onafhankelijke experts bijstaat?

In het verlengde van het eerdere antwoord zijn er geen beperkingen aan de externen in dit verband opgelegd, vanwege de onafhankelijkheid van hun validatie. Het begrip ondersteuning moet ruim worden geïnterpreteerd. De externen bepalen zelf of en wie zij willen raadplegen en waarover, mits de vertrouwelijk is geborgd. Omwille van die onafhankelijkheid wil ik daar niet in treden. Uiteindelijk zijn de twee onafhankelijke externe experts verantwoordelijk voor hun validatie. Voor zover mij bekend is er door de externen tot nu toe geen ambtelijke ondersteuning gevraagd. De externe experts zullen in hun validatie aan geven of zij anderen hebben geraadpleegd.

Het lid Omtzigt wijst ten aanzien van de onderzoeksmethode erop dat bijna alle gebeurtenissen in de Uber-casus die feitelijk worden onderzocht en vervolgens juridisch worden getoetst, bestaan uit informeel en vertrouwelijk door de Belastingdienst aan Uber meegedeelde zaken. Het lid Omtzigt vreest dat géén audit trail bestaat van het lekken door de Belastingdienst van vertrouwelijke gegevens aan Uber, bijvoorbeeld omdat het lekken mondeling heeft plaatsgevonden. Het lid Omtzigt vraagt hoe het kabinet dit duidt. In de opdrachtomschrijving heeft het lid Omtzigt gelezen dat de ambtelijke onderzoeksgroep de toentertijd betrokken medewerkers bij de Uber-casus kan bevragen naar hun zienswijze. Is de bevoegdheid van de ambtelijke onderzoekers met betrekking tot het interviewen van betrokken medewerkers voldoende om een mogelijk gat in de audit trail te dichten? Dit lid vraagt aan het kabinet te bevestigen dat de bevraging wel degelijk het karakter kan hebben van waarheidsvinding. Staat de consequentie van strafontslag, als gevolg van het lekken aan Uber, niet in de weg aan de waarheidsvinding?

Er is geen verplichting om van elk mondeling contact een schriftelijke vastlegging te maken. Vaak kan, zeker vanwege een groot tijdsverloop, naar hun aard niet in alle gevallen achteraf vastgesteld worden dat dergelijke uitwisselingen hebben plaats gevonden en wat er precies besproken is. Tijdens het interne onderzoek hebben interviews plaatsgevonden met de (destijds) betrokken medewerkers en maken als bijlage onderdeel uit van de interne rapportage. De bewijskracht van de huidige herinneringen van deze medewerkers is door het lange tijdsverloop beperkt. Er is daarom door de interne onderzoeksgroep uiteindelijk voor gekozen om de conclusies van het interne onderzoek te baseren op de schriftelijke informatie. Aanvullend geef ik mee dat dit onderzoek is ingesteld om de feiten en omstandigheden naar aanleiding van de mediaberichtgeving over het handelen van de Belastingdienst in dit dossier te achterhalen. Tijdens het vertrouwelijke deel van de briefing komt dit aan de orde.

Het is voor het lid Omtzigt nog niet geheel duidelijk of de onafhankelijke experts de mogelijkheid hebben om de toentertijd betrokken medewerkers bij de Uber-casus desgewenst te kunnen horen zoals de ambtelijke onderzoeksgroep zelf wel kan. Wil het kabinet bevestigen dat de twee onafhankelijke experts de bevoegdheid hebben de toentertijd betrokken medewerkers bij de Uber-casus te kunnen interviewen? Indien dit niet het geval is, vraagt dit lid of het kabinet bereid is om de experts alsnog deze bevoegdheid te geven en bij weigering dit met redenen te omkleden.

In mijn brief van 18 oktober heb ik aangegeven dat de onafhankelijke experts ten behoeve van hun toetsing van het interne onderzoeksrapport volledige toegang hebben tot alle informatie met betrekking tot de casus en tot betrokken medewerkers van de Belastingdienst, inclusief het Aanspreekpunt Potentiële Buitenlandse Investeerders (APBI) en de interne onderzoeksgroep de destijds betrokken medewerkers. De experts kunnen, indien zij dat wensen ten alle tijden de (destijds) betrokken medewerkers interviewen.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nrs. 3863, 3864, 3866 en 3867

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 1124

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 1124

X Noot
4

Kamerstuk 33 003, nr. 83

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 1136

Naar boven