A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2007
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 1 juni 2007. De wens over de voorgenomen rechtshandeling nadere inlichtingen
te ontvangen kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien
leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen
worden gegeven uiterlijk 1 juli 2007. Het oordeel dat de voorgenomen
rechtshandeling een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft kan door een
van beide Kamers worden uitgesproken uiterlijk op 1 juli 2007 dan wel
binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde
inlichtingen.
De financiële sector is een belangrijke sector binnen de Nederlandse
kenniseconomie. Zij creëert werkgelegenheid en is door uitstralingseffecten
naar de gehele economie van essentieel belang voor de economische groei.
De ontwikkelingen in de wereldwijde financiële sector gaan steeds
sneller. De markt voor financiële diensten kent door globalisering en
internationalisering steeds meer concurrentie; tussen ondernemingen en ook
tussen centra van financiële dienstverlening. In uw Kamer zijn deze ontwikkelingen
en dynamiek ook onderwerp van debat geweest.
Nederland bevindt zich in de subtop van financiële centra in Europa.
Nederland kent een internationaal georiënteerde financiële sector,
een goed ontwikkeld stelsel van regels en toezicht en beschikt over hoogwaardige
kennis en kunde.
Het kabinet heeft de ambitie om de goede uitgangspositie van Nederland
te behouden en te versterken. De ministers van Financiën, Justitie, Economische
Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, werken samen om de randvoorwaarden
te optimaliseren voor Nederland als centrum voor financiële dienstverlening.
Ook marktpartijen delen de ambitie van het kabinet. Zij zullen de kansen
moeten benutten die door de gecreëerde randvoorwaarden zullen ontstaan.
De ambities van markt en overheid ontmoeten elkaar hier. In de markt is eind
2006 een breed gedragen initiatief ontstaan om Nederland als financieel centrum
op de kaart te houden. In dit initiatief willen tal van marktpartijen de krachten
bundelen. Naar hun doelstelling vergelijkbare initiatieven bestaan bijvoorbeeld
al in Frankrijk (Europlace Paris), het Verenigd Koninkrijk (City of Londen),
Duitsland (Finanzplatz Deutschland) en Ierland (IFSC).
Een aantal partijen uit de financiële wereld heeft aan de hierboven
genoemde ministeries gevraagd om samen met hen mede-oprichter te zijn
van een stichting die zich tot doel stelt Nederland als financieel centrum
op de kaart te zetten. Gezien de aanwezigheid van gedeelde belangen in een
sterke, concurrerende financiële sector, heeft het kabinet besloten het
initiatief te steunen en medeoprichter te zijn van de stichting waarmee de
partijen hun samenwerking gestalte geven. De betrokkenheid van het kabinet
bij de oprichting van deze stichting is een signaal waarmee de gedeelde ambitie
wordt onderstreept.
Artikel 34, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001 schrijft voor dat
betrokkenheid van het Rijk bij het oprichten van een stichting bij u dient
te worden voorgehangen. De oprichters van de stichting hebben als uiterste
datum 15 juni aanstaande gesteld. Dit om met de oprichting niet te hoeven
wachten tot na de zomer en daarmee kostbare tijd en momentum te verliezen.
Met het oprichten van deze stichting ontstaat geen financiële relatie
tussen het Rijk en deze stichting. Artikel 34, tweede lid, van de Comptabiliteitswet
2001 schrijft voor dat wanneer de Staat een privaatrechtelijke rechtspersoon
opricht, mede-opricht of doet oprichten, er overleg met de Algemene Rekenkamer
gevoerd moet worden.
Met deze brief start ik de voorhangprocedure bij de Tweede Kamer conform
artikel 34 Comptabiliteitswet 2001. Parallel hieraan heb ik de Algemene Rekenkamer
verzocht om een spoedadvies uit te brengen over de oprichting van deze stichting
en de rol die de ministeries van Financiën, Economische Zaken, Justitie
en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierbij hebben.
De minister van Financiën,
W. J. Bos