nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID JASPER VAN DIJK
Ontvangen 11 oktober 2007
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 23 komt te luiden:
Artikel 23 Verklaring vooraf van dienstverrichter
1. Onze minister die het aangaat eist van een dienstverrichter voorafgaand
aan de eerste dienstverrichting in Nederland een schriftelijke verklaring
met daarin gegevens betreffende verzekering of gelijksoortige bescherming
tegen de financiële risico’s van beroepsaansprakelijkheid.
2. De verklaring kan met alle middelen worden aangeleverd en wordt
steeds na een jaar opnieuw afgegeven door de dienstverrichter indien hij voornemens
is om gedurende het opvolgende jaar in Nederland tijdelijk en incidenteel
diensten te verrichten.
3. Onze minister die het aangaat eist dat de verklaring die voorafgaat
aan de eerste dienstverrichting in Nederland vergezeld gaat van de volgende
documenten, afgegeven door de terzake bevoegde autoriteit van de desbetreffende
betrokken staat:
a. een bewijs van de nationaliteit van de dienstverrichter alsmede,
indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 2°, van toepassing
is, een door Nederland afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen
als bedoeld in artikel 8 van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de
Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig
ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 016), of een door een andere
betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EG-verblijfsvergunning en
een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet
2000, of, indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 3°,
van toepassing is, een verblijfskaart van een familielid van een burger van
de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt
dat de aanvrager het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen
als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van richtlijn nr.
2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het
grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden
(PbEU L 158 en L 229);
b. een attest dat de dienstverrichter rechtmatig in een andere betrokken
staat dan Nederland is gevestigd om er de betrokken werkzaamheden uit te oefenen,
en dat de dienstverrichter op het moment van afgifte van het attest geen permanent
of tijdelijk beroepsverbod is opgelegd;
c. bewijs van beroepskwalificaties;
d. voor gevallen als bedoeld in artikel 22, onder b, een bewijs van
de daar omschreven beroepservaring;
e. voor beroepen in de veiligheidssector, een bewijs dat de dienstverrichter
nooit strafrechtelijk is veroordeeld, indien Nederland dat ook van zijn eigen
onderdanen eist.
4. Indien zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de
door de documenten, bedoeld in het derde lid, gestaafde situatie, maakt de
dienstverrichter daarvan binnen een maand melding bij Onze minister die het
aangaat, onder overlegging van documenten als bedoeld in het derde lid waaruit
die nieuwe situatie blijkt.
Toelichting
Dit amendement strekt ertoe dat de minister voorafgaand aan een tijdelijke
of incidentele dienstverrichting van een EU-onderdaan uit een andere lidstaat
een schriftelijke verklaring eist, die fungeert als melding. De verklaring
dient te worden vergezeld van documenten, waaronder een bewijs van beroepskwalificaties.
Jasper van Dijk