31 059
Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroepskwalificaties (Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties)

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID JASPER VAN DIJK

Ontvangen 11 oktober 2007

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23 Verklaring vooraf van dienstverrichter

1. Onze minister die het aangaat eist van een dienstverrichter voorafgaand aan de eerste dienstverrichting in Nederland een schriftelijke verklaring met daarin gegevens betreffende verzekering of gelijksoortige bescherming tegen de financiële risico’s van beroepsaansprakelijkheid.

2. De verklaring kan met alle middelen worden aangeleverd en wordt steeds na een jaar opnieuw afgegeven door de dienstverrichter indien hij voornemens is om gedurende het opvolgende jaar in Nederland tijdelijk en incidenteel diensten te verrichten.

3. Onze minister die het aangaat eist dat de verklaring die voorafgaat aan de eerste dienstverrichting in Nederland vergezeld gaat van de volgende documenten, afgegeven door de terzake bevoegde autoriteit van de desbetreffende betrokken staat:

a. een bewijs van de nationaliteit van de dienstverrichter alsmede, indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 2°, van toepassing is, een door Nederland afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 016), of een door een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EG-verblijfsvergunning en een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, of, indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar, onder 3°, van toepassing is, een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de aanvrager het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229);

b. een attest dat de dienstverrichter rechtmatig in een andere betrokken staat dan Nederland is gevestigd om er de betrokken werkzaamheden uit te oefenen, en dat de dienstverrichter op het moment van afgifte van het attest geen permanent of tijdelijk beroepsverbod is opgelegd;

c. bewijs van beroepskwalificaties;

d. voor gevallen als bedoeld in artikel 22, onder b, een bewijs van de daar omschreven beroepservaring;

e. voor beroepen in de veiligheidssector, een bewijs dat de dienstverrichter nooit strafrechtelijk is veroordeeld, indien Nederland dat ook van zijn eigen onderdanen eist.

4. Indien zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de door de documenten, bedoeld in het derde lid, gestaafde situatie, maakt de dienstverrichter daarvan binnen een maand melding bij Onze minister die het aangaat, onder overlegging van documenten als bedoeld in het derde lid waaruit die nieuwe situatie blijkt.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe dat de minister voorafgaand aan een tijdelijke of incidentele dienstverrichting van een EU-onderdaan uit een andere lidstaat een schriftelijke verklaring eist, die fungeert als melding. De verklaring dient te worden vergezeld van documenten, waaronder een bewijs van beroepskwalificaties.

Jasper van Dijk

Naar boven