31 059
Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroepskwalificaties (Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 9 mei 2007 en het nader rapport d.d. 29 mei 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2007, no. 07.000702, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning van EG-beroeps-kwalificaties (Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (hierna: de richtlijn).

De richtlijn heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in de lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat migrerende beroepsbeoefenaars die hun beroepskwalificaties in een lidstaat, een EER-land of Zwitserland hebben behaald, toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat, een EER-land of Zwitserland. De richtlijn vervangt drie richtlijnen betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties alsmede een twaalftal sectorale richtlijnen, teneinde te voorzien in een eenvoudiger en duidelijker geheel van voorschriften van de betrokken beroepen.

In het wetsvoorstel wordt, naast het stellen van algemene erkenningsregels, tevens een aantal wetten gewijzigd van andere ministeries.

De Raad van State maakt opmerkingen met betrekking tot de nationale coördinatie bij de omzetting van de richtlijn en de begrippen «lidstaat» en «migrant». Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 februari 2007, nr. 07.000702, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 9 mei 2007, nr. W05.07.0051/I, bied ik U hierbij aan.

1. De nationale coördinatie bij de omzetting van de richtlijn

De richtlijn dient uiterlijk op 20 oktober 2007 omgezet te zijn in nationaal recht. Bij de implementatie zijn nagenoeg alle ministeries betrokken. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is in Nederland het ministerie dat de coördinatie verzorgt. In de memorie van toelichting bij de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is aangegeven dat, in relatie tot deze algemene wet, de Wet op de architectentitel en het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 zullen worden gewijzigd. Tevens zal een aantal algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen worden aangepast.

Twee wetsvoorstellen liggen hiertoe voor bij de Raad, het voorstel van Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties en het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de architectentitel.

De Gemeenschapswetgever beoogt met deze richtlijn, die tot het interne-marktbeleid behoort, tot eenvoudige en transparante wetgeving te komen ten behoeve van het vergemakkelijken van grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen. Dit streven dient, naar het oordeel van de Raad, in de wetsvoorstellen die op nationaal niveau tot verschillende wetsfamilies behoren, tot uitdrukking te worden gebracht door de richtlijn op consistente wijze te implementeren.

Uit de memories van toelichting van beide bij de Raad ingediende wetsvoorstellen blijkt dat de afstemming tussen de betrokken ministeries ertoe heeft geleid dat de richtlijn over het algemeen op consistente wijze is omgezet in Nederlands recht. Niettemin is het de Raad opgevallen dat er enkele verschillen zijn, in die zin dat dezelfde bepalingen van de richtlijn in de twee wetsvoorstellen niet in gelijke mate zijn opgenomen dan wel niet op dezelfde wijze worden omgezet. De Raad wijst in dit verband op de definities van «richtlijn», «migrant» en «opleidingstitel» en de regeling van de nascholing. De Raad adviseert ook op deze punten de richtlijn op consistente wijze te implementeren.

2. Definities

a. In artikel 1 van het wetsvoorstel wordt het begrip «lidstaat» gedefinieerd als lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. De Raad wijst erop dat deze ruime definitie van het begrip «lidstaat» tot onduidelijkheden kan leiden indien niet steeds op alle drie groepen landen tegelijk wordt gedoeld. Zo wordt bijvoorbeeld in artikel 1 van het wetsvoorstel in de definitie van «migrant» het begrip «lidstaat» gebruikt om zowel alle drie groepen landen (onder 1°) als uitsluitend de lidstaten van de Europese Unie (onder 2°) aan te duiden.

De Raad adviseert het begrip «lidstaat» uitsluitend voor de lidstaten van de Europese Unie te reserveren, en een begrip als «betrokken staat» te gebruiken als het tevens gaat om de landen van de Europese Economische Ruimte en Zwitserland.

b. In artikel 1 van het wetsvoorstel wordt een definitie gegeven van het begrip «migrant». Uit de memorie van toelichting blijkt dat ook Nederlanders onder de werking van deze definitie zullen kunnen vallen, bijvoorbeeld wanneer zij in een andere lidstaat een opleiding hebben gevolgd en vervolgens in Nederland aan de slag willen in hetzelfde beroep.

In dat verband adviseert de Raad het begrip «migrant» telkens te vervangen door het in de memorie van toelichting gebruikte begrip migrerende beroepsbeoefenaar.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met zijn opmerkingen rekening zal zijn gehouden.

De opmerkingen en kanttekeningen van de Raad zijn redactioneel van aard en zijn vrijwel onverkort in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting overgenomen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt ambtshalve enkele tekstuele aanpassingen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te brengen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W05.07.0051/I met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel 1 «de richtlijn» te vervangen door: richtlijn.

– In artikel 1, in de definitie van de richtlijn «naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld» schrappen.

– In artikel 25, tweede lid, «danwel» vervangen door: dan wel.

– In artikel 30, eerste lid, «persoonsgegevens» vervangen door: gegevens.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven