Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2013
Op 20 maart jl. vond het Algemeen Overleg over ANPR (automatische kentekenherkenning)
plaats (Kamerstuk 31 051, nr. 12). Tijdens dit overleg is door de leden De Rouwe (CDA) en Recourt (PvdA) de mogelijke
inzet van ANPR bij de aanpak van het rijden onder invloed aan de orde gesteld. Deze
leden vroegen of een proefproject (pilot) kan worden uitgevoerd om de mogelijkheden
van ANPR bij de aanpak van rijden onder invloed in beeld te krijgen. Naar aanleiding
van de vragen van deze leden heb ik aangegeven positief te staan ten opzichte van
een dergelijke gedachte en toegezegd de mogelijkheden tot inzet van ANPR bij rijden
onder invloed nader te zullen onderzoeken.
Op grond van artikel 3 Politiewet 2012 kunnen kentekengegevens worden vastgelegd met
het oog op directe opvolging. Dit betekent dat kentekens, die voor de opsporing van
strafbare feiten relevant zijn, op een zogenaamde referentielijst worden geplaatst.
Wanneer een kenteken van de referentielijst door een ANPR-camera wordt waargenomen
kan het voertuig worden stilgehouden. Het is mogelijk om kentekens, die op naam zijn
gesteld van personen die zijn veroordeeld vanwege rijden onder invloed, op een referentielijst
te plaatsen zodat het desbetreffende voertuig kan worden stilgehouden zodra het kenteken
door een ANPR-camera wordt waargenomen. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen
de controle op recidive en de controle op de naleving van een opgelegde straf of maatregel.
Bij de controle op recidive zouden kentekens van voertuigen van personen die zijn
veroordeeld voor het rijden onder invloed zonder dat een ontzegging van de rijbevoegdheid
motorrijtuigen te besturen (hierna te noemen: obm) is opgelegd of van kracht is, op
een referentielijst kunnen worden geplaatst. Echter, zoals ik tijdens het AO op 20 maart
jl. reeds heb aangegeven, zijn bij een dergelijke toepassing kanttekeningen te plaatsen.
Het Nederlandse strafrecht kent geen bijkomende straf of maatregel op grond waarvan
een veroordeelde die zijn straf heeft ondergaan, gedurende een bepaalde tijd kan worden
onderworpen aan gerichte controles met het oog op de vaststelling van recidive. Het
belang van de uitvoering van de politietaak, als bedoeld in artikel 3 van de Politiewet
2012, vormt (ook) geen aanleiding tot een dergelijke handelwijze. Dit vormt een aantasting
van de persoonlijke levenssfeer van burgers, ook in het licht van de kenbaarheid en
voorzienbaarheid van het overheidsoptreden voor de burger, zodat het gebruik van ANPR
voor dit doel niet passend is. Gelet op de juridische bezwaren die zijn verbonden
aan het gebruik van referentielijsten voor de controle op recidive van rijden onder
invloed met behulp van ANPR, acht ik een proefproject naar de mogelijkheden van ANPR
bij het bestrijden van rijden onder invloed op dit moment niet opportuun.
Wel is er de mogelijkheid ANPR in te zetten bij de controle op de naleving van een
opgelegde straf of maatregel. Het kan voorkomen dat een persoon vanwege rijden onder
invloed is veroordeeld (art. 8 Wegenverkeerswet 1994) en dat daarbij een obm is opgelegd.
Deze bijkomende straf kan in beginsel voor de duur van ten hoogste vijf jaar worden
opgelegd (art. 179 lid 1 Wegenverkeerswet 1994). Een obm kan worden gehandhaafd met
behulp van de inzet van ANPR, bijvoorbeeld door het kenteken van een voertuig van
een persoon, aan wie een obm is opgelegd, op een referentielijst te plaatsen. Op dit
moment wordt binnen de Nederlandse politie gewerkt met referentielijsten voor een
obm. Kentekens van personen aan wie een obm als bijkomende straf is opgelegd, worden
op een dergelijke lijst geplaatst, zodat de naleving van de obm met behulp van ANPR
wordt gecontroleerd.
Ook kentekens van voertuigen van personen van wie het rijbewijs is geschorst of ongeldig
verklaard, kunnen op een referentielijst worden geplaatst. Een vereiste bij deze toepassing
van ANPR is dat de betrokkene een kenteken op zijn naam heeft staan. Daarnaast is
het van belang dat de politie bij het gebruik van deze referentielijsten ook verdere
aanwijzingen heeft dat iemand ondanks een opgelegde obm of schorsing of ongeldigheid
van het rijbewijs blijft doorrijden. De inzet van ANPR verhoogt de pakkans in deze
gevallen en vindt plaats in het belang van de uitvoering van de politietaak als bedoeld
in artikel 3 van de Politiewet 2012.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten