Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 31050 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 31050 nr. 6 |
Ontvangen 18 juli 2007
Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het voorliggende wetsvoorstel waarin wordt geregeld dat er in plaats van een gedifferentieerde premie voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) een uniforme premie WAO geldt en dat het niet meer mogelijk is om eigenrisicodrager voor de WAO te worden. Het wetsvoorstel bevat ook bepalingen over de financiering van de IVA, de regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij de beantwoording van de vragen wordt zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. Deze nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van wijziging.
De leden van de CDA-fractie vragen of het niet mogelijk is, in lijn met de verhoging van de IVA-uitkering en consistentie en vertrouwen naar sociale partners, de maatregelen eveneens per 1 juli 2007 in te voeren in plaats van 1 januari 2008.
Het afschaffen van de gedifferentieerde premie voor de WAO en het invoeren van de uniforme premie die hiervoor in de plaats komt, wordt per 1 januari 2008 geregeld. Voor invoering per januari is gekozen omdat de premies werknemersverzekeringen elk jaar aan het begin van het kalenderjaar worden vastgesteld en gelden voor een geheel kalenderjaar. Voor werkgevers betekent de jaarcyclus dat zij één keer per jaar hun administratie hoeven in te richten voor een nieuw fiscaal/premiejaar. Indien per 1 juli van dit jaar de gedifferentieerde premie zou worden vervangen door een uniforme premie, en dus ook met terugwerkende kracht, zouden de administratieve lasten voor werkgevers stijgen. Dit geldt tevens voor de Belastingdienst waar de loonheffingen op een jaarcyclus zijn gebaseerd. Tussentijdse wijzigingen leiden tot een extra belasting van het systeem.
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer voorstellen voor de privatisering van de WGA verwacht kunnen worden en of bij de voorbereiding hiervan sociale partners betrokken zijn of zullen worden.
De gedachtenvorming over de private uitvoering van de WGA en het daarbij te volgen tijdpad vindt nog binnen het kabinet plaats. Ik kan u hierover zodoende nog niet nader informeren.
De toegang tot de WAO is per 29 december 2005 afgesloten. Er blijft nog wel een eigenrisicodragerschap voor de lopende WAO-uitkeringen voor werkgevers die reeds eigenrisicodrager voor de WAO waren. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe de premie voor de werkgevers wordt vastgesteld omdat er geen mutaties meer plaatsvinden in de toestroom naar de WAO. Ook vragen zij of de prikkel voor deze eigenrisicodragende werkgevers dan nog enige relevantie heeft.
Werkgevers die eigenrisicodrager zijn, kunnen zelf het risico voor de WAO-uitkeringen dragen of dit risico verzekerd hebben bij een private verzekeraar. Private verzekeraars werken met een rentedekkingssysteem en niet zoals het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) met een omslagstelsel. Rentedekking houdt in dat de toekomstige lasten van WAO-uitkeringen al zijn gereserveerd. Hoe de premie door verzekeraars precies wordt vastgesteld is onbekend. De verzekeraars hebben een prikkel om een WAO’er zo snel mogelijk te re-integreren omdat de reservering voor de uitkering dan niet uitbetaald hoeft te worden. Werkgevers die zich niet publiek of privaat verzekerd hebben, hebben zelf de prikkel om zo snel mogelijk hun arbeidsongeschikte WAO’ers te re-integreren.
De leden van de CDA-fractie zouden ook graag willen horen hoe groot de groep is die nog eigenrisicodrager WAO zijn en die dat kunnen blijven. De leden van de PvdA-fractie stellen tevens de vragen of bedrijven die nu eigenrisicodrager zijn, ervoor mogen kiezen om over te stappen naar de publieke verzekering met uniforme premie en indien dat mogelijk is, wat deze dan moeten doen om te kunnen overstappen.
Per 1 januari 2007 waren er zo’n 70 000 werkgevers eigenrisicodrager voor de WAO. Deze werkgevers kunnen eigenrisicodrager blijven. Zij hebben geen belang bij overstap naar de publieke verzekering. Werkgevers die terugkeren naar de publieke verzekering, zijn immers nog verantwoordelijk voor het zogenoemde uitlooprisico. Deze werkgevers blijven verantwoordelijk voor de WAO-uitkeringslasten van hun werknemers op het moment dat het eigenrisicodragerschap eindigt. Als werkgevers het risico bij een private verzekeraar hebben ondergebracht, zullen zij de WAO-lasten dan ook afgefinancierd hebben bij deze verzekeraar. Aangezien er geen nieuwe WAO-instroom meer is, hebben eigenrisicodragende werkgevers geen reden meer om te kiezen voor een publieke WAO-verzekering. Zij zijn dan, naast de affinanciering van de WAO-lasten, bovendien de uniforme publieke WAO-premie verschuldigd. Het ligt dus niet voor de hand dat dit zal gebeuren. Mochten bedrijven wel willen overstappen naar het publieke systeem, dan kan de inspecteur het eigenrisicodragerschap op verzoek van de werkgever op 1 januari of 1 juli van een jaar beëindigen indien de aanvraag daartoe ten minste 13 weken voor die datum is ingediend.
Bij de invoering van de wet WIA is aan het UWV budget ter beschikking gesteld voor de implementatie van het hele WIA-complex. Daaronder valt ook hetgeen met dit wetsvoorstel wordt geregeld. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het budget van de WIA precies besteed is en of er nog budget overblijft.
Voor de implementatie van de Wet WIA is aan het UWV een meerjarig budget ter beschikking gesteld. Dit budget bedraagt € 127 miljoen. De realisatie in 2005–2006 bedraagt € 54 miljoen. Het resterende bedrag zal naar verwachting in 2007 en 2008 benut worden. Over de besteding van het budget rapporteert het UWV in de kwartaal- en jaarverslagen.
Het wetvoorstel beschrijft dat het verschil tussen de minimale gedifferentieerde premie en de uniforme premie voor een grote werkgever met een nul-risico maximaal 0,4%-punt kan zijn (uitgaande van een uniforme premie van 0,4%) en het verschil tussen de maximale gedifferentieerde premie en de uniforme premie voor een werkgever met een hoog risico 1,2%-punt. De leden van de CDA-fractie vragen wat hiervan de concrete effecten zijn, met andere woorden, wat deze percentages in euro’s voor de werkgevers betekenen. Ook de leden van de VVD-fractie vragen de regering om de effecten van de afschaffing van Pemba financieel te duiden en willen de financiële consequenties voor bedrijven met een laag WAO-risico, een gemiddeld risico en een hoog risico in beeld krijgen.
Een werkgever wordt momenteel als grote werkgever beschouwd bij een loonsom groter dan € 675 000. Voor een werkgever met een dergelijke loonsom en een nulrisico stijgt de premie bij een uniforme premie van 0,4% met € 2 700. Voor een werkgever met een dergelijke loonsom en een hoog risico die onder Pemba de maximumpremie zou betalen, daalt de premie bij een uniforme premie van 0,4% met € 8 100. Voor een werkgever met een gemiddeld risico verandert er niets.
De leden van de VVD-fractie vragen met een soortgelijk rekenvoorbeeld toe te lichten welke financiële consequenties gelden voor kleine werkgevers in sectoren.
Kleine werkgevers betalen sinds 2003 geen individuele premie meer, maar een sectorpremie. In 2007 betaalde sector 47 (Textielindustrie) de hoogste sectorpremie; 2,6 keer de rekenpremie. Voor bedrijven in deze sector zou onder Pemba bij gelijk blijvend risico en een rekenpremie van 0,4% een sectorpremie van ruim 1% gelden. Deze bedrijven betalen bij een uniforme premie van 0,4% dus ruim 0,6% van hun loonsom minder. Voor bedrijven in sector 38 (Banken) gold in 2007 een sectorpremie die slechts iets meer dan een kwart van de rekenpremie bedroeg. Voor bedrijven in deze sector zou onder Pemba bij gelijk blijvend risico en een rekenpremie van 0,4% een sectorpremie van ruim 0,1% gelden. Deze bedrijven betalen bij een uniforme premie van 0,4% dus bijna 0,3% van hun loonsom meer.
De leden van de fracties van CDA en VVD vragen om een onderbouwing van het percentage van 0,4%. De leden van de VVD-fractie vragen tevens of het percentage van 0,4% lastendekkend is vastgesteld.
Het UWV zal binnenkort (voor september) de minister adviseren over de premiehoogte waarbij uitgegaan wordt van een lastendekkende premie waarin overschotten in de Arbeidsongeschiktheidskas worden meegenomen. De lastendekkende premie zal naar verwachting ongeveer 0,4% bedragen. De uniforme premie, die aan werkgevers in rekening gebracht wordt, zal vanwege de afbouw van het overschot in de Arbeidsongeschiktheidskas lager uitvallen dan de genoemde 0,4%.
De leden van de fracties van CDA en VVD vragen of er in de premiestelling van uit wordt gegaan dat het vermogen uit de Arbeidsongeschiktheidskas volledig wordt meegenomen in de vaststelling van de uniforme premie over de komende jaren en de Arbeidsongeschiktheidskas na 2010 «leeg» zal zijn. De leden van de CDA-fractie vragen tevens om een overzicht van de Arbeidsongeschiktheidskas-premies (Aok-premies) voor de jaren 2008–2010. De leden van de SP-fractie vragen meer specifiek om twee scenario’s middels een berekening van de premie uit te werken: een waarin het vermogen in de Arbeidsongeschiktheidskas volledig wordt meegenomen in de vaststelling van de premie en een waarin het vermogen in de Arbeidsongeschiktheidskas in tact wordt gelaten en de renteopbrengst wordt meegenomen in de vaststelling van de premie.
De regering streeft ernaar om de premie zodanig vast te stellen dat het vermogen van de Arbeidsongeschiktheidskas in 2011 afgebouwd zal zijn (uiteraard wel rekening houdend met wettelijke vereisten met betrekking tot liquiditeitsreserves). Het UWV adviseert ook dienovereenkomstig. Het vermogensoverschot in de Arbeidsongeschiktheidskas wordt derhalve afgebouwd. Dit gebeurt overigens al: in 2007 is het vermogensoverschot in de Arbeidsongeschiktheidskas al afgenomen van circa € 700 miljoen naar circa € 400 miljoen. Als gevolg van de afbouw van het vermogensoverschot zal de premie in 2008 beneden het lastendekkende niveau van 0,4% worden vastgesteld. In 2009 zal de Aok-premie rond de 0,1% liggen en in 2010 zal de Aok-premie vrijwel nihil zijn. In 2011 is er geen Aok-premie meer.
De leden van de PvdA-fractie vragen om aan te geven voor hoeveel bedrijven de gedifferentieerde premie hoger is dan de uniforme premie en voor hoeveel bedrijven de gedifferentieerde premie lager is dan de uniforme premie. Deze leden vragen tevens hoeveel werknemers werken bij deze twee typen bedrijven.
Voor circa 60% van alle publiek verzekerde bedrijven is momenteel de gedifferentieerde premie lager dan de gemiddelde premie. Hier werkt circa 65% van de werknemers, die werkzaam zijn bij de publiek verzekerde bedrijven. Deze bedrijven zijn slechter af met een uniforme premie. Voor circa 40% van alle publiek verzekerde bedrijven is momenteel de gedifferentieerde premie hoger dan de gemiddelde premie. Hier werkt circa 35% van de werknemers, die werkzaam zijn bij de publieke bedrijven. Deze bedrijven zijn beter af met een uniforme premie.
In de praktijk zullen de meeste werkgevers overigens een lagere (uniforme) Aok-premie in 2008 gaan betalen dan hun huidige gedifferentieerde premie. De Aok-lasten dalen immers fors van 2007 op 2008.
De leden van de PvdA-fractie vragen nader te verklaren waarom het effect op de uitvoeringskosten van het UWV nihil is. Het lijkt voor de hand te liggen dat de berekening van een uniforme premie minder moeite kost dan de berekening van branche- en bedrijfsspecifieke premiehoogten. Ook vragen zij of binnen het UWV budget vrijvalt nu geen gespecificeerde premies meer berekend hoeven worden. Ook de leden van de VVD-fractie vragen naar de besparingen op uitvoeringskosten, als er met de invoering van Pemba uitvoeringskosten gepaard gingen.
Met de invoering van Pemba waren inderdaad uitvoeringskosten gemoeid en met de afschaffing ervan zullen ook besparingen optreden. Toch is het budget op de uitvoeringskosten die gepaard gaan met de invoering van dit voorstel nihil. Dat laat zich als volgt verklaren. Door het wetsvoorstel wordt het uitfaseren van de WAO-Pemba systemen (die gepland stond voor 2010 en 2011) vervroegd. Hierdoor worden in 2008 (en 2009) éénmalig kosten gemaakt. Het gaat hier om een bedrag van circa € 1 miljoen. Dit zijn dus geen extra, maar naar voren gehaalde kosten. De te verwachten besparingen op de uitvoeringskosten (vervallen van onderhouds- en exploitatiekosten in de premiedifferentiatiesystemen Pemba) bedragen in de periode 2008–2009 circa € 750 000 per jaar. Het netto-effect op de uitvoeringskosten komt daarmee onder de € 1 miljoen. Uitvoeringskosten in verband met nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving van onder de € 1 miljoen worden geacht te behoren tot de reguliere uitvoeringskosten, waarvoor het UWV dus dient te putten uit het reguliere budget. Zodoende zijn er met dit wetsvoorstel geen budgettaire effecten in verband met de uitvoeringskosten.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het UWV ooit serieus rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat het systeem van premiedifferentiatie in stand zou blijven.
In eerste instantie is het UWV er vanuit gegaan dat de premiedifferentiatie WAO in stand zou blijven. Met de aanname van het amendement Verburg medio 2005 (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 118, nr. 30) werd duidelijk dat met het voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in het Najaarsakkoord van november 2004 de premiedifferentiatie WAO zou worden afgeschaft. Gelet op de toelichting bij dit amendement zou de beslissing hierover medio 2007 (dit tijdstip is uiteindelijk 2006 geworden) plaatsvinden. Tot die tijd zou het dus onzeker zijn wat er stond te gebeuren met de premiedifferentiatie WAO.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de introductie van Pemba destijds samenging met een verandering van de administratieve lasten en hoe die eventuele verandering zich verhoudt tot de situatie van nu (geen verandering van administratieve lasten). De leden van de VVD-fractie vragen of aangegeven kan worden of en welke uitvoeringskosten en administratieve lasten gepaard gingen met de invoering van Pemba en vragen zich af, als dit het geval is, waarom er dan nu bij de afschaffing van Pemba geen besparing plaatsvindt op de uitvoeringskosten en administratieve lasten. De leden van de CDA-fractie vragen de minister er kritisch op toe te blijven zien dat bij de overgang van een gedifferentieerde premie naar een uniforme premie er verbeteringen zullen optreden in de administratieve lasten en nalevingkosten voor werkgevers.
De gevolgen voor de uitvoeringskosten van invoering van Pemba konden destijds door het toenmalige Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming (Tica) niet in beeld gebracht worden (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 698, nr. 9, blz. 121). Wel zijn in het commentaar een aantal elementen genoemd die daarop van invloed zijn. Dit betreft echter zowel elementen met uitvoeringskostenverhogende als met uitvoeringskostenverlagende gevolgen. Gevolgen voor administratieve lasten voor werkgevers werden in 1998, toen Pemba werd ingevoerd, nog niet in kaart gebracht.
De leden van de fracties van SP-fractie vragen of inzicht verschaft kan worden in het resultaat van de financiële prikkels voortkomend uit Pemba. Ook de leden van de VVD-fractie vragen naar de bijdrage van Pemba aan vermindering van de WAO-instroom.
Het Centraal Planbureau heeft deze effecten in 2004 onderzocht (CPB discussion paper no. 37, «Estimating the impact of experience rating on the inflow into disability insurance in the Netherlands») en concludeerde dat Pemba de WAO-instroom met 15% verminderd had.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan uiteenzetten onder welke hypothetische omstandigheden het zich voor kan doen dat er geen volledige uitbetaling plaats vindt van een arbeidsongeschiktheiduitkering in verband met aansluiting bij het besluit Zorgverzekeringen, voor schade ten gevolge van terrorisme. Tevens wordt de vraag gesteld of aangegeven kan worden of het gezien de dreigingsanalyse in de reden ligt aan te sluiten bij het besluit Zorgverzekeringen en of er dan geen reden is om het bedrag van 1 miljard op te hogen.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ook bij schade ten gevolge van terrorisme wel volledig uitbetaald, alleen komt ze eventueel niet volledig voor rekening van de verzekeraar gezien het maximum bedrag waar een verzekeraar voor kan verzekeren bij terrorisme.
Voorwaarde voor eigenrisicodragen in het kader van de WGA is dat door een verzekeraar of kredietinstelling een garantiestelling wordt overgelegd voor het geval de werkgever niet meer kan of wil voldoen aan zijn betalingsverplichtingen. De garantiestelling WGA geldt niet voor WGA-uitkeringen, die zijn ontstaan door opstand, binnenlandse onlusten en dergelijke (artikel 3:38, van de Wet op het financieel toezicht), of door een kernongeval (artikel 1, eerste lid van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen). In het wetsvoorstel wordt bepaald dat de garantieverklaring zich niet uitstrekt tot schade die wordt veroorzaakt door terroristische handelingen die een door de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT) vastgesteld maximumbedrag (in 2007 1 miljard euro) overstijgt. Wat onder schade ten gevolge van terrorisme wordt verstaan, is omschreven in het clausuleblad terrorismedekking bij de NHT. Dit komt overeen met hetgeen reeds is geregeld in het Besluit zorgverzekering. Er is thans geen aanleiding om het maximum bedrag te verhogen.
De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere verduidelijking waarom met het afschaffen van het eigenrisicodragen binnen de WAO ook afgestapt moet worden van het eigenrisicodragen binnen de IVA.
In de memorie van toelichting bij de Invoeringswet WIA is gesteld dat als er geen premiedifferentiatie WAO meer zou zijn, er ook geen premiedifferentiatie IVA komt. In het Najaarsakkoord van 5 november 2004 is dit beginsel bevestigd en afgesproken dat Pemba onder de daar genoemde voorwaarden vervalt en dat deze afspraken tevens tot gevolg hebben dat er geen gedifferentieerde premie voor de IVA wordt ingevoerd en dat daarmee de mogelijkheid om eigenrisicodrager voor de IVA te worden komt te vervallen. Nu de premiedifferentiatie en het eigenrisicodragen WAO definitief zijn komen te vervallen, betekent dit dat er ook geen eigenrisicodragen mogelijk wordt voor de IVA. Dit wordt met dit wetsvoorstel per 1 januari 2008 geregeld.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de meest recente stand kan geven ten aanzien van de instroom in de IVA voor de jaren 2005 en 2006.
De instroom in de IVA was mogelijk vanaf 29 december 2005. De instroom in 2006 bedroeg 3800 personen, ruim minder dan de maximaal 25 000 die in het Najaarsakkoord van 5 november 2004 als voorwaarde was overeengekomen om Pemba af te schaffen.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie om de meest recente stand van zaken met betrekking tot de loondoorbetaling in de eerste twee ziektejaren in de verschillende cao’s.
Begin juli is de Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2007 verzonden naar de Tweede Kamer. De gevraagde cijfers staan in het vierde hoofdstuk. Van de 116 onderzochte cao’s is loondoorbetaling bij ziekte in ruim vier op de tien gevallen (50 cao’s) onvoorwaardelijk beperkt tot 170%. In ruiméén op drie gevallen (41 andere cao’s) is loondoorbetaling afhankelijk gesteld van re-integratie-inspanningen. In de resterende 25 cao’s (22%) waarin onvoorwaardelijk sprake is van loondoorbetaling van meer dan 170%, is meestal (20 cao’s) een prikkel reeds in het eerste ziektejaar afgesproken in de vorm van loondoorbetaling van minder dan 100% na de eerste (meestal) zes maanden van ziekte. In vergelijking met eerdere cijfers (Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2006) is sprake van een stabiel beeld met een kleine verbetering: het percentage cao’s waarin onvoorwaardelijke loondoorbetaling boven de 170% is geregeld, is afgenomen van 25% naar 22%.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31050-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.