31 049
Wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met de uitvoering van het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27)

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2008

Hierbij bied ik U aan een ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit organisch-halogeengehalte van brandstoffen, het Besluit overige niet-meldingplichtige gevallen bodemsanering en het P.C.B.-P.C.T.- en chlooretheen-besluit milieubeheer in verband met een wijziging van de Wet verontreiniging zeewater (wijziging amvb’s vanwege wijziging Wet verontreiniging zeewater)1.

Op dit ontwerpbesluit is de procedure van artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer van toepassing. Aan deze procedure is een termijn van ten minste 4 weken verbonden.

Met het ontwerpbesluit wordt door middel van een wetstechnische aanpassing een drietal algemene maatregelen van bestuur in overeenstemming gebracht met de wet van 13 maart 2008 tot wijziging van de Wet verontreiniging zeewater en enige andere wetten in verband met uitvoering van het London Protocol van 7 november 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Trb. 1998, 134 en Trb. 2000, 27) (Stb. 109). Die wet kan pas in werking treden op het moment waarop het onderhavige ontwerpbesluit in werking treedt. De genoemde wet dient ter uitvoering van internationale regelgeving. Om het onderhavige besluit en daarmee de genoemde wet zo spoedig mogelijk in werking te kunnen laten treden, wordt van de drievierde-regel, die geldt bij de procedure op grond van artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer, afgeweken en de periode van 4 weken zal daardoor geheel samenvallen met het zomerreces van beide Kamers der Staten-Generaal.

Het ontwerpbesluit zal nog tijdens het zomerreces voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd.

Een eensluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven