31 048
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Les- en cursusgeldwet in verband met regeling in de Wet educatie en beroepsonderwijs van een minimumomvang van het in instellingstijd verzorgde onderwijsprogramma (850 urennorm)

nr. 4
NADER RAPPORT1

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 15 mei 2007, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 april 2003, nr. 03.001666, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 26 juni 2003, nr. W05.03.0140/III, bied ik U hierbij, helaas met een forse vertraging, aan. De belangrijkste reden van de vertraging is, dat de wetswijziging gedurende enige tijd door een positieve tendens in de naleving van de 850 urennorm minder noodzakelijk leek. Inmiddels heeft de inspectie een terugval geconstateerd in de mate waarin de norm door de instellingen wordt nageleefd, zodat een betere wettelijke verankering van de norm, zoals geregeld in het wetsvoorstel, gewenst is. Verder is het in verband met verscherpt toezicht op de naleving van de norm gewenst, om de wettelijke bepalingen over het verlies van het recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming in de schoolkosten bij niet-naleving van de norm te schrappen. Ook dit wordt in het wetsvoorstel geregeld.

Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

1. De redactionele kanttekening van de Raad is verwerkt.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt enige wijzigingen aan te brengen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.

2. In het opschrift en de considerans is tot uitdrukking gebracht dat de urennorm in de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt opgenomen. Dit houdt verband met het toegenomen belang van de overheveling van deze norm uit de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten naar eerstgenoemde wet.

3. De toevoeging van begripsbepalingen voor voltijdse beroepsopleiding en deeltijdse beroepsopleiding aan artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is gewijzigd in een vervanging van deze begripsbepalingen. Dit is nodig, omdat de Wet educatie en beroepsonderwijs inmiddels begripsbepalingen voor deze beroepsopleidingen bevat.

4. De wijziging van artikel 7.2.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is geschrapt, omdat een ingrijpende wijziging van de in dat artikel geregelde landelijke kwalificatiestructuur wordt voorbereid en wijziging op onderdelen voor een korte tussenperiode niet zinvol is. De inhoud van het wetsvoorstel wordt door het schrappen van deze wijziging niet wezenlijk aangetast.

5. In de wijziging van artikel 7.2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is tot uitdrukking gebracht dat alleen opleidingen in de beroepsopleidende leerweg voltijds kunnen zijn. Voorts is nog eens duidelijk aangegeven dat het aantal uren dat het onderwijsprogramma ten minste omvat ook daadwerkelijk wordt verzorgd.

6. De wijziging van artikel 7.4.8, eerste lid, is op de volgende onderdelen aangepast. Ook voor deeltijdse opleidingen moet in de onderwijs- en examenregeling (OER) worden aangegeven uit welke activiteiten het instellingstijd verzorgde onderwijsprogramma is opgebouwd en hoeveel uren dit programma in elk studiejaar omvat. Verder hoeft in de OER niet meer te worden opgenomen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de norm van 1600 uren voor de studielast van voltijdse opleidingen.

7. De wijziging van de begripsomschrijving van «beroepsonderwijs» in de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Les- en cursusgeldwet is aangepast. Verder zijn in de twee eerstgenoemde wetten verwijzingen aangepast in verband met artikelleden die zijn vervallen of vernummerd.

8. Er is een artikel toegevoegd ter afstemming met het op 26 oktober 2006 bij de Tweede Kamer ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake deregulering en administratieve lastenverlichting (DAL; Kamerstukken II 2006/07, 30 853).

9. Het tijdstip van inwerkingtreding is bepaald op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst. Dit is mogelijk omdat de Tijdelijke referendumwet met ingang van 1 januari 2005 is vervallen. Verder is bepaald dat een deel van de wijzigingen zonodig terugwerkt tot en met 1 augustus 2007, om te voorkomen dat deelnemers nadeel ondervinden als een instelling in het jaar 2006–2007 de urennorm niet naleeft. De desbetreffende wijzigingen hebben uitsluitend een begunstigende werking.

10. Het algemene deel van de memorie van toelichting is geactualiseerd.

11. Het artikelsgewijze deel van de memorie van toelichting is aangepast aan de onder 1 tot en met 9 genoemde wijzigingen.

Ik moge U, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven