31 040 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris

R NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 3 mei 2012

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het nader voorlopig verslag van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie.

De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de regering waarom het afschaffen van het nationaliteitsvereiste voor het ambt van notaris, in het wetsvoorstel niet is beperkt tot de landen van de Europese Unie. Deze leden zijn niet bevredigd door het antwoord in de memorie van antwoord op een vergelijkbare vraag die zij in het voorlopig verslag hadden gesteld. In het voorlopig verslag halen zij het voorbeeld van China aan. Personen met een Chinese nationaliteit zouden op grond van het wetsvoorstel wel in Nederland het ambt van notaris kunnen uitoefenen, wanneer zij althans aan de gestelde eisen voldoen, maar omgekeerd Nederlanders in China niet, aldus deze leden.

In de memorie van antwoord van 4 april 2008 heeft mijn ambtvoorgangster gesteld dat het nationaliteitsvereiste, en in het verlengde daarvan het Unieburgerschap, geen toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de overige benoemingseisen, het taalvereiste daarbij inbegrepen. Ik deel deze mening, en vind daarbij ook dat nationaliteit geen verband kan en mag houden met de benoembaarheid van een persoon als notaris. De uitleg van de leden van de fractie van de VVD over het aangehaalde voorbeeld van China doet aan dit uitgangspunt niets af. Bovendien betreft het hier een louter theoretisch voorbeeld. Ter toelichting daarop nog het volgende.

Kern van benoembaarheid is dat degene die het notarisambt wenst uit te oefenen, voldoet aan de daartoe gestelde kwaliteitseisen (inclusief integriteit). Uit deze eisen spreekt ook de noodzaak van een sterke binding met de Nederlandse rechtsorde en de Nederlandse samenleving. Het gaat om een samenstel van opleidings- en ervaringseisen, als ook een goede beheersing van de Nederlandse taal. Ook moet een verklaring omtrent het gedrag worden overgelegd, en geldt de aanstaande invoering van de toets van persoonlijke geschiktheid.

Een nationaliteitseis geeft geen uitdrukking aan kwaliteit in deze zin, en past daarom niet in dit stelsel, ook niet wanneer het gaat om een eis met een beperkte omvang (Unieburgerschap).

De leden van de VVD-fractie informeren voorts of de regering de mening deelt dat de Commissie de indruk wekt dat met twee maten wordt gemeten. Zij stellen dat de Europese Commissie enerzijds oordeelt dat voor het bekleden van het ambt van notaris geen nationaliteitsvereiste mag gelden, maar dat zij anderzijds kennelijk niet optreedt om «gesloten» beroepen in de verschillende lidstaten open te stellen.

Van het meten met twee maten is geen sprake. Het betwiste nationaliteitsvereiste betreft een vorm van directe discriminatie die moet worden onderscheiden van inhoudelijke eisen die de afzonderlijke lidstaten (ongeacht nationaliteit) stellen aan notarissen. Deze inhoudelijke eisen zijn niet op EU-niveau geharmoniseerd. Op zich zelf zou daarbij de situatie kunnen ontstaan die de leden van de fractie van de VVD schetsen, namelijk dat materieel de toegang tot het ambt in een lidstaat toch beperkt is in die zin dat niet iedereen die aan de voor het beroep gestelde eisen voldoet, dit beroep vrijelijk in volle omvang kan uitoefenen. Er zijn in het algemeen vele voorbeelden van gereglementeerde beroepen waarbij nationale toelatingseisen een al dan niet gerechtvaardigde belemmering kunnen vormen voor toetreding tot het desbetreffende ambt. Als nationale toelatingseisen indruisen tegen het vrij verkeer van vestiging of niet voldoen aan de algemene EU-regels over de erkenning van beroepskwalificaties (zie richtlijn nr. 2005/36/EG van 7 september 2005 (PbEG L 255), zou dit inderdaad aanleiding kunnen of moeten zijn voor de Europese Commissie om hiertegen op te treden. Er kan dan sprake zijn van een ongeoorloofde vorm van indirecte discriminatie of ontoelaatbare beperking van de interne markt. Mij noch de KNB zijn dergelijke situaties met betrekking tot het notarisambt in andere lidstaten echter bekend.

De leden van de fractie van het CDA vragen of de regering nader inzicht kan geven in het systeem en de organisatie van erkenning van andere beroepskwalificaties dan een Nederlandse universitaire graad. Ook vragen zij in dat verband naar eventuele compenserende opleidingsmaatregelen, zoals genoemd in mijn brief van 10 februari 2012 (Kamerstukken I 2011/12, 31 040, P). Hebben EU-onderdanen binnen Nederland van dit systeem gebruik gemaakt? Geldt dit systeem, zo vragen zij verder, ook voor degenen die een opleiding hebben genoten in een derde land? En blijft dit systeem bestaan na afschaffing van de nationaliteitseis?

Wie in Nederland als notaris wil worden benoemd, moet voldoen aan alle kwaliteitseisen die daartoe bij en krachtens de Wet op het notarisambt zijn gesteld. Hierboven is op deze eisen in algemene zin al ingegaan. Als iemand niet beschikt over een Nederlandse universitaire graad, is in artikel 6 van de Wet op het notarisambt tevens erkend een EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Getuigschriften uit derde landen vallen hier niet onder. Deze verklaring wordt overeenkomstig de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties kandidaat-notaris op aanvraag afgegeven, als verzekerd is dat de aanvrager voldoet aan de Nederlandse beroepsvereisten. Zo moet betrokkene zes jaar stage hebben gelopen bij een Nederlands notariskantoor als kandidaat-notaris, en hebben voldaan aan de opleidingsvereisten (beroepsopleiding notariaat en overige opleidingsverplichtingen) gedurende de stage.

Zoals in de brief van 10 februari 2012 is aangegeven, kunnen bij wezenlijke verschillen met de Nederlandse opleiding compenserende opleidingsmaatregelen worden opgelegd. Omdat de werkzaamheden van de Nederlandse notaris dusdanig verknoopt zijn met de Nederlandse rechtsorde, is specifieke kennis van het Nederlandse recht onontbeerlijk, alsmede kennis van de Nederlandse juridische infrastructuur. Als bijvoorbeeld een aanvrager niet beschikt over een Nederlandse universitaire graad in de rechtsgeleerdheid, zal hij zich deze kennis eerst eigen moeten maken, wil hij gekwalificeerd zijn om het notarisambt uit te kunnen oefenen.

Voorzover mij en de KNB bekend, heeft tot dusver één EU-onderdaan gebruik gemaakt van dit systeem van erkenning van beroepskwalificaties. Het betrof een Belgische kandidate die aanvankelijk notaris wenste te worden in Nederland en een daartoe strekkend verzoek had gedaan, maar om haar moverende redenen dit beroepsopleidingstraject uiteindelijk niet heeft voltooid. Een speciale commissie vanuit de KNB heeft bezien in hoeverre aanvullende beroepsvereisten ten aanzien van dit verzoek konden en moesten worden gesteld.

Het ligt niet in de bedoeling om bij het laten vervallen van de nationaliteitseis aan het niveau en de intensiteit van de beroepsopleiding notariaat op welke wijze dan ook afbreuk te doen.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven