31 040
Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris

nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 26 juni 2007

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de opmerkingen van de leden van de fracties van het CDA, de SP, de PVV, de VVD en de CU. Ik waardeer het dat de leden van de vaste commissie voor Justitie binnen korte termijn verslag hebben uitgebracht. Ook de steun voor het wetsvoorstel bij een groot deel van de fracties stemt mij tevreden. Wel hebben de leden van de verschillende fracties nog enkele vragen die ik hierna zal beantwoorden.

Openbaar gezag

Zoals de leden van de fractie van het CDA stellen, blijft de notaris ook na het vervallen van het nationaliteitsvereiste belast met de uitoefening van openbaar gezag. Voor het opnemen van het nationaliteitsvereiste in de Wet op het notarisambt (Wn) is in het verleden gekozen omdat de notaris openbaar gezag uitoefent. In de Nederlandse wetgeving is echter niet in absolute zin geregeld dat de uitoefening van openbaar gezag telkens gekoppeld is aan het bezit van de Nederlandse nationaliteit. Een voorbeeld op dit punt biedt de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen waarbij de bestuursorganen wel met openbaar gezag bekleed zijn, maar voor de bestuursleden niet is voorgeschreven dat zij over de Nederlandse nationaliteit dienen te beschikken. Mede onder invloed van de Europese ontwikkelingen is het goed zorgvuldig te bezien of toekenning van openbaar gezag in bepaalde gevallen ook mogelijk is aan personen die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken. Indien bezien wordt wat de aard is van het openbaar gezag dat de notaris uitoefent, kan geconstateerd worden dat dit zich kenmerkt als het bieden van zekerheid in het rechtsverkeer, onder meer door de sterke bewijskracht die aan notariële akten toekomt. De uitoefening van dit openbaar gezag wordt ingekaderd door de Wn, waarbij ook het toezicht en tuchtrecht onverkort van toepassing zullen zijn op de notaris die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikt. Gezien de aard van het openbaar gezag dat de notaris uitoefent en het feit dat de uitoefening van het ambt onderworpen is aan kaders gesteld in de Wn en verwante wet- en regelgeving, acht ik het verantwoord het nationaliteitsvereiste te laten vervallen. Hiermee ben ik ook ingegaan op het standpunt van de leden van de PVV-fractie, die een onlosmakelijk verband leggen tussen het uitoefenen van openbaar gezag en het Nederlanderschap.

De beleidsmatige gronden om tot deze wijziging te komen – dit mede in antwoord op de desbetreffende vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie – zijn de volgende.Van de kant van het notariaat heb ik vernomen dat er kandidaat-notarissen op notariskantoren werkzaam zijn voor wie het nationaliteitsvereiste een barrière opwerpt om tot notaris benoemd te kunnen worden. Deze kandidaat-notarissen verrichten dezelfde werkzaamheden als de kandidaat-notarissen die wel over de Nederlandse nationaliteit beschikken. Zij zijn daarbij onderworpen aan dezelfde wet- en regelgeving die op grond van de Wn voor het notariaat geldt. De KNB is al veel langere tijd van oordeel dat deze kandidaat-notarissen als notaris een nuttige rol binnen het notariaat kunnen spelen, soms zelfs een extra toegevoegde waarde kunnen hebben, en dat bij het vervallen van het nationaliteitsvereiste geen risico’s voor cliënten te verwachten zijn. Van belang acht ik bovendien dat ook de commissie-Hammerstein bij de evaluatie van de Wet op het notarisambt de aanbeveling heeft gedaan om het nationaliteitsvereiste te laten vervallen.

Hieronder is het overzicht opgenomen met daarin de lidstaten van de Europese Unie met een Latijns notariaat. Op verzoek van de leden van de CDA-fractie is per lidstaat vermeld of het nationaliteitsvereiste geldt.

Lidstaat Europese Unienationaliteitsvereiste
Belgiënationaliteitsvereiste
Bulgarijenationaliteitsvereiste
Duitslandnationaliteitsvereiste
Estlandnationaliteitsvereiste (intentie tot afschaffen)
Frankrijknationaliteitsvereiste
Griekenlandnationaliteitsvereiste
Hongarijenationaliteitsvereiste
Italiënationaliteistvereiste afgeschaft
Letlandnationaliteitsvereiste
Litouwennationaliteitsvereiste
Luxemburgnationaliteitsvereiste
Maltanationaliteitsvereiste
Oostenrijknationaliteitsvereiste
Polennationaliteitsvereiste
Portugalnationaliteitsvereiste afgeschaft
Roemeniënationaliteitsvereiste
Sloveniënationaliteitsvereiste
Slowakijenationaliteitsvereiste
Spanjenationaliteitsvereiste afgeschaft
Tsjechiënationaliteitsvereiste

Inbreukprocedure

In reactie op de vraag van de leden van de fracties van CDA, ChristenUnie en PVV kan ik opmerken dat Nederland in de inbreukprocedure steeds gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Hierbij wil ik benadrukken dat de reden van het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste als zodanig niet gelegen is in de inbreukprocedure. Het gesprek met de vertegenwoordiger van de Europese Commissie over een mogelijke opschorting van de inbreukprocedure heeft pas plaatsgevonden nadat op beleidsmatige gronden was gekozen voor het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste. Wel heeft de Europese Commissie als voorwaarde voor deze opschorting gesteld dat dit wetsvoorstel met een zo groot mogelijke voortvarendheid ter hand genomen wordt. Nu op deze wijze voor Nederland een voortzetting van de inbreukprocedure voorkomen kan worden, heeft het kabinet besloten dit wetsvoorstel met grote voortvarendheid te behandelen. Ik wil de leden van de ChristenUnie-fractie meegeven dat Nederland aan de Europese Commissie niet heeft medegedeeld de lezing van de Europese Commissie inzake de artikelen 43 en 45 van het EG-verdrag te onderschrijven. Hieruit volgt dat geen uitspraak gedaan kan worden of de nieuwe uitleg van de artikelen 43 en 45 van het EG-verdrag consequenties zal kunnen krijgen voor vormen van werkzaamheden ter uitvoering van openbaar gezag.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van de CDA fractie of de regering van oordeel is dat de Europese Commissie voldoende rekening houdt met de aard en het karakter van het Nederlands notariaat waarbij de notaris ook uitdrukkelijk publiekrechtelijke taken toebedeeld heeft gekregen, kan ik het volgende melden. In de stukkenwisseling met de Europese Commissie is steeds de juridische vraag aan de orde geweest of de notaris onder het bereik van de artikelen 43 en 45 van het EG-verdrag valt. Het betreft meer specifiek de vraag of de wettelijke werkzaamheden van de notaris een rechtstreekse en specifieke deelneming aan het openbaar gezag vormen, waarbij dit onder het bereik van de voornoemde artikelen valt. Naar het oordeel van de Europese Commissie is dit niet het geval. De Europese Commissie wijst hierbij op de uitleg van het Hof van Justitie van het criterium «rechtstreekse en specifieke deelneming aan openbaar gezag», namelijk dat hieraan niet voldaan is indien het gaat om een ondersteunende en voorbereidende taak waarbij anders dan bij de taak van het openbaar gezag geen eindbeslissing wordt genomen. Naar het oordeel van de Europese Commissie noteert de notaris de wil van partijen na deze te hebben geraadpleegd en geeft hij er rechtskracht aan, maar beslist hij zelf niet en kan hij de partijen geen beslissing opleggen; een bevoegdheid die de rechtstreekse en specifieke deelneming aan het openbaar gezag kenmerkt. Als gesteld heeft Nederland deze lezing steeds met juridische argumenten weerlegd, maar wordt dit juridisch dispuut thans door de Europese Commissie en door Nederland niet verder voorgezet.

Taalvereiste

Het verheugt mij dat de leden van de fracties van CDA en PVV uitdrukkelijk onderschrijven dat benoeming tot notaris kan worden geweigerd indien onvoldoende kennis van het Nederlands wordt geconstateerd. Anders dan de leden van het CDA lijken te veronderstellen, bevat het wetsvoorstel geen bepaling in de zin dat de notaris de talen moet beheersen die zijn cliënten spreken en schrijven. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld aan artikel 8, derde lid, een volzin toe te voegen waardoor een benoeming (voorts) geweigerd kan worden indien het niveau van beheersing van de Nederlandse taal van verzoeker onvoldoende is voor een goede uitoefening van het notarisambt. De bewuste zin staat wel in de memorie van toelichting. De bewuste zin heeft betrekking op de zorgvuldige voorlichting die de notaris aan cliënten dient te geven. Ik ben het met de leden van de CDA-fractie eens dat het te ver zou gaan om de notaris te verplichten alle talen die zijn cliënten spreken of schrijven te beheersen. Wel dient de notaris zich er in het kader van zijn zorgplicht van te vergewissen dat hij de intentie van zijn cliënten, ook als deze talen spreken die hij niet beheerst, en de inhoud van stukken die zij hem voorleggen, begrijpt. Dit kan echter ook via de bijstand van een tolk of een beëdigde vertaler geschieden. De notaris is hier ook thans reeds toe gehouden. Van een verzwaring van de eisen voor de huidige notaris is dan ook geen sprake.

De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd of de regering niet vreest dat de taaleis volgens het Europese recht onhoudbaar zal blijken te zijn. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat een taaleis redelijk en noodzakelijk moet zijn voor de betrekking in kwestie en niet gebruikt mag worden als excuus om werknemers uit andere lidstaten buiten te sluiten (zie Zaak 379/87, Groener, Jurispr. 1989, blz. 3967). Van buiten sluiten is in dit geval geen sprake. Het wetsvoorstel biedt immers de mogelijkheid voor personen die niet over de Nederlandse nationaliteit beschikken, om notaris te kunnen worden. Ik acht het stellen van de weigeringsgrond voor benoeming in verband met de beheersing van de Nederlandse taal noodzakelijk. De notaris is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem opgestelde akten en voor een goede voorlichting van zijn cliënten hieromtrent. Op enkele uitzonderingen na dienen alle notariële akten op grond van de wet in de Nederlandse taal opgesteld te worden.In de praktijk zal betrokkene tijdens zijn werkzaamheden op het notariskantoor als kandidaat-notaris en in het verplichte opleidingsproces reeds gestimuleerd worden de kennis van de Nederlandse taal te verwerven. Ik verwacht dan ook dat personen met een andere nationaliteit dan de Nederlandse op deze wijze in staat zullen zijn zich tijdig de Nederlandse taal eigen te maken en daarbij ook kennis kunnen opdoen omtrent specifieke notariële terminologie en rechtsgebieden. Tijdens het overleg met de vertegenwoordiger van de Europese Commissie is deze taaleis toegelicht, waarbij niet van bezwaren is gebleken.

Wat betreft het schrappen van het woord «uitsluitend» in artikel 8, derde lid, vermoed ik dat bij de leden van de fractie van de PVV sprake is van een misverstand. De reden voor het laten vervallen van het woord «uitsluitend» is de volgende. In artikel 8, derde lid, Wn is thans vermeld dat de gronden op basis waarvan een benoeming tot notaris geweigerd kan worden, uitsluitend zijn neergelegd in de artikelen 6 en 9 Wn. Met dit wetsvoorstel wordt in artikel 8, derde lid een extra weigeringsgrond – het beheersen van de Nederlandse taal – toegevoegd. Indien het woord «uitsluitend» nu zou blijven staan, zou betoogd kunnen worden dat deze extra weigeringsgrond niet toegepast zou mogen worden nu deze niet in de artikelen 6 en 9 Wn staat.

Wat betreft het standpunt van de leden van de fractie van de PVV om het niet beschikken over de Nederlandse nationaliteit als weigeringsgrond op te nemen, moge duidelijk zijn dat dit haaks staat op dit wetsvoorstel.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven