31 036 Evaluatie van de Wet toetsing levens beëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2012

Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, het rapport toekomen van de evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Euthanasiewet).1 Dit rapport bevat de resultaten van de tweede evaluatie van de Euthanasiewet. Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd in opdracht van VWS en ZonMw en is verricht in de periode juli 2011 tot en met december 2012 in een samenwerking van onderzoekers namens het Erasmus MC te Rotterdam, het AMC te Amsterdam, het VUmc te Amsterdam, het Universitair Medisch Centrum Utrecht, en het Universitair Medisch Centrum Groningen.

De Euthanasiewet, die in 2002 in werking is getreden, heeft tot doel de zorgvuldigheid van levensbeëindigend handelen door artsen te vergroten en biedt artsen een wettelijk kader om verantwoording af te leggen over dat handelen.

Ik ben verheugd dat uit deze evaluatie over het algemeen een positief beeld oprijst. Uit de evaluatie kan geconcludeerd worden dat de wet in zijn algemeenheid door artsen goed wordt nageleefd. De absolute aantallen van levensbeëindiging op verzoek zijn weliswaar gestegen, maar aangezien de kenmerken van de betrokken patiënten niet belangrijk zijn veranderd, zijn er volgens de onderzoekers toch geen aanwijzingen voor een «slippery slope». De toename lijkt volgens hen vooral samen te hangen met een toename van het aantal verzoeken en een lichte toename van de bereidheid van artsen daarop in te gaan. Belangrijk is voorts dat het aantal levensbeëindigingen zonder uitdrukkelijk verzoek van de patiënt weer verder is gedaald.

De aanbevelingen van de onderzoekers betreffen onder meer de uitvoeringspraktijk van de Regionale toetsingscommissies euthanasie, kennisvergroting bij (aankomende) artsen en nadere ondersteuning voor artsen op een aantal specifieke onderwerpen en het nauwgezet blijven volgen van de huidige praktijk en nieuwe initiatieven daarbinnen.

Evenals in 2007 kan worden geconcludeerd dat de Euthanasiewet voldoet aan de doelen van maatschappelijke controle van levensbeëindiging op verzoek, het vergroten van transparantie en het bieden van rechtszekerheid aan artsen.

Een nadere beschouwing van de conclusies en aanbevelingen volgend uit de evaluatie van de Euthanasiewet ontvangt u van mij in de eerste helft van 2013.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven