31 031 C
Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2006

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET PROVINCIEFONDS (C)

Aangeboden 16 mei 2007

Inhoudsopgave blz.

A.Algemeen4
   
1.Voorwoord4
2.Verzoek tot dechargeverlening5
3.Leeswijzer9
   
B.Beleidsverslag10
   
4.Beleidsprioriteiten10
5.Beleidsartikelen12
6.Bedrijfsvoeringsparagraaf16
   
C.Jaarrekening17
   
7.De verantwoordingsstaat17
8.De saldibalans18
   
D.Bijlagen20
   
9.Bijlage 1: Verdiepingsbijlage20
10.Bijlage 2: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer21
11.Bijlage 3: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis22

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Het jaarverslag van het provinciefonds over het jaar 2006 heeft als doel de koppeling tussen beleid en budget inzichtelijk te maken. Het jaarverslag in het algemeen en de derde woensdag van mei in het bijzonder geven een verdere invulling aan het belang van een transparante terugkoppeling van beleid naar de Staten-Generaal. Dit jaarverslag beoogt daarbij zo goed mogelijk invulling te geven aan het VBTB-gedachtegoed.

Wel moet worden benadrukt dat de begroting en het jaarverslag van het provinciefonds afwijken van de begroting en het jaarverslag van de departementen, doordat de ministers van BZK en van Financiën en de staatssecretaris van Financiën als beheerders van het provinciefonds een systeemverantwoordelijkheid hebben. Met de uitkering uit het provinciefonds wordt niet beoogd om specifieke beleidsdoelen te realiseren, maar om de provincies in staat te stellen hun taken goed te kunnen verrichten. De verantwoordelijkheid voor de resultaten van het gevoerde beleid met de middelen uit het fonds ligt bij de provincies. Prestatie-indicatoren hieromtrent kunnen derhalve in dit jaarverslag niet worden opgenomen. Wel wordt verantwoording afgelegd over de vraag of het fonds adequaat was van omvang en of de verdeling over de provincies goed was. Dat is immers de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerders.

Het jaarverslag bestaat naast het op dit voorwoord volgende verzoek tot dechargeverlening en een leeswijzer, uit een beleidsmatige paragraaf getiteld beleidsverslag en de zogenaamde jaarrekening. Het beleidsverslag komt terug op de in de ontwerpbegroting 2006 aangegeven beleidsprioriteiten. Als tegenpool van de in de ontwerpbegroting gebruikte w-vragen staan bij het jaarverslag de drie h-vragen centraal:

• Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

• Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

• Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De minister van Financiën,

J. W. Bos

2. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van Financiën en de minister van Financiën aan de Voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van Financiën en de minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2006 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het provinciefonds.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel beheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;van het provinciefonds. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006. Dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van het provinciefonds over het jaar 2006. De slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd; het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2006 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2006 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2006 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De minister van Financiën,

J. W. Bos

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de minister van Financiën.

3. LEESWIJZER

Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen, evenals het jaarverslag van het gemeentefonds, een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel.

Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2006 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2006, de 1e en 2e suppletore begrotingen 2006) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij vooral de ontwerpbegroting 2006 van het provinciefonds van belang zijn.

Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2006. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden er beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken.

Bovendien wordt in de paragraaf beleidsartikelen stilgestaan bij de prestatiegegevens die betrekking hebben op de beleidsdoelstellingen van het provinciefonds. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie.

De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2006 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel wordt de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd. Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (verdiepingsbijlage, aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en een lijst van de belangrijkste termen en hun betekenis).

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN 2006

Dit jaarverslag geeft aan in hoeverre het afgelopen jaar invulling is gegeven aan de in de begroting 2006 geformuleerde beleidsprioriteiten. Sommige van de benoemde beleidsprioriteiten vergen een meerjarige aanpak en verschijnen in de toekomst wederom op de agenda. Hier worden de vorderingen gedurende het afgelopen jaar op het gebied van deze prioriteiten beschreven. Dit hoofdstuk geeft voornamelijk een terugblik op het begrotingsjaar 2006. De voortgang van de beleidsprioriteiten, gezien naar de toekomst, komt jaarlijks in de ontwerpbegrotingen naar voren.

Onderdeel A. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2006. Vervolgens worden in onderdeel B. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. Als laatste volgt onderdeel C. met de beleidsmatige conclusies ten aanzien van de besproken beleidsprioriteiten.

A. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2006

Implementatie kabinetsstandpunt Brinkman

Over de implementatie van het kabinetsstandpunt is gerapporteerd in de tweede voortgangsrapportage Brinkman (kamerstukken II, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 B, nr. 23. Belangrijkste succes voor 2006 is de invoering van single information en single audit voor 29 specifieke uitkeringen. Drie specifieke uitkeringen voor Friesland zijn overgeheveld naar het provinciefonds. Van de bestaande specifieke uitkeringen is een groot aantal conform het kabinetsstandpunt beëindigd. Daar staat overigens wel een aantal nieuwe specifieke uitkeringen tegenover.

De implementatie van het kabinetsstandpunt Brinkman (zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 B, nr. 16) wordt in 2007 voortgezet. Er wordt daarbij uitgegaan van een zo groot mogelijke beleids- en bestedingsvrijheid voor provincies. De wijze van bekostiging dient te passen bij de bestuurlijke verhouding. Daarbij past een vermindering van het aantal specifieke uitkeringen door onder meer overheveling naar het provinciefonds.

Financieel Overzicht Provincies (F.O.P.)

Er is geen aanleiding geweest om de in de provinciefondsbegroting 2006 genoemde kerngegevens Financieel overzicht provincies op te stellen. In plaats daarvan wordt een oordeel over de provinciale financiën ontleend aan de BZK-publicatie Interprovinciale vergelijking 2006. De financiële positie wordt als gunstig beoordeeld, zij het met grote verschillen tussen de provincies. Dat is geen aanleiding voor uitlichting uit het provinciefonds 2006, eerder voor bestuurlijk overleg met de provincies over een maatschappelijk wenselijke en efficiënte aanwending van provinciale middelen. (kamerstukken II, 2006/2007, 30 800 C, nr.5)

B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2006

Er hebben zich in het begrotingsjaar 2006 geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten. Wel hebben, zoals gebruikelijk, in het kader van de normeringsystematiek diverse (omvangrijke) mutaties plaatsgevonden. Het gaat daarbij om de nacalculaties 2005 en 2006 en het accres 2006.

Nacalculatie behoedzaamheidreserve 2005

In 2006 is op grond van de uitkomst van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven in de Voorlopige Rekening 2005 de behoedzaamheidreserve 2005 ter grootte van € 18 152000 voor een beperkt deel tot uitbetaling gekomen, namelijk € 8 293 000.

Accres 2006

In de voorschotbedragen 2006 is rekening gehouden met een accres voor 2006 van € 44 690 000 (positief). Hierop is de behoedzaamheidreserve ter grootte van € 18 152000 in mindering gebracht. Op grond van de uitkomst van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven in de Voorlopige Rekening 2006 zal van de ingehouden behoedzaamheidreserve 2006 in 2007 € 2 890 000 tot uitbetaling komen.

C. Beleidsmatige conclusie ten aanzien van de beleidsprioriteiten

Met de conclusie dat de beleidsprioriteiten zijn gerealiseerd is het verder van belang te constateren dat de in 2006 gehouden periodieke evaluatie van de normeringsystematiek van het GF en PF heeft geleerd dat het systeem van normering op hoofdlijnen nog steeds goed werkt. Wel zijn op kleine onderdelen bijstellingen mogelijk. De bevindingen uit de evaluatie zijn door VNG, IPO en fondsbeheerders geaccordeerd in het Bestuurlijk overleg financiële verhouding van september 2006.

Ook ten aanzien van de uitkomsten van de normering waren de conclusies van het Bofv positief. Dat rechtvaardigt de conclusie dat de ontwikkeling van de omvang van het provinciefonds in het jaar 2006 voor de provincies afdoende is geweest.

5. BELEIDSARTIKELEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

De provinciefondsbegroting maakt onderdeel uit van de Rijksbegroting, maar heeft daarbinnen, evenals de gemeentefondsbegroting, een eigen karakter. Zo kent de provinciefondsbegroting in tegenstelling tot een departementale begroting slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Dit beleidsartikel kent als algemene doelstelling: te bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee onderdelen:

1. De omvang van de middelen moet adequaat zijn.

2. De verdeling van de middelen moet adequaat zijn.

Verantwoordelijkheid minister

De fondsbeheerders, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën, zijn systeemverantwoordelijk voor het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten die provincies met hun bijdrage uit dit fonds realiseren: provincies zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het provinciefonds.

Succesfactoren van beleid

Het feit dat de fondsbeheerders systeemverantwoordelijk zijn, neemt dit niet weg dat van tijd tot tijd vragen opkomen of de provincies als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten opstellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten blijft bij de provincies.

2. De budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1000)
provinciefondsRealisatieVastgestelde ow begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen1 082 2891 118 402997 331997 5561 083 5261 070 64312 883
        
Uitgaven:       
Programmauitgaven1 084 2441 145 231982 4551 004 0141 089 8291 052 49237 337
1. Algemene uitkering976 5141 037 501874 725920 470970 062968 9481 114
2. Integratie-uitkeringen107 730107 730107 73083 544119 76783 54436 223
        
Ontvangsten:1 084 2441 145 231982 4551 004 0141 089 8291 052 49237 337

Toelichting

Onderdeel verplichtingen

Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 12 883 000 bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij eerste (€ 18 696 000) en tweede suppletore (€ 6 747 000) en in de slotwet (– € 12 560 000) zijn aangebracht. Bij de eerste en tweede suppletore mutaties betreft het elf mutaties. Voor de eerste suppletore gaat het om de mutaties: bijstelling accres 2005/2006, natuurbeschermingswet en flora- en faunawet, apparaatskosten bodemsanering, kenniscentrum verkeer en vervoer, loon- en prijscompensatie regionale omroepen, overdracht specifieke uitkering Friese Taal en Cultuur, een technische mutatie en een mutatie integratie-uitkering t.b.v. afschaffing provinciale omroepbijdrage. Voor de tweede suppletore om de mutaties: integratie-uitkering Anti Discriminatie Voorzieningen, Incidentele kosten Valletta en de mutatie Overdracht specifieke uitkering Friese Taal en Cultuur. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2005/2006, 30 560 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2006/2007, 30 885 C, nr. 2).

Bij slotwet worden de verplichtingen met € 12 560 000 neerwaarts bijgesteld. Dit bedrag bestaat uit de verwerking nacalculatie accressen 2006 (– € 15 262000 ), een compensatie extra belastingheffing gebruik dienstauto’s CDK’s (€ 600 000), een wijziging betalings-verloop (€ 2 101 000) en een technische mutatie i.v.m. afrondingsverschillen (€ 1 000)

Onderdeel uitgaven

De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting verhoogd met € 1 114 000 en komen daarmee in totaal op € 970 062000. Het verschil van € 1 114 000 betreft hier het saldo in de mutaties in de verplichtingen (zie hierboven) en de verrekening nacalculatie behoedzaamheidreserve 2006. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2005/2006, 30 560 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2006/2007, 30 885 C, nr. 2).

De gerealiseerde uitgaven voor integratie-uitkeringen komen uit op € 119 767 000, dit is € 36 223 000 boven het bedrag dat in de ontwerpbegroting werd geraamd. Integratie-uitkeringen worden toegepast indien een toevoeging ineens aan de algemene uitkering aan het provinciefonds bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De post integratie-uitkeringen bestaat in 2006 uit een drietal uitkeringen, namelijk de integratie-uitkering rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen, de integratie-uitkering compensatie provinciale opslagen omroepbijdrage en de integratie-uitkering Anti Discriminatie Voorzieningen. Bij 1e suppletore begroting heeft er een mutatie plaatsgevonden van € 33 890 000 (positief) t.b.v. de afschaffing provinciale opslagen omroepbijdragen en bij 2e suppletore begroting een mutatie van € 2 200 000 (positief) t.b.v. de integratie-uitkering Anti Discriminatie Voorzieningen. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2005/2006, 30 560 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2006/2007, 30 885 C, nr. 2).

Onderdeel ontvangsten

Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2006 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, analoog aan de uitgaven, met€ 37 337 000 verhoogt tot € 1 089 829 000.

3. De operationele doelstellingen

De bijdrage van de fondsbeheerders om te komen tot het bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren wordt geoperationaliseerd door twee doelstellingen:

• De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken;

• Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Operationele doelstelling 1: De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

Prestatie-indicator

De vraag of de omvang van het provinciefonds als adequaat kan worden beschouwd, wordt beantwoord in het BOFV. Volgens een in 1995 gemaakte afspraak vindt dit overleg tweemaal per jaar plaats. Wanneer één van beide partijen (Rijk of VNG/IPO) de uitkomsten van de normeringsystematiek op enig moment onredelijk vindt, kan dit in het Bestuurlijk Overleg aan de orde worden gesteld.

Doelbereiking:

1. De werking van de normeringsystematiek

Voor de beoordeling van de werking van de normeringsystematiek kan gekeken worden naar twee indicatoren: de uitkomsten van het halfjaarlijks bestuurlijk overleg en de evaluatie van de normeringsystematiek. Die evaluatie vindt eens in de vier jaar plaats; de meest recente is in het najaar van 2006 afgerond en in het najaars Bofv tussen rijk en VNG besproken en geaccordeerd.

Het bestuurlijk overleg Financiële verhouding heeft in 2006, zoals gebruikelijk, twee maal plaats gevonden. Het bestuurlijk overleg heeft als functie om een oordeel te geven over de financiën van gemeenten en provincies naar aanleiding van de rekenkundige uitkomst van de normering.

In het voorjaarsoverleg (4 april 2006) is een financieel akkoord gesloten met de VNG en het IPO waarin op meerdere onderwerpen, zoals het BTW-compensatiefonds en de middelen voor OOV, overeenstemming is bereikt. Ook zijn afspraken gemaakt over de onderwerpen van de lijst van de VNG waarvan de VNG vond dat de gemeenten onvoldoende financieel waren gecompenseerd. .

De conclusie daarbij is dat de omvang van het gemeente- en provinciefonds in relatie tot de taken van gemeenten en provincies adequaat is te noemen. De huidige normeringsystematiek wordt dan ook nog steeds door alle partijen onderschreven.

Operationele doelstelling 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Doelbereiking:

1. Periodiek Onderhoudsrapport (POR)

Er bleek onvoldoende aanleiding om het periodiek onderhoudsrapport provinciefonds als instrument te hanteren bij het oordeel over de verdeling van het provinciefonds. De financiële positie van provincies is gunstig en de provincies hebben relatief veel vrijheid bij de aanwending van middelen. Dat maakt een scherp oordeel over de kwaliteit van de verdeling overbodig. In de prioriteitsstelling bij het Rijk is er daarom voor gekozen om het rapport niet uit te brengen.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

Met ingang van het verslagjaar 2006 kent het provinciefonds een bedrijfsvoeringparagraaf met twee verplichte elementen, te weten rechtmatigheid en de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie. Voor rechtmatigheid geldt dat wordt vermeld of en bij welk beleidsartikel de tolerantiegrens voor verplichtingen en ontvangsten is overschreden en wat daarvan de oorzaak was. Ten aanzien van de niet-financiële beleidsinformatie is aangegeven op welke manier aandacht is besteed aan de totstandkoming daarvan.

Rechtmatigheid

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden.

Totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen relevante tekortkomingen geconstateerd in de totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie op artikelniveau.

C. JAARREKENING

7. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET PROVINCIEFONDS 2006

Verantwoordingsstaat 2006 van het provinciefonds (X € 1000)
  (1)(2)(3)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
01provinciefonds1 070 6431 052 4921 052 4921 083 5261 089 8291 089 82912 88337 33737 337

Ons bekend,

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De minister van Financiën,

J. W. Bos

8. SALDIBALANS PROVINCIEFONDS PER 31 DECEMBER 2006

Saldibalans per 31 december 2006 van het provinciefonds (in euro’s)
DEBET CREDIT
OMSCHRIJVING31–12–200631–12–2005 OMSCHRIJVING 31–12–200631–12–2005
1)Uitgaven 2005 1 004 014 000 2)Ontvangsten 2005 1 004 014 000
 Uitgaven 20061 089 829 128   Ontvangsten 20061 089 829 128 
10)Voorschotten1 120 137 0006 157 581 054 10a)Tegenrekening voorschotten1 120 137 0006 157 581 054
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen3 490 0009 793 000 12)Openstaande verplichtingen3 490 0009 793 000
 Totaal2 213 456 1287 171 388 054  Totaal2 213 456 1287 171 388 054

Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2006 van het provinciefonds

Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting

Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2006 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd (2006).

Het totaal van de uitgaven in 2006 bedraagt € 1 089 829 128 en is als volgt opgebouwd:

Algemene uitkeringen 2006  960 268 561
Integratie uitkeringen 2006  119 767 565
Betaling uit hoofde van verplichting(en) 2005    9 793 002
 1 089 829 128

De ontvangsten zijn ingevolge artikel 4, tweede lid van de Financiële verhoudingswet gelijk aan de uitgaven over ieder uitkeringsjaar.

Ad 10. Voorschotten

Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld.

De opbouw voorschotten en uitgaven is als volgt (in euro’s):

 
Voorschotten 1 januari 2006  6 157 581 054 
Beschikkingen gemaakt in 2006:    
– algemene uitkering5 528 256 937   
– integratie-uitkeringen596 915 117+  
   6 125 172 054–/–
   32 409 000 
     
Uitgaven 2006:    
– betaling uit hoofde van verplichting 20059 793 002   
– algemene uitkering 2006960 268 561   
– integratie-uitkering 2006119 767 565+  
   1 089 829 128 
Voorschotten 31 december 2006  1 122 238 128 

Post 12. Openstaande verplichtingen

Onder deze post zijn de ultimo 2006 openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het provinciefonds, inclusief de netto-uitkeringen over voorgaande jaren, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie-uitkeringen opgenomen.

De opbouw openstaande verplichtingen is als volgt (in euro’s):

 
Betalingsverplichtingen 1 januari 2006  9 793 002 
Aangegane betalingsverplichtingen in 2006:    
– algemene uitkering960 868 561   
– uitkering behoedzaamheidsreserve 20062 890 000   
– integratie-uitkeringen119 767 565+  
   1 083 526 126 
   1 093 319 128 
Tot betaling gekomen in 20061 080 036 126   
Negatieve bijstellingen van aangegane betalingsverplichtingen uit eerdere begrotingsjaren9 793 002+  
   1 089 829 128 
Openstaande betalingsverplichtingen 31 december 2006  3 490 000 

D. BIJLAGEN

9. BIJLAGE 1: DE VERDIEPINGSBIJLAGE

Budgettaire geschiedenis over het jaar 2006(x € 1 000)
provinciefondsVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting1 070 6431 052 4921 052 492
(Kamerstukken II 2005/06, 30 300 C, nr.1)   
    
1. Vastgestelde begroting1 070 6431 052 4921 052 492
(Stb. 2006, 120)   
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)18 69628 48828 488
Ontwerp-suppl. begroting (Kamerstukken II 2005/06, 30 560, nr.1)   
    
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting18 69628 48828 488
(Stb. 2006, 498)   
    
Mutatie 2e suppletore begroting (Najaarsnota)6 7476 7476 747
Ontwerp-suppl. begroting (Kamerstukken II 2006/07, 30 885 C, nr. 1)   
    
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting6 7476 7476 747
(Stb. 2007, 66)   
    
Mutatie slotwet   
Ontwerp-slotwet– 12 5602 1022 102
    
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 12 5602 1022 102
    
Totaal geraamd tevens realisatie 2006 (1+2+3+4)1 083 5261 089 8291 089 829

Een uitgebreide toelichting op de bovengenoemde bedragen en mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting 2006 (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 C, nr. 2 en in de memories van toelichting van de suppletore begrotingen 2006 (Kamerstukken II 2005–2006, 30 560, nr. 2 en Kamerstukken II 2006–2007, 30 885 C, nr.2,) van het provinciefonds. Een uitgebreide toelichting op de mutaties bij slotwet is opgenomen in de memorie van toelichting bij genoemde wet.

10. BIJLAGE 2: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of het Jaarverslag 2005 van het Provinciefonds voldoet aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 stelt. Daarnaast heeft zij het financieel beheer beoordeeld. Hieronder staan de belangrijkste conclusies en resultaten van het onderzoek beschreven.

Financiële informatie

De uitgaven van het Provinciefonds in 2005 bedragen: € 1 004 miljoen. De verplichtingen bedragen € 997,6 miljoen en de ontvangsten € 1 004 miljoen. Het Jaarverslag 2005 van het Provinciefonds voldoet aan de gestelde eisen.

Bedrijfsvoering

ver de bedrijfsvoering geeft de Algemene Rekenkamer voor het Provinciefonds geen afzonderlijk oordeel.

Beleidsinformatie

De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Provinciefonds is op deugdelijke manier tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingeisen.

11. BIJLAGE 3: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS

AccresBedrag waarmee het beschikbare bedrag van het provinciefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringsystematiek (zie ook normeringsystematiek).
  
Algemene uitkering uit het gemeentefondsUitkering aan alle provincies die ten goede komt aan de algemene middelen.
  
BehoedzaamheidreserveGedeelte van de algemene uitkering dat niet aan de provincies (€ 18 152000) wordt uitgekeerd, maar als reservering apart wordt gehouden. Eventuele fluctuaties in de hoogte van de algemene uitkering uit hoofde van de normeringsystematiek worden na afloop van het begrotingsjaar verrekend met de behoedzaamheidreserve. Indien er achteraf voldoende ruimte is om de behoedzaamheidreserve uit te keren, dan gebeurd dit ook. Het kan echter ook voorkomen dat de behoedzaamheidreserve slechts ten dele of helemaal niet wordt uitgekeerd.
  
ClusterSamenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling.
  
Financiële-verhoudingswetWet waarin is vastgelegd dat er een provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het provinciefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Sinds 1 januari 1998 maakt de regeling voor het provinciefonds onderdeel uit van de Financiële-verhoudingswet.
  
Integratie-uitkering uit het gemeentefonds en provinciefondsUitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.
  
NormeringsystematiekBepaling van het accres van het provinciefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De netto gecorrigeerde rijksuitgaven zijn de bruto-rijksuitgaven minus de niet-belasting- ontvangsten van het Rijk gecorrigeerd voor onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, het gemeentefonds en het provinciefonds. Als de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeente- en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af». De methode is sinds 1995 van toepassing.
  
Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv)Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën.
  
UitkeringsbasisDe uitkeringsbasis wordt berekend door de vermenigvuldiging van het aantal eenheden van een set van verdeelmaatstaven met de bijbehorende gewichten (bedragen per eenheid).
  
UitkeringsfactorVia de normeringmethode wordt jaarlijks de omvang van het provinciefonds bepaald (voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma. Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd. Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging van 12 punten.
  
UitkeringsjaarHet kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.
  
VerdeelmaatstafMaatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de provinciale behoefte aan algemene middelen.
Naar boven