31 016 Herziening zorgstelsel

34 650 Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Van den Hul en Özütok tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen)

C1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 oktober 2019

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 heeft kennisgenomen van de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport van 6 september 2019 in reactie op de brief van de commissie van 17 juli 2019 over transgenderzorg.3

Naar aanleiding hiervan zijn op 2 oktober 2019 nadere vragen gesteld.

De Minister heeft op 22 oktober 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister voor Medische Zorg en Sport

Den Haag, 2 oktober 2019

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van 6 september 2019 in reactie op de brief van de commissie van 17 juli 2019 over transgenderzorg.4

De leden van de SP-fractie spreken hun dank uit voor de antwoorden. Zij hebben naar aanleiding daarvan nog enige nadere vragen. Zij zijn verheugd dat de regering met hen van mening is dat de wachttijden voor jongeren extra belastend zijn vanwege de intredende puberteit. Zij missen echter het begrip dat wanneer de hormoonremmers niet op tijd gegeven worden, de transitie minder goed verloopt en de kans op psychische problemen tijdens en na de transitie dusdanig toenemen dat men zelfs spijt kan krijgen van het ingaan van dit traject. Deze spijt kan voorkomen worden wanneer er tijdig medische hulp beschikbaar is. Het bevreemdt de leden van de SP-fractie dat de Minister toch wat luchthartig antwoordt dat de wachtlijsten gedaald zijn. Feitelijk is het juist, maar de wachttijden zijn nog steeds onaanvaardbaar lang. Als oplossing dragen deze leden aan ervoor te zorgen dat de huisarts zich bevoegd voelt om hormoonremmers uit te schrijven, die de puberteit kunnen remmen. Dat gebeurt nu zelden, omdat veel huisartsen van mening zijn dat zij hiertoe niet bevoegd zijn. Welke mogelijkheden ziet de regering om de afgifte van puberteitsremmers via de huisarts te bevorderen?

De regering geeft te kennen dat de kwaliteitsstandaard inmiddels is geautoriseerd door de veldpartijen, maar nog niet is vastgesteld. Wanneer gaat dit laatste gebeuren? Hoe gaat deze standaard gepromoot worden in het werkveld? En hoe wordt gestimuleerd dat ook huisartsen weten hoe te handelen bij genderdysforie?

De leden van de fractie van de SP vinden het antwoord rondom zelfmoordpreventie op zijn zachtst gezegd nogal gemakkelijk. Zij vroegen niet naar de preventie van zelfmoord, maar naar actie zodat de reden van zelfmoord weggenomen kan worden. Jongeren, die in hun puberteit, hun lichaam zien veranderen in iets wat ze absoluut niet willen, terwijl de oplossing zo dichtbij ligt, hebben gewoonweg puberteitsremmers nodig en geen zelfmoordpreventiegesprekken. Nogmaals verzoeken de leden van de SP-fractie de regering zich hiervoor in te zetten.

Zij zijn voorts verbaasd over het antwoord rondom de problemen bij de Mutsaertsstichting. Deze stichting levert psychische zorg rondom het transgendertraject, maar heeft geen medische bevoegdheid. Voor dat deel van de zorg huren zij onder meer de expertise in van een endocrinoloog, die werkzaam is in diverse Belgische ziekenhuizen. De leden van de SP-fractie is ter ore gekomen dat verscheidene zorgverzekeraars de kosten van deze endocrinoloog niet dekken omdat er met de desbetreffende ziekenhuizen nog geen zorgafspraken zijn geregeld. Dat schijnt bij aanvang van de behandeling niet duidelijk te zijn. Zij verzoeken de regering de kwartiermaker dit nader te laten onderzoeken en indien nodig de Mutsaertsstichting erop te wijzen dat zij duidelijkheid dient te geven over de vergoedingen vanuit de zorgverzekeraars, voordat men met het traject begint.

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag bij voorkeur voor 25 oktober 2019.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Adriaansens

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2019

Met belangstelling heeft het kabinet kennisgenomen van de nadere vragen van de SP-fractie inzake Transgenderzorg. Dit in aanvulling op de Commissiebrief van 6 september 2019 waarin al eerder vragen zijn beantwoord over o.a. de wachttijden en de zorg die geboden wordt aan transgenders.

Ten aanzien van de aanvullende vragen rondom de kwaliteitsstandaard en het verstrekken van hormoonremmers het volgende. Zoals u weet is het aan de zorgprofessionals (met inbreng patiëntvertegenwoordigers) om te bepalen hoe goede zorg eruitziet en welke afspraken daarbij gemaakt worden. Ik volg de beroepsgroep op dit punt. In de kwaliteitsstandaard somatische transgenderzorg hebben partijen aangegeven wat zij onder goede transgenderzorg verstaan. In deze kwaliteitsstandaard (waarbij verschillende beroepsgroepen, waaronder ook het Nederlands Huisartsen Genootschap, zijn betrokken) is opgenomen dat het instellen van de hormoonbehandeling door medisch specialisten moet plaatsvinden. In de nazorgfase is er wel een rol voor de huisarts mogelijk, mits deze nageschoold is en werkt volgens een (nog te ontwikkelen) richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Op het moment dat de kwaliteitsstandaard somatische transgenderzorg is vastgesteld ga ik ervan uit dat via de wetenschappelijke verenigingen maar ook via Transvisie hier breder aandacht aan zal worden besteed

Ten aanzien van de vragen van de leden van de SP-fractie over de Mutsaersstichting het volgende. De eerdere vraag van de SP-fractie had betrekking op de samenwerking tussen het Amsterdam UMC en de Mutsaersstichting; de fractie had vernomen dat deze samenwerking verbroken zou zijn en dat andere zorg aangeboden zou worden. De aanvullende vraag van de SP-fractie heeft betrekking op de vergoedingen door de zorgverzekeraars. In dit kader heb ik de kwartiermaker verzocht contact op te nemen met de Mutsaersstichting. Via de kwartiermaker heb ik vernomen dat de Mutsaersstichting samenwerkt met zowel het Amsterdam UMC als met een Nederlandse endocrinoloog die in twee Belgische ziekenhuizen werkzaam is. Deze samenwerking is er nog steeds. Er worden ook veel kinderen verwezen naar de endocrinoloog in België. Die verwijzing levert bij de meeste zorgverzekeraars inmiddels geen problemen meer op, maar in sommige gevallen zijn er nog wel vragen over machtigingen en/of betalingen door zorgverzekeraars. De kwartiermaker voert hier op dit moment overleg over met de betrokken partijen om hier snel duidelijkheid in te kunnen verschaffen en deze vragen op te lossen. Mijn insteek is dat het voorafgaande aan een behandeling voor de cliënt duidelijk moet zijn welke vergoedingen er worden verstrekt vanuit de zorgverzekeraar.

Ik hoop dat hiermee de aanvullende vragen van de SP-fractie van uw Kamer afdoende beantwoord zijn.

De Minister voor Medische Zorg en Sport, B.J. Bruins


X Noot
1

Letter C heeft alleen betrekking op 31 016.

X Noot
2

Samenstelling: Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), Teunissen (PvdD), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Wever (VVD), Adriaansens (VVD), (voorzitter), Beukering (FVD), Van der Burg (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van Huffelen (D66), Van Pareren (FVD), (ondervoorzitter), Van der Linden (FVD), Prins (CDA), Rookmaker (fractie-Otten), Vendrik (GL), Verkerk (CU), Van Wely (FVD) en Hermans (FVD).

X Noot
3

Verslag schriftelijk overleg, Kamerstukken I 2018/19, 31 016/34 650, B.

X Noot
4

Verslag schriftelijk overleg, Kamerstukken I 2018/19, 31 016/34 650, B.

Naar boven